Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
21 december 2009
Betreft Vragen Boris van der Ham (D66)
Hierbij zend ik u de antwoorden op kamervragen van het lid Boris van der Ham (D66) van uw
kamer die zijn gesteld tijdens de begrotingsbehandeling van 10 en 11 november 2009 over
meeneembare Studie Financiering; vergroting aantal promoties door meer beurzen en
oormerking financiële middelen voor onderzoekscholen.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
a
Pagina 1 van 1
Datum
HO&S/
Vragen van het lid Boris van der Ham (D66) aan de minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap over meeneembare studiefinanciering, vergroting aantal promoties
door meer beurzen en oormerking financiële middelen voor onderzoekscholen.
Gesteld tijdens de begrotingsbehandeling 10 en 11 november 2009.
Vraag 1
De Minister heeft toegezegd te reageren op de uitkomsten van het nieuwste rapport
over de hogere kosten voor Nederlandse studenten in het buitenland. Betrekt hij
daarbij ook dat sommige buitenlandse masteropleidingen geen Nederlands
equivalent hebben en dat studenten daarom hun studiefinanciering niet kunnen
meenemen? Is het niet beter om de buitenlandse masteropleidingen te beoordelen
op kwaliteit, opdat studenten in het buitenland een studie kunnen volgen die in
Nederlands beschikbaar is?
Antwoord
In tegenstelling tot hetgeen het rapport van de Stichting NEWS doet vermoeden is er
wel degelijk studiefinancieringsaanspraak mogelijk voor het volgen van een
opleiding die in Nederland niet wordt aangeboden. Een opleiding hoeft niet gelijk te
zijn aan een in Nederland bestaande opleiding, maar moet van een vergelijkbaar
niveau zijn en voldoen aan de kwaliteitseisen. Wel is het zo dat er slechts
meeneembare studiefinanciering bestaat voor opleidingen die vergeleken kunnen
worden met een Nederlandse opleiding waarvoor studiefinancieringsaanspraak
bestaat. Voor de meeste hbomasters bestaan in Nederland geen aanspraken. Voor
een met een dergelijke hbomaster vergelijkbare buitenlandse opleiding bestaat dus
ook geen studiefinancieringsaanspraak. Zie mijn brief (kenmerk:
HO&S/BL/2009/177119) die ik separaat naar de Tweede Kamer stuur.
Vraag 2
In de lumpsum van de universiteiten zit een deel voor onderzoekscholen. Het gaat
om een bedrag van 80 mln. Momenteel is onduidelijk of dat geld ook echt daar
terechtkomt. Kan de minister aangeven of onderzoekscholen deze middelen ook
echt ontvangen? Zou het niet beter zijn om dit geld te oormerken?
Antwoord
Van de rijksmiddelen voor universiteiten is circa 100 miljoen euro bestemd voor
(top)onderzoekscholen. Een deel van dat bedrag (circa 25 miljoen euro) is specifiek
bestemd voor toponderzoekscholen. Het bedrag maakt deel uit van de lumpsum
bekostiging, waar universiteiten autonoom over kunnen beschikken. Ik ben er niet
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP. Pagina 2 van 2
voor om het bedrag te oormerken omdat ik vind dat instellingen vrij moeten zijn hun Datum
bestedingsruimte naar eigen inzichten in te vullen. De KNAW zal de Onze referentieHO&S/
toponderzoekscholen in het jaar 2010 evalueren en daarover aan mij een advies
uitbrengen. Ik zal de kamer over dit advies en mijn reactie daarop informeren.
Vraag 3
Het vergroten van het aantal promovendi kan door de desbetreffende persoon zich
te laten aanmelden als student in plaats van te laten solliciteren als werknemer. Dat
kost universiteiten veel minder. Wij kunnen de gevolgen voor promovendi
ondervangen door meer beurzen toe te staan. Daardoor zouden wij tot 30% meer
promovendi kunnen aanstellen. Ik hoor ook hierop graag een reactie.
Antwoord
Ik ben er niet voor om de werknemerstatus van alle promovendi te vervangen door
een bursalenstatus. Het mag niet zo zijn dat in een relatief klein land als Nederland
de situatie zich kan voordoen dat onderzoekers die aan verschillende Nederlandse
universiteiten hetzelfde werk verrichten, in sommige gevallen wél en in andere
gevallen niet een arbeidsrechtelijke status hebben. Daarnaast leidt het hanteren van
verschillende aanstellingsvormen naast elkaar, met name voor Nederlandse
promovendi, tot onduidelijkheid. Ik acht het gewenst dat er meer duidelijkheid komt
over de rechtspositie van alle promovendi. Om de universiteiten goed te kunnen
informeren en om in individuele gevallen tot een goede beoordeling te komen over
de arbeidsrechterlijke status van promovendi zal ik in samenwerking met de VSNU
inventariseren welke vormen van aanstellingen en van overeenkomsten met
promovendi er op dit moment bestaan, en laten onderzoeken in hoeverre die
organisatievormen als een goede rechtspositie zijn te waarderen. Zie mijn brief
(kenmerk: HO&S/178715 over promotietrajecten) die ik separaat naar de Tweede
Kamer stuur.
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP. Pagina 3 van 2