Geachte redactie,
Bijgaand vindt u de reactie van het College van B&W op een motie van SP, VVD, Groep Van der Velden en D66 dd. 23 april. In de motie werd het college verzocht onderzoek te verrichten naar het slaan van kinderen in moskeeën en de raad hierover te informeren.
Voor verdere info: Wim Kok 070- 3532739 of 06 53170553
Gemeente Den Haag
Retouradres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag
de gemeenteraad Uw brief van
Uw kenmerk
Motie L2/2 (RIS 163614)
Ons kenmerk
rm 2009.330 - BSD/2009.5407
RIS 169144
Doorkiesnummer
070 - 353 3027
E-mailadres
Aantal bijlagen
Datum
15 december 2009
Onderwerp
Onderzoek naar het slaan van kinderen tijdens koranlessen
(afdoening motie L2/2, RIS 163614)
Tijdens de besprekingen in de vergadering van de gemeenteraad van 23 april 2009 is een motie (L2/2)
ingediend door de leden H. van Driel (SP), E. van Dijk (VVD), W. van der Velden (Groep v/d Velden)
en R. Guernaoui (D66).
De motie luidt als volgt:
Constaterende dat:
- we regelmatig en al jaren lang horen over het slaan van kinderen tijdens de koranlessen in
verschillende moskeeën;
- de geluiden met name komen van leerkrachten van basisscholen;
- kindermishandeling in Nederland verboden is.
Van mening dat:
- het duidelijk moet zijn dat kindermishandeling ook bij degenen die koranlessen geven verboden en
strafbaar is;
- er onduidelijkheid is waar wel en waar niet geslagen wordt;
- scholen, welzijnsorganisaties en anderen meer kennis hebben van het slaan van kinderen tijdens de
lessen dan nu ons bekend is;
- zij betrokken moeten worden bij het onderzoek.
Verzoekt het college:
een onderzoek te verrichten naar het slaan van kinderen in moskeeën, met als gevolg dat daar waar het
gebeurt dit stopt en de raad hierover te informeren.
De motie is aangenomen.
Deze motie beantwoorden wij als volgt:
In deze raadsmededeling gaan wij allereerst in op de signalering van mishandeling binnen de
jeugdgezondheidszorg en in het bijzonder op de signalen van mishandeling rond koranlessen.
Daarna volgt onze aanpak van dit probleem, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in de aanpak van
individuele signalen van mishandeling en een aanpak richting de bestuurlijk verantwoordelijken.
Inlichtingen bij
Postadres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Telefoon: 070 - 353 2045
Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Fax: 070 - 353 2782
Internetadres: www.denhaag.nl
BSD/2009.5407 2
Het college is evenals de indieners van de motie bekend met signalen van mogelijk slaan van kinderen
tijdens koranlessen. Sinds begin 2009 houden we dergelijke signalen systematischer bij. Slaan is een
vorm van mishandeling en daarmee een belangrijk onderwerp voor het college.
Signalen van mishandeling
Het overgrote deel van de gevallen van kindermishandeling heeft betrekking op de gezinssituatie. Uit
onderzoek van de Universiteit Leiden uit 2007 komt naar voren dat in ruim 93% van alle gevallen van
kindermishandeling de dader een (biologische) ouder en/of een andere directe opvoeder is.1
Registraties van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Haaglanden bevestigen dit
beeld. De aanpak zoals deze bijvoorbeeld in de landelijke richtlijn kindermishandeling voor de
jeugdgezondheidszorg is beschreven, is vooral gericht op het signaleren van kindermishandeling
binnen de gezinssituatie,
De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de GGD ziet kinderen op verschillende leeftijden tijdens
reguliere contactmomenten voor preventief onderzoek. Als de JGZ signalen van kindermishandeling
binnen het gezin constateert, wordt altijd conform de bovengenoemde landelijke richtlijn opgetreden.
Het protocol van de JGZ schrijft voor dat in dergelijke gevallen in eerste aanleg het gesprek met de
ouders dient te worden aangegaan. Indien ouders geen actie ondernemen, wordt door de JGZ in deze
gevallen een melding gedaan bij het AMK.
In een aantal gevallen komen echter signalen naar voren van mishandeling buiten de gezinssituatie.
Het kan dan gaan om signalen binnen de familie- en kennissenkring of om signalen uit zogenaamde
sociale leefmilieus zoals sportverenigingen, kinderopvang, of religieuze instanties.
Gelet op de geringe aantallen signalen, bestond er tot voor kort geen specifieke aanpak gericht op
mishandeling van kinderen in sociale leefmilieus. In het geval van misstanden bij bijvoorbeeld een
sportvereniging of kinderopvang treden ouders en verantwoordelijke bestuurders doorgaans handelend
op door het doen van aangifte en het op non-actief stellen van de desbetreffende plegers. Deze acties
zijn over het algemeen voldoende om het geweld tegen kinderen te stoppen. Daarnaast bestaan voor
veel sectoren zoals kinderopvang en onderwijs mechanismen van toezicht en inspectie, waarmee
maatregelen door bestuurlijk verantwoordelijken desnoods kunnen worden afgedwongen.
Naar aanleiding van signalen van mishandeling tijdens koranlessen, die bij jeugdverpleegkundigen in
het stadsdeel Centrum binnenkwamen, is begin 2009 gestart met een systematische inventarisatie door
de JGZ. Op een totaal van 4615 dossiers van tienjarige kinderen, heeft dit geleid tot 49 signalen van
mishandeling tijdens koranlessen in de periode december 2008 tot en met 24 november 2009. De
signalen hadden betrekking op meerdere stadsdelen, zij het dat in Centrum de meeste signalen
binnenkwamen. In dezelfde periode zijn er door de jeugdgezondheidszorg in totaal 52 signalen van
mishandeling in de gezinssituatie geregistreerd. Aangezien het overgrote deel van mishandelingen
doorgaans betrekking heeft op de gezinssituatie, is het aantal van 49 signalen rond koranlessen
bovenmatig en wijst dit op een patroon. Vervolgonderzoek in november 2009 naar mishandeling in
alle sociale leefmilieus, bevestigt dit patroon en toont aan dat van dergelijke patronen in andere sociale
leefmilieus geen sprake is.
Naar aanleiding van de signalen hebben wij maatregelen genomen langs twee sporen. In de eerste
plaats hebben wij beleid ontwikkeld dat gericht is op individuele kinderen. De doelstelling daarbij is
ouders ertoe aan te zetten het kind weg te halen uit de onveilige situatie of de onveilige situatie op te
heffen.
In de tweede plaats hebben wij maatregelen genomen gericht op de besturen onder wier
verantwoordelijkheid de koranlessen plaatsvinden. Doelstelling daarbij is mishandeling bij de bron aan
te pakken en te doen stoppen.
1 Kindermishandeling in Nederland anno 2005, De nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en
jeugdigen, Universiteit Leiden 2007
BSD/2009.5407 3
Maatregelen individuele kinderen en gezinnen
De signalen komen voort uit reguliere contacten die de JGZ met kinderen op tienjarige leeftijd heeft
bij het zogeheten persoonlijk gezondheidsonderzoek. Naar aanleiding van de signalen van kinderen, is
hierover gesproken met hun ouders. Sommige ouders hebben gezegd hun kind van de koranles af te
zullen halen. Andere ouders hebben aangegeven hierover met de betreffende begeleider een gesprek
aan te gaan. Desalniettemin zijn er ook ouders die mishandelingen ontkennen en ouders waarvan we
de indruk hebben dat ze onvoldoende actie ondernemen om de situatie van hun kind te verbeteren.
Geen van de ouders is tot nu toe bereid gevonden om melding bij de politie te doen van mishandeling.
De JGZ heeft aanvankelijk ouders de gelegenheid gegeven om anoniem hun verhaal te doen.
Belangrijke redenen hiervoor waren dat ouders nadrukkelijk om anonimiteit vroegen en dat ouders bij
dit soort signalen zelf geen pleger van de mishandeling zijn. Daarnaast was het mogelijk, door ouders
in anonimiteit te spreken, om tot een beter beeld van de problematiek te komen. Het AMK is door de
jeugdgezondheidszorg al in een vroeg stadium betrokken bij de signalen rond de koranlessen. Een
melding bij het AMK vanuit de jeugdgezondheidszorg kan echter alleen in onderzoek worden
genomen wanneer deze niet anoniem is. Omdat de signalen aanhielden zijn nadere afspraken gemaakt
over hoe om te gaan met de anonimiteit van de ouders. Op basis hiervan is besloten bij signalen die na
september zijn binnengekomen geen anonimiteit meer te geven. Na advies te hebben ingewonnen bij
de inspecties voor de jeugdzorg en de gezondheidszorg, zijn tevens afspraken gemaakt over de eerder
binnengekomen anonieme signalen. Daarbij is besloten om de komende twee maanden alle ouders op
te roepen voor een vervolggesprek. Als daaruit niet blijkt dat de ouders hebben ingegrepen of
voornemens zijn in te grijpen, volgt alsnog een formele niet-anonieme melding bij het AMK.
Inmiddels heeft de JGZ vier formele AMK-meldingen gedaan.
Als er een formele melding van kindermishandeling wordt gedaan bij het AMK, kan deze organisatie
na onderzoek besluiten tot inzet van hulpverlening of de overdracht van het gezin aan de Raad voor de
Kinderbescherming voor de toepassing van een jeugdbeschermingsmaatregel. Het AMK richt zich
daarbij primair op de relatie tussen het kind en de ouders binnen de gezinssituatie. Het AMK kan
uiteindelijk melding bij de politie doen, als ultimum remedium. Dit doet het AMK echter alleen indien
sprake is van een acuut en ernstig gevaar voor het kind. Daarvan is bijvoorbeeld sprake bij dreiging
van ernstig lichamelijk letsel, seksueel geweld, genitale verminking of zwaar psychisch geweld.
Om het signaleren van mishandeling buiten de gezinssituatie gerichter op te pakken is lopende het jaar
een werkprotocol voor de jeugdgezondheidszorg ontwikkeld waarmee inmiddels systematisch
aanwijzingen van mishandeling in sociale milieus zoals scholen, verenigingen, en religieuze
instellingen kunnen worden opgespoord. Dit protocol geldt voor heel Den Haag en registreert voor
alle sociale milieus.
Met de hiervoor genoemde maatregelen ten aanzien van anonimiteit en de invoering van het
werkprotocol is een aanmerkelijk sluitender aanpak gerealiseerd voor signalen van mishandeling in het
sociaal milieu. Deze aanpak is er op gericht ouders te bewegen hun verantwoordelijkheid te nemen
voor de veiligheid van hun kind.
Maatregelen bestuurlijk verantwoordelijken
Met de sluitende aanpak richting kinderen en gezinnen, is er nog geen sprake van een aanpak waarmee
het probleem van mishandeling bij de bron wordt aangepakt. Daarom volgen wij een tweede spoor dat
erop is gericht de verantwoordelijke bestuurders ertoe aan te zetten de mishandeling te doen stoppen.
Bij mishandeling in het sociale milieu, kunnen signalen meestal worden opgepakt binnen bestaande
systemen van toezicht en inspectie. Wanneer het gaat om scholen of naschoolse opvang, zullen
directie of bestuur doorgaans maatregelen nemen en kunnen eventueel maatregelen via de inspectie
worden afgedwongen teneinde de situatie te doen stoppen.
BSD/2009.5407 4
Ten aanzien van de signalen betreffende de koranlessen is echter in de loop van het jaar door de
jeugdgezondheidszorg een patroon gesignaleerd dat moeilijk te doorbreken lijkt. Om deze reden zijn
in het voorjaar gesprekken gevoerd met besturen van enkele koranscholen. In dat stadium was het
belangrijk om hen met de signalen te confronteren en erop aan te dringen verantwoordelijkheid te
nemen om de mishandeling te doen stoppen. Met het bestuur van één moskee - de El Islam moskee -
zijn in totaal vier gesprekken gevoerd. De reden hiervoor was dat meer dan de helft van de signalen
betrekking had op lessen die onder verantwoordelijkheid van dit bestuur worden verzorgd. In het
laatste gesprek, dat plaatsvond met dit bestuur op 9 oktober, heeft het moskeebestuur aangegeven
maatregelen te hebben getroffen.
Wij hebben geconstateerd dat ondanks de gesprekken en de toegezegde maatregelen er nog steeds
signalen binnenkomen uit meerdere stadsdelen en het aantal signalen aanzienlijk is. Dit is de reden
waarom er een melding is gedaan aan de politie en het Openbaar Ministerie (OM) met het verzoek om
tot onderzoek over te gaan. De directeur van de GGD (waar de JGZ onder valt) heeft hiertoe het
dossier met de 49 geregistreerde signalen vandaag overgedragen aan politie en OM. Het dossier bevat
diverse relevante details, zonder dat daarmee de toegezegde anonimiteit van ouders wordt opgeheven.
Gisteren hebben de burgemeester en de wethouder Onderwijs, Jeugd en Sport een indringend gesprek
gevoerd met het bestuur van de El Islam moskee. Tijdens dat gesprek is het moskeebestuur
geïnformeerd over de overdracht van het dossier aan politie en OM. Het bestuur van de El Islam
moskee heeft benadrukt dit ten volle te ondersteunen. Mishandeling van kinderen is ook in de ogen
van het bestuur onacceptabel en niet in lijn met het interne beleid van de moskee. Het moskeebestuur
vindt daarom de ontstane situatie betreurenswaardig en heeft alle medewerking en openheid
toegezegd. Het bestuur zal op korte termijn starten met een intern onderzoek naar het pedagogische
klimaat tijdens de lessen (die onderdeel uitmaken van het Arabisch onderwijs van de moskee). Het
inzetten van extra toezicht is hierbij één van de middelen die het moskeebestuur per direct doorvoert.
Voorts heeft het bestuur toegezegd bij concrete signalen direct te zullen ingrijpen en de betrokkenen,
in afwachting van het onderzoek, op non-actief te zullen zetten. Het college zal daar waar mogelijk
relevante informatie verstrekken over de aard van de signalen die we hebben ontvangen.
Ook met de besturen verantwoordelijk voor andere koranlessen waarover we signalen hebben
binnengekregen zullen vergelijkbare gesprekken worden gevoerd. Deze gesprekken zijn gericht op het
stoppen van mishandeling en het verbeteren van het pedagogisch klimaat tijdens de lessen.
Wij blijven doorgaan met het systematisch registreren en aanpakken van signalen conform het
vastgestelde protocol. Daarnaast zullen jeugdverpleegkundigen ouders actief ondersteunen en
voorlichten over hoe zij hun verantwoordelijkheid kunnen oppakken in gevallen waarbij hun kinderen
worden mishandeld. Ouders zijn immers primair verantwoordelijk voor de veiligheid van hun
kinderen. Het is ook in het belang van het onderzoek van politie en OM dat ouders zelf signalen van
eventuele mishandeling melden.
Wij zullen uw raad informeren over de voortgang.
Wij beschouwen de motie hiermee als afgedaan.
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen
---- --
|Datum | |
| |15 december 2009 | | | | | | | | | | | | |---- --