Openbaar Ministerie

Agenten betrokken bij schietincident Veenendaal niet vervolgd

14 december 2009 - Arrondissementsparket Utrecht

Het Openbaar Ministerie te Utrecht heeft geoordeeld dat de agenten die op 11 maart 2009 betrokken waren bij een schietincident aan de Parallelweg in Veenendaal, waarbij een Poolse man door politiekogels kwam te overlijden, niet zullen worden vervolgd. De agenten bevonden zich in een levensbedreigende situatie waarbij het noodzakelijk was een vuurwapen te gebruiken.

Direct na het incident startte de Rijksrecherche een strafrechtelijk onderzoek. De forensische opsporing werd gedaan door het regiokorps Flevoland. Het NFI verrichtte sectie op het slachtoffer, deed toxicologisch onderzoek en onderzocht de schotresten. In de avond en nacht van 15 op 16 september vond een reconstructie plaats in de woning aan de Parallelweg onder leiding van de rechter-commissaris.

Beslissing

Op basis van de resultaten van deze onderzoeken, oordeelt het Openbaar Ministerie dat het gebruik van het vuurwapen rechtmatig was gezien de acute, dreigende situatie, de geringe afstand tussen de man en de agenten, de onmogelijkheid om terug te trekken, het onberekenbare gedrag van de man, mogelijk veroorzaakt door het vastgestelde alcohol- en drugsgebruik, de plicht om in deze situatie handelend op te treden en het feit dat alle andere ingezette middelen onvoldoende effect op de man hadden. In deze noodweersituatie hadden de agenten geen andere keus en waren zij genoodzaakt hun wapen te gebruiken met alle noodlottige gevolgen van dien. In het licht van bovenstaande overwegingen, heeft het Openbaar Ministerie daarom besloten de zaak te seponeren. De betrokkenen zijn hierover geïnformeerd.

De toedracht

De toedracht op 11 maart 2009 is als volgt te omschrijven. Om 19.20 uur kwam er een melding binnen dat een Poolse man op het adres Parallelweg 72 in Veenendaal zou zijn doorgedraaid en met een mes liep te zwaaien. Mogelijk waren er meer mensen in huis en de melder was bang dat er iets ergs zou gaan gebeuren. Hierop gingen zeven agenten ter plaatse.

De woning zag er donker en verlaten uit. De agenten zagen een bewegingloze man met gesloten ogen op de bank zitten met een mes in de hand. De man reageerde niet op signalen van de agenten, die hierop besloten de woning via de niet afgesloten achterdeur binnen te gaan.

De man reageerde pas toen hij werd aangetikt door een van de agenten. Hij sprong abrupt overeind en zwaaide met het mes in de richting van de agenten. De agenten riepen vele malen in diverse talen dat de man het mes moest laten vallen; ze gebruikten pepperspray en probeerden de man het mes afhandig te maken en gebruikten daarbij een tafel als schild maar dat baatte niet; enkelen dreigden met hun vuurwapen, maar de man bleef het mes vasthouden en zwaaide ermee. Hij liep vervolgens naar de voorkamer en viel de agenten van daaruit met vaart opnieuw aan met het mes naar voren gericht. Toen de man op anderhalve meter afstand van de agenten stond, schoot een van hen meermalen op de benen van de man. Daarop liep de man nog door met het mes in de aanslag, waarna twee agenten beiden op de borst van de man schoten. Deze liep terug de voorkamer in en zakte daar in elkaar.