29689-275 Zekurpolis
lijst van feitelijke vragen over de Zekurpolis
Correspondentie uitsluitend
richten aan het retouradres
met vermelding van de datum
en het kenmerk van deze
Geachte voorzitter, brief.
Naar aanleiding van mijn brief met de bevindingen NZA monitor Zekurpolis en het
onderzoek naar de werking van het risicovereveningssysteem voor portefeuilles
met relatief veel jonge/gezonde verzekerden (Kamerstuk 2009-2010, 29689, nr
275, Tweede Kamer) heeft uw Kamer een lijst met feitelijke vragen opgesteld. In
deze brief treft u mijn antwoorden op deze vragen. Ik heb ervoor gekozen om bij
de beantwoording thematisch te werk te gaan. In de tekst wordt aangegeven, met
het vraagnummer, op welke vraag een antwoord wordt gegeven.
Uitkomsten NZa monitor van de Zekurpolis
De normgewichten worden bepaald op basis van de meest recente - zo veel
mogelijk - uitgedeclareerde kostengegevens van alle zorgverzekeraars op
individueel verzekerdenniveau. Voor de risicoverevening 2008, het jaar dat de
Zekurpolis in de markt gezet werd, betrof dit de kostengegevens met
bijbehorende verzekerdenkenmerken voor het jaar 2005. De basisgegevens 2005
zijn zoveel mogelijk representatief gemaakt voor 2008. Indien UVIT erin slaagt
door doelmatige zorginkoop de kosten van Zekurpolishouders lager te laten zijn
dan de kosten van verzekerden uit dezelfde doelgroep bij andere verzekeraars,
dan zal dit een neerwaarts effect hebben op de gemiddelde kosten van de totale
doelgroep. Dit effect wordt in principe zichtbaar in de normgewichten 2011, die
worden bepaald op de kostengegevens 2008. Dit betekent dat, indien UVIT door
doelmatig werken lagere kosten voor de Zekurpolis realiseert, UVIT hierdoor van
2008 tot 2011 een relatief voordeel behaalt (vraag 8). Gezien het geringe aantal
verzekerden met een Zekurpolis verwacht ik slechts een beperkt neerwaarts effect
van hun lagere kosten op de gemiddelde kosten van de totale doelgroep en
daarmee op de normgewichten. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat ook na 2011
UVIT een relatief voordeel op Zekur kan behalen. Op de mogelijke winsten die op
de Zekurpolishouders worden gerealiseerd zijn de ex post
compensatiemechanismen van het betreffende vereveningsjaar van toepassing
(vraag 9).
De NZa geeft in de monitor ZEKURpolis aan dat evenals bij andere
zorgverzekeringen bij de ZEKURpolis sprake is van zelfselectie. Dit houdt in dat
een verzekerde een verzekering kiest die bij hem past. De NZa constateert dat
Pagina 1 van 4
mede door doelgerichte marketing voornamelijk jonge en gezonde verzekerden Ons kenmerk
voor de ZEKURpolis hebben gekozen. Deze jonge en gezonde verzekerden vinden DZ-CB-U: 2968344
dat Zekur voor hen een passende verzekering is (vraag 10).
Er zijn diverse polissen op de markt die zich richten op specifieke doelgroepen,
ook via collectiviteiten die gericht zijn op speciale doelgroepen. Een voorbeeld
hiervan is de collectiviteit van de Rabobank voor studenten. Daarnaast zien we dat
er bij verschillende natura-polissen die op de markt zijn op dit moment selectief
wordt gecontracteerd. In de praktijk betekent dit echter toch nog dat minimaal
met 95% van de aanbieders een contract gesloten is. Zekur is nog steeds de
enige polis waarbij een beperkt aantal ziekenhuizen is gecontracteerd (vanaf 2010
één in elke provincie). Bij verzekeringen als CZ Direct en Take Care Now! van Agis
is net als bij Zekur sprake van een selectief aanbod voor wat
betreft farmaceutische hulp en hulpmiddelen. Om voor volledige vergoeding in
aanmerking te komen moet de verzekerde zich wenden tot een specifieke door de
verzekeraar gecontracteerde zorgverlener, die veelal via internet hun diensten
aanbieden. Dit maakt deze polissen aantrekkelijk voor jonge verzekerden (vraag
11).
Opzet onderzoek werking van het risicovereveningssysteem voor
portefeuilles met relatief veel jonge/gezonde verzekerden
Alvorens uw vragen over het onderzoek naar de werking van het
risicovereveningssysteem voor portefeuilles met relatief veel jonge/gezonde
verzekerden te beantwoorden, wil ik nogmaals benadrukken dat het gaat om een
doorrekening van fictieve verzekerdenportefeuilles. De doorgerekende fictieve
portefeuilles kenmerken zich door meer jonge en gezonde verzekerden dan
gemiddeld, net zoals de ZEKURportefeuille. Voor de samenstelling van de gezonde
en zeer gezonde portefeuilles is gebruik gemaakt van de bevindingen van NZa
monitor Zekurpolis. Deze portefeuilles bevatten weinig verzekerden onder de 18
jaar en boven de 45 jaar. De leeftijdsgroep van 18 tot 45 jaar is duidelijk
oververtegenwoordigd en daarbinnen komen meer mannen dan vrouwen voor.
Verzekerden die hun gezondheid als goed inschatten kiezen relatief vaak voor een
vrijwillig eigen risico. Zij zijn gezond en verwachten nauwelijks zorgkosten te
maken en daarom willen ze in ruil voor premiekorting zelf meer risico lopen. In
het gegevensbestand dat voor het onderzoek naar het risicovereveningssysteem
en ook voor dit onderzoek is gebruikt, is informatie aanwezig over het al dan niet
hebben van een vrijwillig eigen risico (vraag 6). Uit deze informatie blijkt dat
landelijk gezien één procent van de Nederlanders kiest voor een vrijwillig eigen
risico van 500 euro (vraag 19). Het vrijwillig eigen risico behoefde dus niet
voorspeld te worden op basis van bijvoorbeeld de aard van het inkomen, sociaal
economische status of zorgkosten in het voorgaande jaar (vraag 4, 16, 17).
Gezonde verzekerden worden nauwelijks bij FKG's of DKG's ingedeeld. De zeer
gezonde portefeuille heeft nog meer jonge verzekerden, nog minder verzekerden
in een FKG of DKG dan de gezonde portefeuille en nog meer verzekerden kiezen
voor een vrijwillig eigen risico. De hoogte van de percentages in tabel 1 is tegen
deze achtergrond gekozen (vraag 3, 12, 13, 14, 15).
Uitkomsten van het onderzoek
Verzekerden die kiezen voor een vrijwillig eigen risico van 500 euro betalen de
eerste 655 euro zelf (155 euro verplicht eigen risico + 500 euro vrijwillig eigen
risico). Deze kosten komen niet voor rekening van de verzekeraar. De verzekeraar
geeft in ruil daarvoor de verzekerden een premiekorting. In het onderzoek is de Pagina 2 van 4
premiekorting gesteld op 200 euro. Voor alle drie de doorgerekende portefeuilles Ons kenmerk
zijn de werkelijke kosten onder het vrijwillig eigen risico, dat wil zeggen de kosten DZ-CB-U: 2968344
onder de 655 euro die de verzekeraar bij de verzekerde in rekening heeft
gebracht, vergeleken met de premiekorting (=200 euro) die de verzekeraar aan
de verzekerde heeft gegeven. Uit tabel 2 blijkt bijvoorbeeld dat de verzekerden uit
de zeer gezonde portefeuille gemiddeld 26 euro aan zorgkosten zelf betalen
vanwege het vrijwillig eigen risico. Daar staat voor deze portefeuille een
premiekorting van gemiddeld 100 euro per verzekerde tegenover (de helft van de
portefeuille ontvangt 200 euro korting, de andere helft heeft geen vrijwillig eigen
risico en dus geen premiekorting). Het financieel resultaat op het vrijwillig eigen
risico van deze portefeuille bedraagt gemiddeld 26 euro minus 100 euro is minus
74 euro per verzekerde (vraag 18, 21). Indien een verzekeraar een lagere
premiekorting zou geven wordt het financieel resultaat op het vrijwillig eigen risico
minder negatief. Een verlaging van bijvoorbeeld 20 euro leidt dan ook bij de
gezonde portefeuille tot een niet negatief totaal financieel resultaat (vraag 25).
Het totaal financieel resultaat op de zeer gezonde portefeuille is gemiddeld 4 euro
per verzekerde. Voor de hele portefeuille is dat 200.000 euro. Hierbij moet wel
bedacht worden dat ook een negatief resultaat voor de totale portefeuille binnen
de onzekerheidsmarge valt (vraag 22).
In mijn eerder genoemde brief geef ik aan dat een verzekeraar op alle drie de
portefeuilles geen systematische winsten of verliezen kan verwachten `louter' op
grond van de specifieke samenstelling wat betreft leeftijd, geslacht, FKG, DKG en
het percentage verzekerden met een vrijwillig eigen risico. Met het woord louter in
deze zin bedoel ik `uitsluitend' (vraag 23). Indien subgroepen worden gevormd op
basis van kenmerken, die niet als vereveningscriterium in het ex ante
risicovereveningsmodel zijn opgenomen, bestaat de mogelijkheid dat voor
bepaalde subgroepen een winst of verlies optreedt (vraag 7). Zo blijkt
bijvoorbeeld uit de Overall Toets 2010 dat voor de 15% verzekerden met de
laagste kosten in het voorgaande jaar een gemiddelde winst van ruim 300 euro
kan worden behaald. In het onderzoek naar de werking van het
risicovereveningssysteem voor portefeuilles met relatief veel jonge/gezonde
verzekerden is informatie over kosten in het voorgaande jaar niet betrokken
(vraag 20). Kosten in het voorgaande jaar zijn in het onderzoek niet meegenomen
vanwege de verkeerde prikkel, die hiervan kan uitgaan. Hogere kosten ten
gevolge van ondoelmatig handelen moeten immers niet kunnen leiden tot een
hogere vereveningsbijdrage. Daarnaast is niet duidelijk of de lage kosten van
verzekerden in enig jaar structureel dan wel incidenteel laag zijn (vraag 5).
Een verzekeraar kan winst behalen door doelmatiger te werken dan zijn
concurrenten. In het geval van Zekur vermoed ik dat doelmatigheidsvoordelen
worden verwacht van het selectief contracteren. De exacte motivatie van UVIT om
de Zekurpolis in de markt te zetten is een bedrijfsgeheim van UVIT. U begrijpt dat
ik niet beschik over dergelijke informatie (vraag 23, 24).
Overig
U heeft mij gevraagd aan te geven wanneer het ex ante vereveningsmodel kan
worden uitgebreid met een vereveningscriterium meerjarige lage schade. Op dit
moment laat ik een verkennend onderzoek uitvoeren naar meerjarig lage kosten
als vereveningscriterium. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek zal ik
Pagina 3 van 4
beoordelen of dit criterium verder kan worden ontwikkeld. Indien dit het geval zal Ons kenmerk
blijken te zijn, verwacht ik dat een dergelijk criterium op zijn vroegst in 2012 DZ-CB-U: 2968344
onderdeel is van het ex ante risicovereveningsmodel (vraag 2).
U vraagt hoe binnen de risicoverevening 2010 rekening gehouden wordt met door
verzekeraars werkelijke betaalde (couvert) prijzen voor medicijnen.
De NZa heeft in het protocol Vereveningsonderzoek Zorgverzekeringswet
opgenomen dat zorgverzekeraars inkoop-kortingen en bonussen op individueel
verzekerdenniveau moeten verrekenen. Toerekening van kosten die niet op
verzekerdenniveau bekend zijn (macroboekingen) zijn niet toegestaan. Indien de
bonussen echter niet op individueel verzekerdenniveau bekend zijn, moeten deze
via een verdeelsleutel worden toegerekend aan de individuele verzekerde. De
onderbouwing van de verdeelsleutel moet adequaat zijn vastgelegd (vraag 1).
Ik vertrouw erop uw vragen hiermee afdoende beantwoord te hebben.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Pagina 4 van 4
---- --