ChristenUnie
'Conducteur moet kruisje zichtbaar kunnen dragen'
woensdag 09 december 2009 15:47 Een tramconducteur moet zichtbaar een
kruisje kunnen dragen, vindt ChristenUnie-Kamerlid Ed Anker. Hij
spreekt zich daarmee uit tégen het gemeentelijk vervoerbedrijf in
Amsterdam, dat van één van z'n medewerkers vraagt dat hij het koptisch
kruisje dat hij draagt onder zijn kleren wegstopt. Zulk beleid getuigt
van een overspannen allergie voor religie, vindt Anker.
Volgende week doet de rechter uitspraak in een kort geding dat
tramconducteur Mickel Aziz heeft aangespannen tegen het GVB. De
belangen van Aziz worden verdedigd door advocate Jacqueline
Koops-Scheele (die ook raadslid is voor de ChristenUnie in
Amstelveen).
Zolang de zaak `onder de rechter is' past het politici terughoudend te
zijn in hun uitspraken, maar Anker kondigt nu reeds aan dat hij over
de Amsterdamse kwestie schriftelijke vragen zal stellen aan het
kabinet , mocht de rechter het GVB in het gelijk stellen. Anker heeft
namelijk de indruk dat het GVB met twee maten meet: ,,Het bedrijf
respecteert dat het dragen van een hoofddoekje voor moslima's deel uit
maakt van hun geloof, en heeft daarom zelfs een uniform hoofddoekje
laten ontwerpen voor islamitische medewerkers. Begrijpelijk dat het
vervoerbedrijf kledingvoorschriften heeft. Maar het dragen van een
kruisje wordt de heer Aziz verboden omdat het in strijd zou zijn met
de sierradenrichtlijn van het GVB. Alsof het kruisje vergelijkbaar is
met een opzichtige piercing! Het GVB meent ook dat het dragen van een
kruisje voor christenen geen religieuze verplichting is. Daarmee gaat
het bedrijf op een theologische leerstoel zitten.''
De ChristenUnie begrijpt dat in bepaalde beroepen waarbij het gezag
van de overheid in het geding is, zoals politieagent of rechter, het
opzichtig dragen van religieuze symbolen niet kan. ,,Maar conducteur
is een uniformberoep van andere orde; in het openbaar vervoer gaat het
om netheid en representativiteit. We moeten nu niet doen alsof alle
bedrijfskleding bedoeld is om onafhankelijkheid uit te stralen. Een
representatief uniform is niet bedoeld om de mens in die kleding te
ontkennen. Ik begrijp dus heel goed waarom deze tramconducteur zijn
recht probeert te halen om het dierbare beeld van zijn Verlosser te
dragen. En als deze rechtszaak nog érgens toe kan leiden, dan hoop ik
dat we ervan leren wat minder overspannen en allergisch om te gaan met
religie in het publieke domein. Het gesprek daarover moeten we niet
schuwen maar openlijk aangaan.''