ChristenUnie
Bijdrage Ed Anker debat Homo-emancipatiebeleid
Bijdrage Ed Anker debat Homo-emancipatiebeleid
donderdag 10 december 2009 14:00
De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil graag beginnen met
het maken van een compliment aan de minister. Het deed mij erg goed om
vorige maand in het Nederlands Dagblad een foto te zien van minister
Plasterk die op de open dag van ContrariO in gesprek was met
christelijke homo's. In het begeleidend schrijven meldde de minister
zich thuis te voelen bij deze gereformeerde vereniging. Ik ben eerder
ook bij ContrariO over de vloer geweest en ik herken dat gevoel. Ik
geef dat compliment, omdat de minister daar liet zien dat hij er ook
is voor de homo's van christelijke gezindte. Het is van groot belang
dat de minister die verbinding legt en ook de breedte van het denken
en werken aan de sociale acceptatie van homo's erkent. In dat kader
ben ik ook blij met zijn bezoek van vorig jaar aan het Wartburg
College, waar hij met leerlingen in gesprek is gegaan over dit
onderwerp. Bij het bespreken van de nota "Gewoon homo zijn" heeft de
ChristenUnie expliciet aandacht gevraagd voor het betrekken van
maatschappelijke zelforganisaties uit de kring van etnische
minderheden en levensbeschouwelijke orthodoxe kringen. We zijn nu ruim
een jaar verder en kunnen constateren dat het op dit terrein de goede
kant op gaat. ContrariO en RefoAnders hebben subsidie gekregen om
homoseksualiteit bespreekbaar te maken, juist in die kringen waar
bijvoorbeeld het COC om meerdere redenen geen of moeilijk ingang
heeft. Mag ik uit de uitspraken van de minister concluderen dat ook
hij vindt dat deze organisaties goed aan de weg timmeren?
Bij de stukken zit ook nog de brief, waarin de minister meldt dat hij
geen subsidie geeft aan Onze Weg, een evangelische organisatie. Ik
moet constateren dat de minister en deze organisatie nog niet op
dezelfde golflengte zitten. Ik vind dat te betreuren, omdat ik ook zie
dat Onze Weg daadwerkelijk mensen ondersteunt in het leren omgaan met
en het uiting geven aan hun homoseksuele gevoelens. Wellicht dat op
een later moment meer wederzijds begrip ontstaat. Blijft de minister
ook met deze organisatie in gesprek? De dialoog is immers wel van
belang. De ChristenUnie-fractie concludeert in ieder geval dat er in
de levensbeschouwelijke orthodox-christelijke kringen volop beweging
is als het gaat om het bestrijden van homodiscriminatie en het
bespreekbaar maken van homoseksualiteit. Daarbij vind ik het wel
belangrijk dat het bespreekbaar maken van het onderwerp
homoseksualiteit niet belast wordt met het dicteren van uitkomsten.
Dat brengt alleen maar het risico met zich mee dat de versnelling weer
in de achteruitstand wordt gezet.
Verder ben ik benieuwd of de minister kan aangeven hoe het staat met
organisaties uit de kring van etnische minderheden. Welke voortgang is
er in deze kringen te melden als het gaat om het bestrijden van
homodiscriminatie en het bespreekbaar maken van homoseksualiteit?
De heer Van der Ham (D66): Naar aanleiding van de vragen die ik over
Onze Weg heb gesteld is uiteindelijk die subsidie ingetrokken. Dat is
gebeurd, omdat deze organisatie contacten onderhield met organisaties
die homoseksualiteit als een ziekte zien en menen dat het te genezen
valt. Ze mogen die opvatting best hebben, maar krijgen geen subsidie
van rijkswege. Staat de fractie van de ChristenUnie achter die
afweging van de minister? Of vindt zij indirect dat dat soort
opvattingen wel gesubsidieerd mogen worden?
De heer Anker (ChristenUnie): Het beste onderscheid dat we kunnen
maken, is dat tussen therapie en het bespreekbaar maken. Ik denk niet
dat wij therapieën en dergelijke zaken moeten subsidiëren, want dat
klopt inderdaad niet. Onze Weg heeft zelf aangegeven niet over
homoseksualiteit te willen spreken als ware het een ziekte. De
minister constateert echter in zijn brief dat deze organisatie niet
uitsluit dat homo's heteroseksueel kunnen worden. Dat vond de minister
een vertroebeling van de doelen. Ik zie daarin ook wel een beetje een
verschillend gebruik van vocabulaire. Ik zeg derhalve heel bewust dat
de organisatie en de minister nog niet op eenzelfde golflengte zitten.
Met Onze Weg neem ik in ieder geval afstand van het benoemen van
homoseksualiteit als een ziekte.
De heer Jasper van Dijk (SP): Bent u het nu eens met de beslissing van
de minister om die subsidie in te trekken of niet?
De heer Anker (ChristenUnie): Ik begrijp dat de minister het op dit
moment een vertroebeling vindt van de doelen die hij zich stelt. Ik
denk dat er een dialoog nodig is tussen de minister en die organisatie
om wederzijds begrip te krijgen van waar ze nou precies staan. Er is
daar nog veel ruis en wederzijds onbegrip. Dat is niet bewust, maar ik
zie het wel.
Ondanks veel goede berichten concludeerde de minister terecht in een
vorig algemeen overleg dat de houding van de bevolking tegenover
homoseksuelen verbetering behoeft. Het gebruik van "homo" als
scheldwoord op school en straat lijkt nog de gewoonste zaak van de
wereld. Tevens maakt het kabinet zich grote zorgen over intimidatie,
geweldsincidenten en aanhoudende meldingen van discriminatie. De
fractie van de ChristenUnie deelt die zorgen en vindt dat er alles aan
gedaan moet worden om geweld, intimidatie en discriminatie tegen te
gaan. Dat is ook reden geweest om in het coalitieakkoord hier speciaal
aandacht voor te vragen. De ChristenUnie staat van harte achter dit
coalitieakkoord. Wat mijn fractie betreft, is het uitgangspunt dat in
samenspraak met de betrokken organisaties zal worden gewerkt aan
gerichte maatregelen ter bestrijding van discriminatie van en geweld
tegen homo's. Uit het onderzoeksrapport "Weerbaar en divers" van de
Inspectie van het Onderwijs blijkt dat homoseksuele leraren en
leerlingen een grote kans lopen om gepest te worden en dat scholen
weinig zicht hebben op incidenten met betrekking tot seksuele
diversiteit. Meer dan de helft van de homoseksuele leerlingen voelt
zich niet veilig genoeg om uit de kast te komen. Ook leraren durven
niet altijd open te zijn over hun homoseksualiteit. Deze onveiligheid
is een breed probleem en niet enkel aanwezig in het bijzonder
onderwijs. Ik zou bijna willen zeggen dat scholen een voorbeeld zouden
kunnen nemen aan bijvoorbeeld de Vereniging van Gereformeerd
Schoolonderwijs (VGS). Zij is gekomen met een visienota die bijdraagt
aan het bespreekbaar maken van homoseksualiteit in kringen waar dit
onderwerp zich nog steeds in de taboesfeer bevindt. In het omgaan met
homoseksuele leerlingen en docenten dient de naastenliefde als
uitgangspunt te gelden. Zo stelt de nota. Dit uit zich in steun,
begrip, respect en begeleiding. De VGS doet een aantal aanbevelingen
om homodiscriminatie actief tegen te gaan en een veilige
schoolomgeving te bieden voor leerlingen en leraren. Terecht roemde de
minister de uitgangspunten van de VGS als voorbeeld voor alle scholen.
Er is gewoon een direct verband tussen de mate waarin een school zich
inzet voor bespreekbaarheid en het gevoel van veiligheid voor de
leerlingen. Kan de minister aangeven hoe het staat met het ontwikkelen
van beleid door scholen in de breedte? Hoe wil hij bevorderen dat dit
goede voorbeeld navolging krijgt?
De heer Van der Ham heeft een amendement ingediend over de Roze
Olifant, dat in de stukken wordt genoemd als een prima project. De
ChristenUnie bekruipt wel de vraag of wij dit met het paardenmiddel
van amendementen op de begroting moeten regelen, terwijl we eigenlijk
willen dat er in de breedte van het onderwijs verschillende projecten
draaien. Ik wil daar graag nog een reactie van de minister op. We
hebben dat eigenlijk heel summier gedaan bij de begrotingsbehandeling.
Nu gaat het ten koste van veiligheid in een school. Volgens mij is dat
een onderwerp dat we ook allemaal belangrijk vinden.
Iedereen heeft aandacht voor de transgenders gevraagd. We hebben een
brief gekregen waarin staat dat heel veel zaken in de pijplijn zitten.
Ik zou willen weten hoe het ervoor staat en op welke beleidsterreinen
wij dingen tegemoet kunnen zien. Dat zal niet allemaal in deze
commissie zijn.
Mevrouw Bouchibti (PvdA): Wat is het standpunt van de ChristenUnie?
Wat de PvdA betreft mag je niet alleen homo zijn, maar ook homo doen.
Daar is wel een verschil tussen. Stel dat je nou lesgeeft. Mag dat dan
volgens de ChristenUnie ook?
De heer Anker (ChristenUnie): De vraag van mevrouw Bouchibti is
eigenlijk te simpel. Mag je homo zijn, mag je homo doen? Binnen de
ChristenUnie is daar vorig jaar een uitgebreide discussie over
geweest. Daaruit is het rapport Representatie ChristenUnie
voortgekomen. Daarin heeft de CommissieRepresentatie ChristenUnie
eigenlijk het hele onderscheid tussen zijn en doen meer
geproblematiseerd dan dat ze het heel helder uit elkaar heeft
getrokken. Zijn en doen kan je niet zo heel gemakkelijk uit elkaar
trekken. Het is geen werkbare tegenstelling. In je hele doen en laten
doe je immer zoals je bent.
Mevrouw Bouchibti (PvdA): De PvdA steunt overigens het amendement van
D66. Dat even terzijde.
Ik begrijp het antwoord van de heer Anker niet. Ik geef heel veel les
op VMBO's. Ik ben Nederlander van Marokkaanse komaf en ik vind het
ontzettend belangrijk dat ik Marokkanen in Amsterdam, waar ik woon,
aanspreek. Dat doe ik ook: ik vind dat echt mijn taak, mijn morele
plicht. Ik vind het wel belangrijk dat ik ook de ChristenUnie hierin
meekrijg, opdat ik dat ook aan die jongens kan uitleggen. De
ChristenUnie zegt dat emancipatie ontzettend belangrijk is. De PvdA
vindt dat ook en daarom begrijp ik ook niet wat de heer Anker zegt.
Hij zegt dat homoseksualiteit niet als een jasje kan worden uitgedaan.
Dat klopt, maar je mag het toch ook gewoon zijn en doen? Dan kan de
heer Anker toch gewoon ja op mijn vraag zeggen?
De heer Anker (ChristenUnie): Ik heb het idee dat mevrouw Bouchibti
mij een heel brede vraag stelt. Als is daar nu ja op zeg, neem ik daar
voor mijn gevoel direct een heleboel dingen in mee. In het christelijk
denken zijn er gedachten over hoe moet worden omgegaan met
seksualiteit en met relaties. Daar komt het onderwerp homoseksualiteit
ook in voor. Daar heeft de ChristenUnie ook gewoon haar eigen ideeën
over. Die zouden wel eens niet helemaal overeen kunnen komen met de
ideeën van de PvdA.
De heer Van der Ham (D66): Als ik nu goed naar uw eerste antwoord aan
mevrouw Bouchibti heb geluisterd, proef ik dan dat u een beetje
ongelukkig bent met de hybride constructie die de ChristenUnie heeft
gekozen richting de eigen raadsleden? Om die reden is in Ede een
vrouwelijk raadslid, die een duurzame relatie met een vrouw heeft, van
de lijst geweigerd. Zo heb ik dat begrepen uit het Reformatorisch
Dagblad.
De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik vind het lastig, want het
raadslid in Wageningen is een goede kennis van mij. Ik vind het
vervelend wat haar overkomt. Ik kan alleen niet zo makkelijk zeggen
dat zij geen raadslid meer mag zijn, omdat zij een lesbische relatie
heeft. Dat is veel te makkelijk en te kort door de bocht. Over het
algemeen zijn selectieprocedures omgeven door vertrouwelijkheid.
Binnen andere partijen probeert men van hoger hand zich nog wel eens
te bemoeien met wat er lokaal gebeurt. De ChristenUnie doet dat in
ieder geval niet. We moeten -- en ik trek mezelf dat natuurlijk ook
aan -- er hier niet te makkelijk over praten, ook niet over wat er
lokaal is gebeurd. Het wordt in de krantenkoppen wel heel makkelijk
gezegd dat lesbisch raadslid geen raadslid meer mag zijn. De situatie
ligt lokaal wel heel erg anders.
De heer Van der Ham (D66): Het raadslid zegt dit zelf in een
interview. Laten we het iets abstracter trekken. Vindt de heer Anker
het wenselijk dat mensen binnen zijn eigen partij geweigerd worden
voor een functie vanwege het enkele feit dat zij een lesbische relatie
hebben of lesbisch zijn?
De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Je mag niet iemand weigeren
om het enkele feit dat hij homo is. Dat is ook iets waarvoor mijn
fractie zich voor inspant. In hetzelfde rapport, waaraan ik net heb
gerefereerd, staat dat mijn fractie eraan moeten werken dat homo's
zich veilig en thuis voelen binnen de ChristenUnie.
Mevrouw Halsema (GroenLinks): Ik ben blij dat de PvdA eindelijk
duidelijk heeft aangegeven van de enkele-feitconstructie af te willen.
Het blijft wat bedekt, maar dat is door mevrouw Bouchibti nu volgens
mij helder gezegd.
Ik zie de heer Anker zorgvuldig formuleren. Vindt hij het acceptabel
dat een leerling van een gereformeerde school afgestuurd kan worden,
niet omdat hij homo is, maar omdat hij hand in hand over het
schoolplein loopt met iemand van hetzelfde geslacht?
De heer Anker (ChristenUnie): We komen nu in een casuïstiek die echt
bij discussie hoort omtrent de Algemene wet gelijke behandeling. Die
wil ik graag bij de Commissie voor BZK voeren. Ik ga hier geen
antwoord op geven.
Mevrouw Halsema (GroenLinks): De heer Anker is zelf net lustig
meegegaan in de casuïstiek. Dit is geen denkbeeldig voorbeeld, maar de
reden waarom jongeren op sommige scholen met de Bijbel worden
bedreigd. Ik vind het zo mogelijk erger dat een leerling om die reden
van school wordt gestuurd, dan dat dit een leraar overkomt. Ik wil
graag dat de heer Anker daar helderheid over geeft.
De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Als we nu in de casuïstiek
van de Algemene wet gelijke behandeling duiken, komen we op een hele
reeks voorbeelden. Daar kunnen wij nog de hele dag mee doorgaan. Het
is op zich boeiend, maar niet heel erg nuttig. We helpen de
wetsgeschiedenis er ook niet mee. Op het moment dat dergelijke zaken
gebeuren, kan een leerling zich melden bij de Commissie Gelijke
Behandeling. Deze gaat met de Algemene wet gelijke behandeling aan de
slag en kan op basis daarvan een uitspraak doen.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD): Ik ga door op het punt van de heer Van
der Ham. Over het enkele feit dat iemand homoseksueel is, mag hij niet
gediscrimineerd worden. Mag iemand dan wel gediscrimineerd worden --
of in ieder geval anders behandeld worden -- als die niet alleen maar
homoseksueel is, maar daar ook openlijk voor uitkomt, samenwoont of
lid is van het COC?
De heer Anker (ChristenUnie): Er wordt nu een vijftal zaken
aangedragen waar ik op zou moeten reageren. Ik ga dat gewoon niet
doen. We gaan die discussie echt in het kader van de Algemene wet
gelijke behandeling voeren.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD): De heer Anker gaf wel heel expliciet
antwoord op de vraag van de heer van der Ham. Als ik deze dan iets
verder wil voeren, dan zegt de heer Anker opeens dat wij daar hier nu
niet op verder gaan. Dat vind ik teleurstellend. Ik wil toch dat hij
antwoord geeft op de door mij gestelde vraag.
De heer Anker (ChristenUnie): In antwoord op de vraag van de heer Van
der Ham heb ik duidelijk de Algemene wet gelijke behandeling gevolgd,
waarin wordt gezegd dat je om het enkele feit van iemands geaardheid
of politieke overtuiging niet mag discrimineren. Mevrouw Van
Miltenburg gaat nu vragen waar dat oploopt. We weten allemaal dat in
de Algemene wet gelijke behandeling op een goed moment een balans moet
worden gevonden tussen een aantal vrijheden en de bescherming van de
gelijke behandeling. Nou kan het zijn dat die twee tegen elkaar aan
gaan schuren. Enerzijds zegt een school bijvoorbeeld dat zij de
identiteit van haar instelling overeind wil houden. Anderzijds moeten
wij gelijk behandelen. Dat gaat dan wringen. Het zijn heel kwetsbare
processen, waarin het altijd gaat om mensen en instellingen die
proberen daar op een goede manier uit te komen. Geen enkele school
vindt het leuk om een leraar te ontslaan. Ik zou die discussie alleen
maar belasten door nu te zeggen dat het in een bepaalde kwestie zo en
zo zou moeten. Dat is te ingewikkeld. Daar ga ik me als Kamerlid
helemaal niet mee bemoeien. Daar hebben we een rechter voor of een
Commissie Gelijke Behandeling.
De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Het staande beleid van de
minister -- en die mening deel ik -- is dat scholen nu geen verklaring
mogen voorleggen aan het personeel, waarin staat dat de homoseksuele
levenswijze wordt afgewezen. Deelt de heer Anker de mening van mij en
van de minister dat dat inderdaad niet kan?
De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik ben niet bekend met de
precieze formuleringen. Als er echt problemen zijn, dan had de
Inspectie voor het Onderwijs daarop aangeslagen. Het is de zoveelste
keer dat ik van de heer Van Dijk allemaal indianenverhalen hoor over
tientallen scholen, waar continu, dagelijks, meerdere malen per jaar
heel veel homo's worden gediscrimineerd. Daar heb ik al verschillende
onderwijsdebatten met hem over mogen voeren. Noch de staatssecretaris,
noch de Inspectie van het Onderwijs heeft cijfers hierover. Ik ga
derhalve niet aan die indianenverhalen meedoen.
De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Dit heeft niets te maken met
indianenverhalen of casuïstiek. De heer Anker draait er gewoon omheen.
Het staande beleid van de minister is dat een school aan nieuw
personeel geen verklaring mag voorleggen, waarin staat dat de
homoseksuele levenswijze wordt afgewezen. De heer Anker heeft het lef
niet te antwoorden of hij het daarmee eens is of niet. Wees gewoon
helder: ja of nee?
De heer Anker (ChristenUnie): Er zijn volgens mij heel veel manieren
om een bepaalde identiteit van een school overeind te houden. Het moge
duidelijk zijn dat elke school zich daarbij aan de wet moet houden. Op
het moment dat dat niet het geval is, vermoed ik dat ik daar door de
Inspectie van het Onderwijs of op andere wijze op gewezen wordt. De
heer Van Dijk vraagt mij om een verklaring, waar ik niet zo veel mee
kan. Ik moet me daarbij ook nog afvragen wat die "leefwijze" nou
precies betekent. Ik ga hier niet op de stoel van een rechter zitten
of van de Commissie Gelijke Behandeling zitten door daar een uitspraak
over te doen.
Tags
Ed Anker