Partij van de Arbeid
Den Haag, 18 december 2009
Vragen van het lid Dijsselbloem (PvdA) aan de Minister van Jeugd en Gezin
over pleegoudervergoeding
1) Heeft u kennis genomen van het artikel "pleeggezin zoekt erkenning"?
2) Bent u bekend met het probleem van pleegoudervoogden die na toekenning van de voogdij geen pleegoudervergoeding (meer) krijgen, omdat er sprake was van directe aanvaarding van de voogdij zonder voorafgaande pleegzorgindicatie?
3) In welke mate zijn eenhoofdige pleegoudervoogden zonder pleegoudervergoeding in 2001, bij de wijziging van de regeling Vergoeding Pleeggezinnen, geïnformeerd over het feit dat men alsnog in aanmerking kon komen voor vergoeding?
4) Hoe kunnen pleegoudervoogden van vóór de regeling van 2001 alsnog voldoen aan de vanaf dat moment gestelde voorwaarden? Indien dit feitelijk onmogelijk is hoe kunnen zij dan alsnog beschikking krijgen over voldoende middelen voor adequate verzorging en opvoeding?
5) Hoe rechtvaardigt u de achtergestelde behandeling van pleegouders die zonder tussenkomst van Jeugdzorg direct de voogdij aanvaarden?
6) Is het ontzeggen van vergoeding voor een bepaalde groep pleegouders niet strijdig met het streven naar meer pleegouders? Zo niet, waarom?
7) Op welke wijze heeft u gevolg gegeven aan het arrest van de Hoge Raad van 30 november 2007 (LJN:BA8447), waarin de Hoge Raad constateerde dat de staat, indien zij krachtens een justitiële kinderbeschermingsmaatregel een voogd aanstelt over een pleegkind om het te verzorgen en op te voeden, aan die voogd (voor wie geen onderhoudsplicht geldt) voldoende middelen ter beschikking moet stellen om een adequate verzorging en opvoeding van het kind mogelijk te maken en te garanderen?
8) Welke maatregelen heeft u genomen en welke maatregelen gaat u nemen die een einde gaan maken aan dit onrechtvaardige onderscheid tussen pleegouders?