Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum 7 december 2009
Betreft Voorhang houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in
verband met de invoering van een uniforme berekeningswijze voor de
rijksbijdrage van de instellingen voor hoger onderwijs en enkele
andere wijzigingen
Ter voldoening aan artikel 2.6, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek bied ik u, mede namens mijn ambtgenoot van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het bovengenoemde ontwerpbesluit aan.
Tevens geef ik uitvoering aan twee toezeggingen die ik in het algemeen overleg
met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 29 oktober
2009 heb gedaan.
Dit besluit strekt tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. De wijziging
behelst uitvoering van het voornemen in de strategische agenda voor hoger
onderwijs-, onderzoeks- en wetenschapsbeleid Het hoogste goed van 23
november 2007 voor een nieuw stelsel voor financiering van het hoger onderwijs
(Kamerstukken II 2007/2008, 31 288, nr. 1). Na inwerkingtreding van dit besluit
wordt vanaf 2011 de rijksbijdrage die instellingen voor hoger onderwijs
ontvangen vanwege het verzorgen van bachelor- en masteropleidingen,
gebaseerd op:
· het aantal bekostigde inschrijvingen bij geaccrediteerde bachelor- en
masteropleidingen binnen de nominale studieduur,
· het aantal bekostigde bachelor- en mastergraden dat is verleend, en
· een instellingsspecifieke onderwijsopslag.
Deze bekostigingsystematiek wordt onderschreven door VSNU, HBO-raad en NFU.
In de strategische agenda is aangegeven dat na een periode van vijf jaar zal
worden geëvalueerd of de instellingsspecifieke onderwijsopslag in relatie tot de
doelen genoemd in deze agenda nog noodzakelijk is.
In lagere regelgeving dienen enkele technische parameters bepaald te worden die
van belang zijn voor de uitvoering van het besluit. Daarbij dient ook recht gedaan
te worden aan de overgang van de oude naar de nieuwe systematiek. De oude
bekostigingssystematiek van het wetenschappelijk onderwijs bevat overgangs-
maatregelen vanwege de invoering van de bachelor-masterstructuur die ook
doorwerken in omvang en verdeling van de nieuwe bekostigingssystematiek
a
na 1 van 3
Pagi
(Kamerstukken II, 2008/2009, 29 281, nrs. 16 en 17). Door de complexiteit van Datum
deze materie is over enkele belangrijke parameters nog niet besloten. Deze
parameters worden, krachtens het besluit, neergelegd in een wijziging van de Onze referentie
WJZ/17192
Regeling financiën hoger onderwijs. Wijziging van deze regeling is en blijft
onderwerp van bestuurlijk overleg. In het Uitvoeringbesluit WHW 2008 is voor
delegatie naar een ministeriële regeling gekozen, indien sprake is van jaarlijks te
wijzigen bedragen, zoals de in beginsel jaarlijks toe te passen loon- en
prijsbijstelling en afgesproken beleidsmaatregelen. In alle andere gevallen zal na
afronding van het bestuurlijk gesprek alsnog gekozen worden voor opname in dit
besluit of een daarbij behorende bijlage; dit betreft in elk geval de
bekostigingsniveaus.
Met HBO-raad zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over deze technische
parameters. Met VSNU en NFU bevindt het overleg hierover zich in een
afrondende fase. Met de VSNU is afgesproken dat de effecten van de nieuwe
bekostiging na twee jaar zullen worden gemeten en zonodig gecorrigeerd. Dit
geldt overigens eveneens voor het hbo. Mochten er zich de komende maanden
gezien de bedoelde complexiteit toch nog problemen voordoen dan zal ik u dat
terstond melden.
In het algemeen overleg op 29 oktober 2009 is gevraagd naar de totstandkoming
van het macrobudget, in relatie tot het instellingsbeleid, gericht op rendements-
verhoging, zoals het tegengaan van uitval en lange studieduur. Bij de totstand-
koming van het macrobudget worden op dit moment enkele beleidsmatige
grondslagen gehanteerd voor het hoger beroepsonderwijs en het
wetenschappelijk onderwijs. Ik zal bezien of er doorslaggevende reden is deze
grondslagen aan te passen. Het streven is deze grondslagen in overeenstemming
te brengen met de uitgangspunten in de aangehaalde strategische agenda. In
deze agenda en de daarvan afgeleide meerjarenafspraken die met VSNU en HBO-
raad zijn gemaakt staan het bevorderen van onderwijskwaliteit en een meer
ambitieuze studiecultuur centraal. Het streven is verder om de beleidsmatige
grondslagen van het macro-budget niet op gespannen voet te laten staan met
succesvolle inspanningen van instellingen om de doelen uit de strategische
agenda te realiseren. Budgettaire aspecten zijn hierbij eveneens een belangrijk
aandachtspunt. Ik zal de uw Kamer hierover nader informeren.
In het algemeen overleg op 29 oktober 2009 is tevens gevraagd in te gaan op de
bekostiging van kleine instellingen. In de huidige bekostigingssystematiek van het
hoger beroepsonderwijs is het van groot belang dat studenten in geval van een
verkeerde studiekeuze al in de propedeutische fase van opleiding wisselen en de
nieuw gekozen studie vervolgens succesvol afronden binnen een afgemeten tijd.
Herhaalde uitval in latere jaren wordt financieel afgestraft. Bij (kleinere)
instellingen met minder keuzemogelijkheden voor de student is de kans op
herhaalde uitval navenant minder groot, waarmee sprake is van een (onbedoeld)
gunstig effect op de rijksbijdrage. De nieuwe systematiek neemt deze
onevenwichtigheid weg en doet meer recht aan de onderwijsinspanningen die
instellingen leveren, ook voor studenten die van opleiding wisselen. De
systematiek is daarmee een stimulans voor kwalitatief hoogwaardig onderwijs en
Pagina 2 van 3
goede studiebegeleiding gericht op afstuderen. Ook ingeval de student door Datum
wisseling van opleiding studievertraging oploopt, is sprake van een
diplomaopslag. Onze referentie
WJZ/17192
De nieuwe systematiek geeft overigens geen aanleiding tot fusies van
instellingen. De rijksbijdrage van een instelling is even hoog na de fusie als de
rijksbijdragen van de afzonderlijke hogescholen voor de fusie.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Pagina 3 van 3