De perspresentatie van het nieuwe weeralarm
Toespraak | 21-12-2009 | KNMI, De Bilt | Staatssecretaris Tineke
Huizinga
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Dames en heren,
Ik ben vanochtend naar het KNMI gereden door een prachtig
sneeuwlandschap. We genieten allemaal van de witte wereld van dit
moment. Maar dit soort weer heeft ook een andere kant. En daar moeten
we ons goed tegen kunnen beschermen.
Daarom heb ik afgelopen voorjaar gezegd dat ik het proces rondom het
weeralarm kritisch tegen het licht wilde houden. Ik heb daar de
meteorologische experts en de stakeholders bij betrokken. Dat heeft
geleid tot een bijstelling van de criteria en een aantal verbeteringen
voor het weeralarm.
Het doel: de samenleving te informeren en voor te bereiden op extreme
weeromstandigheden die het dagelijks leven kunnen ontwrichten en
tegelijkertijd de kans op `vals alarm' zo klein mogelijk te maken.
De afgelopen tien jaar overziend zijn de betrokken deskundigen het
erover eens dat de geldende criteria bijstelling behoeven, om het
draagvlak te behouden voor het weeralarm. Het alarm dat cruciaal is
bij extreme weersomstandigheden. Daarom gaat het KNMI in het vervolg
op een aantal punten anders te werk.
Het gaat in hoofdlijnen om vier grote veranderingen: regionalisering,
verkleining kans op `vals alarm', een analyse van de impact door een
weeralarmteam en consultatie. Naar boven
Ik licht deze veranderingen één voor één kort toe:
· Regionalisering. De afgelopen jaren werd het weeralarm voor het hele
land afgegeven. Maar noodweer geldt niet altijd voor het hele land.
Slecht weer kan immers plaatselijk zijn. Sneeuw, ijzel, hagel, onweer
of storm kunnen enorm krachtig zijn in de ene regio, terwijl het in
een andere eigenlijk heel erg meevalt. Dat kan onbegrip veroorzaken.
Daarom zal het weeralarm in het vervolg als het nodig is per regio
worden afgegeven, anders landelijk.
· Minder kans op `vals alarm'. Tot nu toe was het uitgangspunt dat het
weeralarm zo vroeg mogelijk werd gegeven, zodat er nog ruim de tijd
was om voorzorgsmaatregelen te treffen. Maar, bijvoorbeeld als het
gaat om onweer, is het lastig om ruim van tevoren tijd en plaats exact
te bepalen. Dat kan leiden tot `vals alarm'. Daarom geeft het KNMI
eerst een waarschuwing voor extreem weer. Pas als het voor 90 procent
zeker is dat het noodweer zich voordoet, kan het weeralarm gericht
worden afgegeven.
· Weeralarmteam. Als de kans op extreem weer 90 procent is, wordt er
een impactanalyse gemaakt door een weeralarmteam. Daarin zitten
deskundigen van overheidsorganisaties, zoals Rijkswaterstaat, de
Luchtverkeersleiding Nederland, de KLPD en het Nationaal
Crisiscentrum. De ANWB heeft een adviserende rol.
Deze analyse is bedoeld om met elkaar de gevolgen van extreem weer zo
scherp mogelijk in te schatten. Ernstige gladheid in de spits op een
werkdag heeft nou eenmaal een andere impact dan sneeuw op
kerstochtend. Het KNMI besluit na de impactanalyse of het weeralarm
wel of niet wordt afgegeven.
· Consultatie. Het KNMI maakt met de commerciële meteorologische
bedrijven (zoals MeteoVista, PP Meteoservice en MeteoConsult)
afspraken over een consultatieronde, nog vóór het weeralarm wordt
afgekondigd. De informatie over extreem weer wint aan kracht als alle
meteorologische partijen de beschikbare kennis bundelen.
Dames en heren, er is hard gewerkt aan deze verbeteringen, die zijn
gericht op draagvlak voor het weeralarm.
Een weeralarm dat niet te vroeg en niet te laat komt.
Een weeralarm dat de samenleving helpt zich te beschermen tegen
extreem weer.
Een weeralarm dat Nederland veiliger maakt, zonder onnodige onrust te
veroorzaken.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat