Schriftelijk overleg over evaluatie FMO Infrastructuur Fonds MOL
Kamerbrief | 23 december 2009
Afbeelding 1
Graag bied ik u hierbij mijn reactie op het schriftelijk overleg van
de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken inzake de evaluatie FMO
Infrastructuur Fonds Minst Ontwikkelde Landen (uw kenmerk 32123V-21).
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld .. 2009
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken bestond bij een
tweetal fracties de behoefte de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking enkele vragen en opmerkingen voor te leggen
over zijn brief d.d. 6 november 2009 inzake de evaluatie FMO
Infrastructuur Fonds Minst Ontwikkelde Landen (32123 V, nr. 21).
De minister heeft op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van
.... 2009. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden
van de minister zijn hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Ormel
De adjunct-griffier van de commissie,
Van Toor
Inbreng van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen
van de IOB-evaluatie van het Infrastructuur Fonds Minst Ontwikkelde
Landen (MOL fonds) dat werd uitgevoerd door de Nederlandse
Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO). Genoemde
leden hechten grote waarde aan de benutting van de mogelijkheden van
investering in rendabele, privaat gefinancierde, projecten die
ontwikkeling en lokaal ondernemerschap stimuleren en daarnaast
rendabel zijn. Dit komt de effectiviteit van ontwikkelingsprojecten
ten goede. Daarnaast wordt op deze manier aangesloten bij de vraag uit
ontwikkelingslanden zelf en wordt lokaal ownership in deze landen
versterkt. De CDA-fractie heeft een aantal vragen bij de voorliggende
evaluatie.
Uit de evaluatie blijkt dat er in de eerste jaren van het MOL fonds
sprake was van bestedingsdruk. Kan de minister nader ingaan op de
problemen die er in deze periode zijn ontstaan? Zijn er andere fondsen
die in de aanloopperiode tegen deze problemen aanlopen? Zo ja, welke?
Op welke manier speelt deze constatering een rol bij de opzet van
nieuwe investeringsfondsen?
Financiële crises hebben in het verleden een nadelig effect gehad op
de investeringen in ontwikkelingslanden. Welke gevolgen ziet de
minister als gevolg van de huidige financiële crisis voor het aantal
projecten dat uit het MOL fonds wordt gefinancierd, mede in het licht
van het kleine aantal private investeerders op het gebied van
infrastructurele projecten? Voorziet de minister opnieuw problemen op
het gebied van bestedingsdruk? Graag een reactie.
De minister geeft aan dat het MOL fonds een goede aanvulling vormt op
het ORIO programma. Kan de minister, door middel van concrete
voorbeelden, aangeven hoe deze aansluiting heeft geleid tot verbeterd
beleid?
Nederland steunt publieke infrastructuurontwikkeling in
ontwikkelingslanden door bijdragen aan de Wereldbank en regionale
ontwikkelingsbanken. Kan de minister aangeven om welke bedragen het
hier gaat? Kan hij daarnaast aangeven hoe deze projecten zich
verhouden tot het eerder genoemde ORIO programma?
De minister geeft aan dat het katalyserend effect van het fonds zich
voldoende heeft bewezen. De leden van de CDA-fractie delen deze visie.
De minister geeft ook aan dat het fonds zich in de markt voor private
infrastructuurontwikkeling onderscheidend heeft weten op te stellen
ten opzichte van nationale en multilaterale ontwikkelingsbanken. Kan
de minister aangeven op welke manier het MOL fonds zich onderscheidt
van deze andere fondsen?
De minister heeft er voor gekozen het MOL fonds de komende jaren te
steunen met 20-22 miljoen euro. Kan de minister aangeven welke
verwachting hij heeft voor investeringen van het MOL fonds in
infrastructurele projecten en hoe de gekozen extra investering
aansluit bij de verwachte vraag naar infrastructurele projecten in
ontwikkelingslanden?
Kan de minister nader ingaan op de afspraken die met FMO zijn gemaakt
op het gebied van beheerskosten en op welke manier tegemoet wordt
gekomen aan de kritiek die in de evaluatie wordt gegeven?
Inbreng van de fractie van de PvdA
De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben met
belangstelling kennis genomen van de evaluatie en de beleidsreactie
daarop. Ook deze leden erkennen de cruciale rol van investeringen in
infrastructuur voor de ontwikkeling van het lokale
ondernemingsklimaat. Deze leden spreken ook hun waardering uit voor de
bijdrage die FMO levert aan armoedebestrijding, aan financiering in
gebieden die weinig private investeerders trekken en aan het meedenken
en meehelpen bij het verder ontwikkelen van betrouwbare bancaire
systemen in ontwikkelingslanden.
De leden van de fractie van de PvdA stemmen in met het besluit het MOL
fonds te handhaven, ook al is de directe aanleiding om het fonds op te
richten, niet meer van toepassing. Deze leden zien grote meerwaarde in
het fonds omdat het fonds het mogelijk maakt projecten met een hoger
risicoprofiel te ondersteunen, in landen die al moeilijk investeringen
aantrekken.
De leden van de fractie van de PvdA hebben nog wel enkele vragen.
Financiële crises in het verleden hebben in ontwikkelingslanden een
nadelig effect op investeringen in infrastructuur laten zien. Is die
trend nu weer zichtbaar? Is de minister op de hoogte of ook andere
regeringen en donoren gehoor geven aan de oproep van de Wereldbank om
investeringen in infrastructuur te handhaven? Wat zijn de gevolgen van
de economische en bancaire crisis voor het MOL fonds geweest? Zijn
projecten stilgevallen, omdat partners niet meer aan
betalingsverplichtingen kunnen voldoen, en zo ja, wat is de omvang
daarvan?
Een aantal jaren geleden stelde toenmalig FMO-directeur prof. L.
Mennes dat er relatief weinig rendabele projecten in Afrika waren waar
FMO in zou kunnen participeren, en dat om deze projecten gestreden
werd met de Europese Investeringsbank en de Caise Française de
Développement. Kan de minister toelichten of dit nog steeds het geval
is, en zo ja, hoe hier mee omgegaan wordt? Zo nee, waarom niet?
Wat is de focus van FMO en het MOL fonds op de voedselproductie? Welk
deel wordt via microkredieten gegeven? Op welke wijze worden kredieten
toegankelijk gemaakt voor vrouwen?
Reactie van de heer Koenders, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Ik dank de leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken voor
hun inbreng. Ook ik hecht grote waarde aan de rol van investeringen in
infrastructuur voor de ontwikkeling van het lokale
ondernemingsklimaat. Door te investeren in rendabele, privaat
gefinancierde infrastructuurprojecten wordt effectief bijgedragen aan
armoedebestrijding. Het fonds richt zich bovendien op projecten met
een hoog risicoprofiel in landen die moeilijk investeringen
aantrekken. Tezamen met het katalytisch effect, waardoor commerciële
investeerders bereid zijn om in dergelijke infrastructuur projecten te
stappen en er een hefboomeffect ontstaat, is dit voor mij de
specifieke meerwaarde van het MOL fonds.
De leden van de fractie van het CDA vragen naar de problemen die in de
eerste jaren van het MOL fonds zijn ontstaan met betrekking tot
bestedingsdruk, en of er andere fondsen zijn die in de aanloopperiode
tegen deze problemen aanliepen.
Het MOL fonds is ontstaan als reactie op de in internationaal verband
gemaakte afspraken om de hulp aan de minst ontwikkelde landen te
ontbinden. Daarbij is in de beginjaren van het fonds aan FMO het
signaal afgegeven dat ontbinding van de hulp geen negatief effect
mocht hebben op het volume van de hulp aan deze landen. Deze druk tot
besteding heeft kort geduurd. Er zijn bij FMO geen andere fondsen die
in de aanloopperiode tegen deze problemen aanliepen.
Het CDA refereert ook aan de kritiek in de evaluatie op de
beheerskosten. Ik ben het met de evaluatie eens dat een
beheerskostenvergoeding die mede gebaseerd is op het aangaan van
nieuwe investeringen én schenkingen een verkeerde prikkel kan
opleveren. De huidige beheerskostenvergoeding waarbij FMO een
procentuele vergoeding krijgt over de omvang van nieuwe investeringen
én over de portefeuille van een fonds, dient daarom gewijzigd te
worden. Overleg met FMO is gaande teneinde tot een kostenstructuur te
komen waarbij slechts de werkelijk gemaakte kosten worden vergoed. In
de nieuwe beschikking voor het Infrastructure Development Fund (IDF,
de opvolger van het MOL-fonds) zal deze aangepaste opzet voor de
vergoeding van de beheerskosten worden opgenomen.
De CDA- en PvdA-factie hebben beide vragen over de gevolgen van de
huidige financiële crisis op de investeringen in infrastructuur.
Inderdaad zijn de gevolgen van de financiële crisis ook zichtbaar in
een terugval van investeringen in infrastructuur in
ontwikkelingslanden. Hogere kosten voor financiering, terugvallende
overheidsinkomsten, afname in (nationale en subnationale)
overheidsuitgaven, uitstel van investeringen en afname van private
financieringsbronnen zijn hier mede de oorzaak van. Een terugval van
investeringen in infrastructuur als gevolg van een financiële crisis
was ook waarneembaar in Azië in en na 1997. De volle omvang van de
huidige crisis op de infrastructuurontwikkeling in ontwikkelingslanden
is overigens nog niet duidelijk. De oproep van de Wereldbank om
investeringen in infrastructuur te handhaven heeft zeker gehoor
gekregen. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de Infrastructure Crisis
Facility Debt Pool die in reactie op de liquiditeitscrisis oktober jl.
is gelanceerd. Deze faciliteit heeft inmiddels USD 4 miljard
gemobiliseerd. Duitsland, Frankrijk en de Europese Investeringsbank
(EIB) zijn de belangrijkste initiële financiers. Nederland heeft
ervoor gekozen om op het gebied van infrastructuur extra middelen voor
ORIO en PIDG (Private Infrastructure Development Group) beschikbaar te
stellen. Voor ORIO is het verplichtingenplafond in 2009 verhoogd van
EUR 140 miljoen naar EUR 180 miljoen, het verplichtingenplafond van
PIDG is verhoogd van 3 naar 6 miljoen per jaar met ingang van 2009.
Bovendien is Nederland al één van de grotere financiers van IFC op het
gebied van Technical Assistance (TA).
Met betrekking tot het MOL fonds voorzie ik dat de crisis enerzijds
het aantal projecten dat daadwerkelijk gerealiseerd zal worden
negatief zal beïnvloeden, omdat partijen die actief zijn in de
infrastructuur sector door beperkte financiële middelen minder
projecten kunnen uitvoeren. Anderzijds zal er, vanuit de projecten die
ontwikkeld worden, een toename in vraag zijn naar financiering vanuit
het MOL fonds, omdat alternatieve vormen van financieringen, vooral
vanuit commerciële banken ook minder beschikbaar zullen zijn.
Ten aanzien van de vraag naar de ontwikkeling van infrastructurele
projecten in ontwikkelingslanden wordt in een recent onderzoek van de
Wereldbank het tekort aan investeringen in infrastructurele projecten
in alleen Afrika geschat op USD 31 miljard per jaar. Gezien het belang
van infrastructuur voor economische groei en de in het algemeen
positieve evaluatie, heb ik in overleg met FMO besloten om de bijdrage
aan de opvolger van het MOL fonds, het Infrastructure Development Fund
(IDF), op te hogen met EUR 84 miljoen voor de komende jaren. Ik
verwacht dat deze ophoging, samen met het katalyserend effect van het
fonds, bijdraagt aan deze vraag naar infrastructurele investeringen.
Het CDA merkt terecht op dat Nederland de ontwikkeling van publieke
infrastructuur ook steunt door bijdragen aan de Wereldbank en
regionale ontwikkelingsbanken. Het is echter lastig om exact aan te
geven welke bedragen daarmee gemoeid zijn. Publieke infrastructuur
vormt bij zowel de Wereldbank, als de regionale ontwikkelingsbanken
een belangrijke prioriteit. Zo maken bij IDA (International
Development Association), het zachte leningenloket van de Wereldbank,
leningen voor infrastructurele projecten ca. 35% van de totale
portefeuille uit. Bij de Afrikaanse ontwikkelingsbank is het aandeel
van infrastructurele projecten, met nadruk op transport, water en
energie, zelfs 45%. En ook bij de Aziatische ontwikkelingsbank en de
Inter-Amerikaanse ontwikkelingsbank liggen de percentages hoog
(respectievelijk 26% en 45%). Nederland geeft geen directe,
geoormerkte steun voor grootschalige, publieke
infrastructuurontwikkeling aan de ontwikkelingsbanken. Wel wordt
technische assistentie (door de banken) aan overheden ten behoeve van
infrastructurele projecten soms door Nederland gefinancierd. Veelal
via ambassades, maar bijvoorbeeld ook als onderdeel van het
samenwerkingsprogramma met de International Finance Corporation (IFC),
de private sector-tak van de Wereldbankgroep. In laatstgenoemd geval
gaat het om USD 3,1 miljoen per jaar.
De fractie van het CDA vroeg tevens om aan te geven hoe de aansluiting
van het MOL fonds op het ORIO programma heeft geleid tot verbeterd
beleid. De complementariteit van deze twee programma's bestaat er
vooral uit dat het MOL fonds zich richt op private sector
infrastructuur en ORIO op publieke sector infrastructuur. Een
voorbeeld hoe de aansluiting van deze twee programma's heeft geleid
tot verbeterd beleid is verbeterde afstemming van de landenlijsten.
Voor het MOL fonds impliceerde dit een uitbreiding van de lijst met
een aantal niet-MOL's, met als consequentie dat het fonds verder gaat
onder de nieuwe naam Infrastructure Development Fund (IDF).
De PvdA maakt zich zorgen over een mogelijke concurrentiestrijd tussen
FMO, EIB en de Caise Française de Développement (tegenwoordig
AFD/Proparco geheten). Ik kan u geruststellen, het MOL fonds
concurreert niet met deze instellingen aangezien het MOL fonds
additioneel dient te zijn ten opzichte van deze instellingen. Het MOL
fonds onderscheidt zich ook in haar financieringsaanbod ten opzichte
van deze instellingen omdat het niet mag financieren als er voldoende
financiering van andere partijen beschikbaar is. Daarnaast is de
rentabiliteit van het project niet de drijvende factor voor het MOL
fonds, zolang het project op termijn financieel haalbaar is. Wel is
het aantal projecten dat geen financiering kan ontvangen van partijen
zoals de EIB en Proparco, maar wel voldoende haalbaar is voor een
financiering vanuit het MOL fonds, beperkt. FMO streeft er echter naar
om zoveel mogelijk een rol te spelen in het `haalbaar' maken van
projecten die in eerste instantie niet haalbaar lijken te zijn. FMO
doet dit door: 1) in een vroeg stadium betrokken te zijn bij
projecten, 2) het financieren van ontwikkelaars in de infrastructuur
sector en 3) het stimuleren van initiatieven door contacten te helpen
leggen tussen de diverse spelers in de sector.
Tenslotte vragen de leden van de PvdA-fractie wat de focus van FMO en
het MOL fonds is op de voedselproductie, welk deel hiervan via
microkredieten wordt gegeven en op welke wijze kredieten toegankelijk
gemaakt worden voor vrouwen. Het MOL-fonds kent geen directe focus op
voedselproductie. Wel financiert het MOL fonds projecten die indirect
gelieerd zijn aan voedselproductie, zoals een irrigatieproject in
Zambia. Daarnaast zal agrarische infrastructuur opgenomen worden als
mogelijke sector voor investeringen vanuit het Infrastructure
Development Fund (IDF), de voortzetting van het MOL fonds.
Microkredieten maken geen deel uit van de doelstelling van het MOL
fonds. Voor investeringen in financiële instellingen in
ontwikkelingslanden die microkrediet verschaffen, bestaat bij FMO het
Micro and Small Enterprise Fund (MASSIF) waar ik subsidie aan geef.
Financieringen van het MOL fonds worden niet specifiek toegankelijk
gemaakt voor mannen of vrouwen. De intentie is dat de totale bevolking
(dus ook vrouwen) profiteert van de projecten die door het MOL fonds
gefinancierd worden. Het is mijn voornemen om in de nieuwe
subsidiebeschikking voor het IDF de impact van infrastructuurprojecten
op gender-issues meer aandacht te geven.
Ministerie van Buitenlandse Zaken