Datum 8 december 2009 -
Onderwerp Concessietermijnen OV
-
Geachte voorzitter,
Hierbij zetten wij uiteen wat de termijnen, ontheffings- en
verlengingsmogelijkheden zijn voor concessies in het openbaar vervoer. Dit is
toegezegd door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat in het AO
aanbestedingen op 1 september 2009, naar aanleiding van vragen van mevrouw
Van Gent (GroenLinks) en door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het AO
grensoverschrijdend vervoer op 3 september 2009, mede naar aanleiding van
vragen van de heer Cramer (ChristenUnie).
Inleiding
De PSO-verordening treedt op 3 december 2009 in werking. Europese
verordeningen hebben rechtstreekse werking. Dat betekent dat vanaf die datum
de maximale duur van de concessies voor het openbaar vervoer direct voortvloeit
uit de verordening.
Concessietermijnen op grond van de huidige Wp2000
Voor openbaar vervoer per bus, tram of metro is de concessieduur maximaal 8
jaar (artikel 24 Wp2000). Onder bepaalde voorwaarden, die zijn vastgelegd in
artikel 24 Wp2000, is verlenging van de concessieduur mogelijk. Voor bus, tram
en metro kan de concessietermijn dan maximaal 15 jaar zijn.
Voor multimodale concessies is de reguliere concessieduur eveneens maximaal 8
jaar (artikel 24 Wp2000 en artikel 36 van het Besluit personenvervoer 2000
Bp2000). Onder bepaalde voorwaarden, die zijn vastgelegd in artikel 36 Bp2000,
is verlenging van de concessieduur mogelijk. Voor multimodale concessies kan de
termijn dan eveneens maximaal 15 jaar zijn.
a
agina 1 van 4
P
De concessieduur voor het openbaar vervoer per trein is vastgelegd in het
Bp2000 (artikel 36 Bp2000) en bedraagt vijf jaar. Afhankelijk van
Ons kenmerk
omstandigheden, zoals de aard van de investeringen, die in de wetgeving zijn VenW/DGMo/2009/7094
vastgelegd, is een langere concessieduur voor trein mogelijk, met een
maximumduur van 15 jaar (art. 36 Bp2000).
De concessieduur voor de eerste concessie voor het hoofdrailnet, is vastgelegd in
artikel 67, tweede lid, Wp2000. Ingevolge dat artikel is die concessie verleend
aan de NV NS en eindigt de concessie op 1 januari 2015.
De concessie voor de HSA is, overeenkomstig artikel 36 Bp2000, voor 15 jaar
verleend. De ingangsdatum is 1 juli 2009 en eindigt per 1 juli 2024.
Concessietermijnen op grond van de PSO-verordening (met ingang van
3 december 2009)
Concessieduur
De PSO-verordening bepaalt dat concessies van beperkte duur zijn en legt de
maximale duur daarvan vast in de artikelen 4, derde en vierde lid, en 5, zesde lid.
Een concessie voor openbaar vervoer per bus heeft ingevolge de PSO-verordening
een duur van maximaal 10 jaar. Een concessie voor openbaar vervoer per tram of
metro heeft een maximale duur van 15 jaar. Een concessie voor openbaar
vervoer per trein heeft eveneens een maximale duur van 15 jaar indien dat
vervoer is aanbesteed ( Dit volgt artikel 5, zesde lid, van de verordening). Een
treinconcessie die (binnen de voorwaarden van de verordening en het nationale
recht) onderhands is gegund, heeft een maximale duur heeft van 10 jaar.
De maximale termijn voor een multimodale concessie bedraagt 15 jaar indien het
vervoer per spoor/metro/tram meer dan 50% van de waarde van de betrokken
diensten vertegenwoordigt. Dat betekent dat als deze waarde minder dan 50% is,
de multimodale concessie een maximale duur van 10 jaar heeft.
Onder bepaalde voorwaarden kan de concessieduur voor alle modaliteiten met
maximaal de helft van de oorspronkelijke termijn worden verlengd. De
voorwaarden zijn:
o de exploitant stelt een aanzienlijk deel van de totale activa ter
beschikking die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in de
concessie vastgelegde vervoer;
o de betrokken activa worden hoofdzakelijk ingezet voor de openbaar
vervoerdiensten uit hoofde van de concessie.
In zeer uitzonderlijke gevallen wordt voor alle modaliteiten de mogelijkheid
geboden om een concessie te verlenen met een langere looptijd dan zoals
hiervoor is beschreven (artikel 4, vierde lid, derde alinea, van de verordening).
Deze langere looptijd van een concessie is toegestaan indien:
o kapitaalafschrijvingen voor uitzonderlijke infrastructuurinvesteringen en
rollend materieel en voertuigen dit rechtvaardigen;
o de concessie is aanbesteed en niet onderhands is gegund.
Indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, moet de concessieverlener
uiterlijk een jaar na het verlenen van de concessie de Europese Commissie die
concessie toesturen met de argumenten voor de gekozen concessieduur.
agina 2 van 4
P
Tot slot kan de concessieduur verlengd worden indien er sprake is van
ultraperifere gebieden. In dat geval kan de looptijd van de concessie met
Ons kenmerk
maximaal de helft worden verlengd. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in VenW/DGMo/2009/7094
Nederland geen ultraperifere gebieden zijn zoals bijvoorbeeld wel in het noorden
van Scandinavië.
Indien de concessieverlener van één van de verlengingsmogelijkheden gebruik wil
maken, moet dat bij de start van de aanbestedingsprocedure duidelijk zijn
gemaakt. De verlengingsmogelijkheid maakt dus onderdeel uit van de
aanbesteding.
In het AO grensoverschrijdend openbaar vervoer is gevraagd naar de afstemming
van concessies bij de landsgrenzen. Voor grensoverschrijdend personenvervoer
per trein zijn volgens zowel de Wp2000 als de nieuwe liberaliseringsrichtlijn voor
grensoverschrijdend personenvervoer per spoor geen concessies nodig. Het is
echter wel toegestaan. Bij grensoverschrijdende concessies voor OV zijn altijd
twee samenwerkende overheden (i.c. bevoegde autoriteiten conform de PSO-
verordening) nodig.
Het kan voorkomen dat wordt overwogen grensoverschrijdende concessies te
verlenen, maar dat de concessietermijnen nog niet op elkaar afgestemd zijn. Wel
is de maximale concessieduur voor heel Europa gelijk. De concessieverlenende
overheden zullen in overleg met elkaar tot een afgestemde concessietermijn voor
de grensoverschrijdende lijn moeten komen.
Ter illustratie: twee aanpalende treinconcessies, van twee verschillende
vervoersautoriteiten, lopen af in 2013 respectievelijk 2017. Om vanaf 2017 één
gemeenschappelijke concessie af te kunnen geven, kan de bevoegde
concessieverlener bepalen om met ingang van 2013 een vier jaar durende
concessie te verlenen die afloopt voorafgaand aan de start van de nieuwe,
grotere, concessie per 2017.
Uitzonderingen op aanbestedingsplicht
De PSO-verordening bevat geen algemene ontheffingsmogelijkheden, noch op de
aanbestedingplicht noch op de concessieduur. Wel kent de verordening enkele
uitzonderingsmogelijkheden voor de aanbestedingsplicht. Deze
uitzonderingsmogelijkheden zijn:
o inbesteding, indien nationale wetgeving dit mogelijk maakt mag het
openbaar vervoer door een plaatselijke overheid onderhands gegund
worden aan een interne exploitant waarover de bevoegde overheid
zeggenschap heeft als ware het een eigen dienst (artikel 5, tweede lid,
van de verordening) en binnen de voorwaarden van de verordening.
o Indien de nationale wetgeving dit niet verbiedt, mogen concessies inzake
openbaar vervoer per spoor, anders dan tram en metro, ook ondershands
worden gegund (artikel 5, zesde lid, van de verordening).
agina 3 van 4
P
Indien nationale wetgeving het niet verbiedt mogen bevoegde autoriteiten ook
kleine contracten onderhands gunnen (artikel 5, vierde lid van de verordening).
Ons kenmerk
Het gaat daarbij om contracten met een geschatte gemiddelde jaarlijkse waarde VenW/DGMo/2009/7094
van minder dan 1.000.000,- euro per jaar, hetzij een jaarlijks aantal kilometers
dat lager ligt dan 300.000. Deze drempels kunnen verhoogd worden tot
2.000.000,- euro/600.000 kilometers, indien het vervoer ondershands gegund
wordt aan een kleine of middelgrote onderneming die met niet meer dan 23
voertuigen werkt.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER
WATERSTAAT, WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings J.C. Huizinga-Heringa
agina 4 van 4
P
Ministerie van Verkeer en Waterstaat