Datum 16 december 2009
TSZ-regeling
Geachte voorzitter,
Op 22 september 2009 heb ik het concept Besluit tegemoetkoming specifieke
zorgkosten (TSZ-regeling) (Kamerstukken II 2008/09, 29 689, nr. 274) aan uw
Kamer gezonden, een en ander overeenkomstig een toezegging die van de kant
van het kabinet is gedaan tijdens de parlementaire behandeling van de Wet
tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Onder meer tijdens die
parlementaire behandeling is verschillende malen aangegeven dat de TSZ-regeling
het per 1 januari 2009 vervallen Besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven
(TBU-regeling) vervangt. Daarbij is ook aangegeven dat de nieuwe TSZ-regeling
inhoudelijk geen wijzigingen bewerkstelligt ten opzichte de "oude" TBU-regeling.
Ook de nota van toelichting bij het besluit benadrukt dat. Wel is van de
gelegenheid gebruik gemaakt om de regeling uitvoeringstechnisch en juridisch te
optimaliseren, veelal ten gunste van belanghebbende. Zo is de kring van
gerechtigden uitgebreid, door daar waar vroeger alleen binnenlands
belastingplichtigen voor de regeling in aanmerking kwamen, de nieuwe regeling
ook toegankelijk te maken voor buitenlands belastingplichtigen. Voorts zijn in de
nieuwe regeling doelmatigheidsgrenzen opgenomen, waardoor geen
tegemoetkoming wordt verleend indien deze minder bedraagt dan 15, en geen
terugvordering plaatsvindt van eventueel ten onrechte genoten
tegemoetkomingen onder de 50. Tot slot zijn in de nieuwe regeling
behandelingstermijnen opgenomen met rechtsingang voor de belastingplichtige.
Het concept van de nieuwe TSZ-regeling heeft tot een aantal vragen geleid bij de
leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport: vragen die
volgens mij deels op misverstanden berusten. Hierna zal ik, mede namens de
staatssecretaris van Financiën, de vragen beantwoorden en ik hoop daarmee de
kennelijk aanwezige ongerustheid bij de leden te kunnen wegnemen. Ik zal de
vragen waar mogelijk behandelen in de volgorde waarin zij zijn opgenomen in het
(voorlopige) verslag van het schriftelijk overleg.
De leden van de fracties van het CDA en de PvdA hebben vragen gesteld over de
aantallen wat betreft gebruik en tegemoetkoming in de oude en de nieuwe
regeling. Meer specifiek vragen deze leden naar de aantallen huishoudens die de
afgelopen jaren gebruik maakten van de BU-regeling, hoeveel mensen daarvan in
aanmerking kwamen voor een tegemoetkoming (TBU) en wat in euro's het totaal
aan tegemoetkomingen is geweest. Dezelfde vragen stellen deze leden ten
aanzien van de nieuwe regelingen, zowel waar het betreft de fiscale aftrek in het
kader van de specifieke zorgkosten als de nieuwe TSZ-regeling. In dat kader
vragen deze leden tot slot waar de verwachtingen qua aantallen en bedragen op
zijn gebaseerd. Ook de leden van andere fracties hebben vragen gesteld over de
aantallen mensen die in het verleden gebruik maakten van de TBU-regeling en
straks van de TSZ-regeling. Zo vragen de leden van de fractie van de SP voor
welke groepen mensen de nieuwe TSZ-regeling niet zal gelden en vragen de leden
van de fractie van de VVD waarom nog slechts één vijfde van de TBU-
belanghebbenden gebruik kan maken van de TSZ-regeling. In dat verband vragen
de leden van de fractie van de VVD of het geschatte budgettaire belang van 42
miljoen van de TSZ-regeling gerelateerd is aan het "oude" budgettaire beslag van
de TBU-regeling.
Allereerst merk ik op dat het aantal mensen/huishoudens dat gebruik zal maken
van de nieuwe fiscale aftrek voor specifieke zorgkosten aanzienlijk kleiner zal zijn
dan het aantal mensen dat voorheen gebruik kon maken van de aftrek
buitengewone uitgaven. De gehele omzetting van de buitengewone
uitgavenregeling naar de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten
(wtcg) is er op gericht de regeling beter toe te spitsen op de beoogde doelgroep.
De nieuwe fiscale regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten voorziet dan ook
nog alleen in de aftrek van zorgkosten die in het algemeen voornamelijk door die
groep worden gemaakt. Het aantal mensen dat gebruik zal maken van de aftrek
specifieke zorgkosten zal dan ook aanzienlijk geringer zijn dan het aantal mensen
dat gebruik maakte van de buitengewone uitgavenregeling. Hierdoor zal het
aantal mensen dat met een verzilveringsprobleem wordt geconfronteerd in relatie
tot de aftrek specifieke zorgkosten ook aanzienlijk kleiner zijn. Dat is geen
bezuiniging op de tegemoetkomingsregeling zoals de leden van de fractie van de
VVD vragen, maar een logisch gevolg van de omzetting van de buitengewone
uitgavenregeling naar de wtcg.
Tabel 1 geeft een overzicht van het gebruik van de BU-regeling/wtcg. Dit is
inclusief de TBU/TSZ-regeling. Over de TBU zijn slechts realisatiecijfers bekend
over 2006. In 2006 ging het om 671 000 huishoudens met een totaal bedrag van
261 mln. Naar verwachting zullen in 2009 165 000 huishoudens gebruik maken
van de TSZ-regeling en bedraagt het budgettaire belang daarvan 42 mln.
Tabel 1 Gebruik Buitengewone Uitgavenregeling / wtcg Jaar Aantal huishoudens Bedrag (mln) Budgettair beslag (mln) (mln) 2005 3,3 6.094 1.826 2006 3,5 6.600 1.964 2007 3,8 7.800 2.320 2008 3,9 8.305 2.449 2009 1,4 1.796 516 De jaren 2005 en 2006 betreffen realisaties, de jaren 2007 t/m 2009 ramingen.
Tabel 2 Gebruik Tegemoetkoming Buitengewone Uitgavenregeling / TSZ Jaar Aantal huishoudens (x 1.000) Bedrag (mln) 2005 525 186 2006 671 261 2007 731 280 2008 774 296 2009 165 42 De jaren 2005 en 2006 betreffen realisaties, de jaren 2007 t/m 2009 ramingen.
De leden van de fractie van het CDA vragen of de regering bereid is de TSZ- regeling zo aan te passen dat ook de weekendregeling voor gehandicapte kinderen eronder valt. Ik wijs u erop dat de weekendregeling voor gehandicapte kinderen niet enkel ziet op uitgaven door ouders voor gehandicapte kinderen: ook uitgaven die door een belastingplichtige worden gedaan om zijn ernstig gehandicapte kind, broer, zus of onder zijn mentorschap gestelde persoon te verzorgen zijn weekenduitgaven voor gehandicapte kinderen. Vervolgens geldt de voorwaarde dat de gehandicapte ouder dan 27 jaar is en doorgaans in een inrichting verblijft. Op vergelijkbare vragen van de leden van de fractie van het CDA in het kader van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel wtcg (31 706, nr. 12, blz. 34) is geantwoord dat het ongewenst is om de regeling voor weekenduitgaven voor gehandicapten onder te brengen in de regeling voor specifieke zorgkosten. De TSZ-regeling ziet als opvolger van de TBU-regeling specifiek op een probleem dat is geconstateerd bij het in aanmerking nemen van specifieke zorgkosten (voorheen buitengewone uitgaven). Omdat de tegemoetkoming onlosmakelijk aan de specifieke zorgkosten is verbonden acht ik het onwenselijk de TSZ-regeling uit te breiden tot de weekendregeling voor gehandicapte kinderen.
De leden van de fractie van het CDA vragen of de toekenning van de tegemoetkoming kan plaatsvinden in het proces van de gewone aanslag. De leden van de fractie van de SP vragen of het mogelijk is dat er gewerkt wordt met een voorschot terwijl de definitieve aanslag wordt opgemaakt. Het is op dit moment niet mogelijk om de tegemoetkoming toe te kennen in het proces van de gewone aanslag, omdat de tegemoetkoming met behulp van een afzonderlijke geautomatiseerde applicatie wordt toegekend. Er is in het verleden met betrekking tot de tegemoetkoming buitengewone uitgaven de keuze gemaakt om deze pas te verstrekken, nadat de inkomensgegevens definitief zijn geworden. Hierdoor wordt ook voorkomen dat in een later stadium teveel betaalde tegemoetkomingen moeten worden teruggevorderd. Omdat ook onder de nieuwe TSZ-regeling de situatie kan ontstaan dat in een voorlopige toekenning teveel wordt ontvangen en bij de definitieve toekenning een bedrag moet worden terugbetaald, zie ik geen aanleiding om onder de nieuwe TSZ-regeling een andere lijn te kiezen.
De leden van de fracties van het CDA en de PvdA vragen of de regering heffingsrente zal toekennen op de tegemoetkoming. Deze leden gaan er ten onrechte van uit dat de tegemoetkoming een vorm van een (negatieve) heffing is. Heffingsrente wordt vergoed aan of betaald door belastingplichtigen indien blijkt dat over een bepaalde periode te veel respectievelijk te weinig belasting is betaald. Daarbij heeft de belastingplichtige daadwerkelijk een rentevoordeel of nadeel, en bestaat grond voor rentevergoeding. Bij de TSZ-regeling gaat het om een tegemoetkoming (nadrukkelijk geen belastingteruggave) voor gevallen waarin een belastingplichtige als gevolg het in aanmerking nemen van specifieke zorgkosten zijn gecombineerde heffingskorting niet (volledig) kan verzilveren. Deze tegemoetkoming valt om die reden niet onder regeling voor heffingsrente.
De leden van de fracties van het CDA en de PvdA vragen of de regering bereid is om op korte termijn het F-biljet in elektronische vorm beschikbaar te stellen, zoals velen in het BECON-overleg gevraagd hebben. Het elektronische aangifteprogramma van de Belastingdienst biedt de mogelijkheid om een aangifte van een overleden partner in te dienen. Dit programma is beschikbaar in januari na het betreffende aangiftejaar. Aan de externe softwareleveranciers is in het afgelopen jaar door de Belastingdienst bevestigd dat er geen bezwaren bestaan als zij de mogelijkheid aanbieden om met hun aangifteprogramma's aangifte voor een overledene te doen. Gedurende het belastingjaar wordt altijd al een papieren F-biljet beschikbaar gesteld. Het is gezien de grootte van de doelgroep (het gaat jaarlijks om ongeveer 85 000 F-biljetten) te kostbaar om tijdens het jaar te voorzien in een afzonderlijk elektronisch verwerkbaar F-biljet.
Deze leden vragen ook of de erfgenamen opnieuw aangifte moeten doen van erf- en schenkbelasting wanneer de belastingdienst twee jaar na overlijden ineens 400 tegemoetkoming overmaakt aan de erfgenamen, die netjes alles op tijd hebben ingevuld en de erfbeplanting tijdig hebben afgedragen. Er bestaat alleen recht op een tegemoetkoming specifieke zorgkosten indien de aftrek van specifieke zorgkosten een verzilveringstekort van de heffingskortingen veroorzaakt. Dit kan doorgaans alleen het geval zijn bij een laag verzamelinkomen. De erfenis van een tegemoetkomingsgerechtigde zal daarom naar verwachting in weinig gevallen leiden tot een te betalen aanslag erfbelasting voor de erfgenamen. Overigens is het vaak zo dat jaarlijks recht bestaat op de tegemoetkoming. De erfgenamen kunnen dus over het algemeen in hun aangifte erfbelasting al rekening houden met de vordering.
Deze leden wijzen er op dat de inspecteur de tegemoetkoming ambtshalve nog een jaar lang mag vaststellen of verhogen. Zij vragen of de regering bereid is bij de andere belastingwetten aan te sluiten waarbij de inspecteur die bevoegdheid vijf jaar heeft. Artikel 4, eerste lid, van de TSZ-regeling treedt in werking ingeval door een navorderingsaanslag inkomstenbelasting of een ambtshalve vermindering blijkt dat de tegemoetkoming tot een onjuist bedrag is vastgesteld en sluit om die reden aan bij de voor de inkomstenbelasting geldende navorderings- en ambtshalve verminderingstermijnen. Artikel 4, tweede lid, van de TSZ-regeling biedt de inspecteur daarnaast nog een termijn van een jaar om ambtshalve de tegemoetkoming te wijzigen. Deze bepaling is met name bedoeld voor foutherstel en is uit het oogpunt van rechtszekerheid zo kort mogelijk gehouden.
Deze leden wijzen er voorts op dat het aangifteprogramma nog niet het recht op de tegemoetkoming vermeldt. Zij vragen wanneer dat wel het geval zal zijn. Het elektronisch aangifteprogramma 2010 zal de mogelijkheid bieden om te berekenen of men op basis van de ingevulde gegevens in aanmerking komt voor de tegemoetkoming specifieke zorgkosten bestaat.
De leden van de fracties van het CDA en de PvdA vragen voorts naar de volgende situatie: indien twee partners (één 65- en één 65+) recht hebben op de tegemoetkoming, tegen welk marginaal tarief gebeurt dat dan? Zij vragen ook of de regering dit met een aantal rekenvoorbeelden kan verduidelijken? Wanneer een belastingplichtige een partner heeft wordt een gezamenlijke tegemoetkoming gegeven die wordt berekend op basis van de gezamenlijke bedragen van de gecombineerde inkomensheffing, de gecombineerde heffingskorting en de uitgaven voor specifieke zorgkosten. De tegemoetkoming is, zoals bekend, een financiële tegemoetkoming ter zake van specifieke zorgkosten die in de inkomstenbelasting tot gevolg hebben dat de heffingskortingen niet (geheel) kunnen worden verzilverd. De tegemoetkoming is gelijk aan het bedrag aan heffingskorting dat als gevolg van het in aanmerking nemen van de specifieke zorgkosten niet kan worden verzilverd. Specifieke zorgkosten maken onderdeel uit van de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen. Dat wil zeggen dat partners deze in een door hun gewenste verhouding mogen toerekenen voor hun aangifte inkomstenbelasting. In het algemeen zullen belastingplichtigen de specifieke zorgkosten op de gunstigste wijze in aanmerking nemen, dus toerekenen aan degene die de specifieke zorgkosten tegen het hoogste marginale tarief kan aftrekken. Doorgaans is dat degene met het hoogste inkomen, maar in een situatie zoals de onderhavige (65+/65-) kan dit anders zijn omdat de gecombineerde tarieven voor 65+-ers in de eerste twee tariefschijven lager zijn dan voor belastingplichtigen tot 65 jaar.
Voor de hoogte van de tegemoetkoming kan het dus van belang zijn bij wie de specifieke zorgkosten in aanmerking worden genomen. Hoe hoger het marginale tarief waartegen de uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn afgetrokken, hoe groter het verschil in inkomensheffing tussen de situatie dat deze uitgaven wel en niet in aanmerking worden genomen. Aftrekken tegen een hoger marginaal tarief zal dus in het algemeen betekenen dat de verzilveringsproblematiek groter wordt, en dus dat de tegemoetkoming hoger wordt. In een voorbeeld zal een en ander worden verduidelijkt.
Voorbeeld
Meneer C (60) en mevrouw C (67) zijn heel 2009 fiscale partners. Het gezamenlijke verzamelinkomen is 25 000 (waarvan 15 000 van mevrouw C). De gezamenlijke uitgaven voor zorgkosten bedragen 6000 en de gezamenlijke gecombineerde heffingskorting komt op 5000. Alhoewel mevrouw C een hoger verzamelinkomen heeft, is het marginale tarief voor meneer C (33,50%) hoger dan voor mevrouw C (15,60%) en is het voordeliger de specifieke zorgkosten bij hem in aanmerking te nemen. Hiermee wordt namelijk een belastingbesparing van 33,50% (in plaats van 15,60%) over de aftrekbare specifieke zorgkosten van 6000 behaald. De gecombineerde inkomensheffing bij meneer C is nu 33,50% over 4000 ( 10 000 - 6000) = 1340 en bij mevrouw C 15,60% over 15 000 = 2340. De gezamenlijke gecombineerde inkomensheffing bedraagt dus 3680. Zonder het in aanmerking nemen van de specifieke zorgkosten zou de gecombineerde inkomensheffing 5690 hebben bedragen (33,50% over 10 000 + 15,60% over 15 000). Na het in aanmerking nemen van de gezamenlijke gecombineerde heffingskorting zou zonder het in aanmerking nemen van specifieke zorgkosten 690 aan belasting verschuldigd zijn, en als de specifieke zorgkosten wel in aanmerking worden genomen is de verschuldigde belasting nihil. De gezamenlijke gecombineerde heffingskorting wordt geheel verzilverd als de specifieke zorgkosten niet in aanmerking zouden zijn genomen, terwijl deze slechts voor 3680 wordt verzilverd als de specifieke zorgkosten wel in aanmerking worden genomen. Het verschil het bedrag van de gezamenlijke gecombineerde heffingskorting dat niet wordt verzilverd als gevolg van het in aanmerking nemen van de uitgaven voor specifieke zorgkosten is dus 1320. De tegemoetkoming zal derhalve 1320 bedragen.
Zouden de specifieke zorgkosten bij mevrouw C in aanmerking zijn genomen, dan zou de gezamenlijke gecombineerde inkomensheffing 4754 bedragen (namelijk 33,50% over 10 000 + 15,60% over 9000). Het verschil is 17,90% (33,50%- 15,60%) over de aftrekpost, de specifieke zorgkosten, ter grootte van 6000. In dat geval wordt slechts 246 aan gezamenlijke gecombineerde heffingskorting niet verzilverd en wordt dit bedrag als tegemoetkoming uitgekeerd.
Meneer en mevrouw C kunnen er dus voor kiezen de specifieke zorgkosten in een andere verhouding in aanmerking te nemen, en dat kan gevolgen hebben voor de hoogte van de tegemoetkoming. Deze keuze is uiteraard aan de belastingplichtigen zelf. Aan wie de tegemoetkoming wordt uitbetaald is overigens niet van belang voor de hoogte daarvan.
Schematisch weergegeven:
SZ in aanmerking bij meneer C SZ in aanmerking bij mevrouw C Ink 25 000 25 000 A 3680 4754 B 5000 5000 C 5690 5690 TSZ 1320 246 SZ: Specifieke zorgkosten
Ink: Gezamenlijk verzamelinkomen
A: Gezamenlijke gecombineerde inkomensheffing B: Gezamenlijke gecombineerde heffingskorting C: Gezamenlijke gecombineerde inkomensheffing indien de uitgaven voor specifieke zorgkosten niet in aanmerking zouden zijn genomen TSZ: Hoogte van de tegemoetkoming
De leden van de fractie van de VVD zijn van mening dat de vraag die zij hebben gesteld tijdens het algemeen overleg van 23 september 2009 of de beoogde besparing van de introductie van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (wtcg) ook daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden, niet afdoende is beantwoord.
In zijn brief van 13 oktober 2009 heeft de staatssecretaris van Financiën een overzicht gegeven van hetgeen ten aanzien van de omzetting naar de wtcg is ingeboekt. Het andere deel van de vraag van de leden van de fractie van de VVD of de besparing in de praktijk ook daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden kan op dit moment helaas niet worden beantwoord. Daarvoor zijn immers onder andere de realisatiecijfers van de aftrek specifieke zorgkosten benodigd. Deze komen voor het eerst tot uiting in de aangiftes over 2009 in 2010 en zijn nu dus nog niet beschikbaar. Hetzelfde geldt voor de realisaties van de zogenoemde forfaits die in november 2010 zullen worden uitgekeerd voor zover deze betrekking hebben op 2009. Voorshands is er geen aanleiding om de in het verleden gemaakte ramingen bij te stellen en er is evenmin aanleiding om te veronderstellen dat de beoogde bezuiniging niet zal worden gerealiseerd.
Overigens biedt ook de aftrek buitengewone uitgaven 2008 geen aanknopingspunten. Het is immers bijvoorbeeld niet mogelijk het (eenmalige) anticipatie-effect op de afschaffing van de buitengewone uitgavenregeling te isoleren.
De leden van de fractie van de VVD vragen of de regering bereid is om nog met de Kamer in overleg te treden na het advies van de Raad van State. Indien het advies van de Raad daartoe aanleiding geeft, ben ik uiteraard gaarne bereid daarover met de Kamer in overleg te treden.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink