INLIA


Geen gekkenwerk maar kerkenwerk 08/12/2009

Op 17 november jl. heeft het Moderamen van de Generale Synode van de PKN een bezoek gebracht aan het bureau van onze Stichting en aan de noodopvanglocatie Formule 1 in Groningen (zie daarover ook het bericht d.d. 19/11/09 op deze site). Preses Ds Peter Verhoeff schreef over dit bezoek het volgende artikel voor de rubriek Wandelgang in het Christelijk Weekblad van 4 december 2009.

Mensen zonder plek

Onlangs bezocht het moderamen van de Protestantse Kerk INLIA in Groningen. Het werd een bezoek dat niemand snel zal vergeten.

INLIA staat voor Internationaal Netwerk van Lokale Initiatieven ten behoeve van Asielzoekers. Het is een stichting voor en door kerken opgericht in de jaren 80 van de vorige eeuw. Zij komt op voor asielzoekers. U begrijpt, als je het daarover hebt, dan begeef je je in een gevaarlijk gebied met veel voetangels en klemmen. Een politiek mijnenveld bovendien.

Er is een reden dat ik toch schrijf, en die is dat wij als kerken niet werkeloos mogen toezien als mensen in de verdrukking raken. Ik hoorde bij het bezoek verhalen die mijn oren deden tuiten en die ik niet voor mogelijk had gehouden in Nederland. Een zwangere vrouw, tussen wal en schip geraakt in procedures, die op straat moest leven en in een fietsenstalling een miskraam kreeg. Een 15-jarige dochter die terug moest naar Angola, terwijl de rest van het gezin mocht blijven. Zij was een half jaar later hierheen gekomen om bij haar stervende oma te blijven, vandaar.

Begrijpt u mij goed, er is niemand die dit wil. En het zou al te gemakkelijk zijn om na twee zulke voorbeelden met de beschuldigende vinger naar de politiek te wijzen en daarmee klaar te zijn. INLIA wil dat ook niet en doet dat ook niet en helpt gewoon hen die geen helper hebben.

Ik bezocht in dat kader een noodopvang en sprak met de berooide bewoners. Sommigen hebben een verblijfsstatus en zijn hier legaal, anderen zijn uitgeprocedeerd en willen meewerken aan hun vertrek. Soms ook zijn het mensen die willen meewerken, maar niet kunnen vertrekken. Ze moeten Nederland uit, maar hun eigen land wil ze niet meer opnemen. Dan is een noodopvang de laatste mogelijkheid om niet op straat te belanden.

De noodopvang die ik bezocht is evenwel tenhemelschreiend. Een volkomen afgeleefd prefab hotel waar 110 mensen op elkaar gestapeld wonen en wc, keuken en douche delen. Je eigen ruimte is een hok van twee bij twee meter. Sommigen wonen er jarenlang. Altijd hopend, maar meestal wanhopig.

Het is misschien goed om over een ding heel duidelijk te zijn: wat daar gebeurt is niet illegaal. Integendeel, men werkt zoveel als kan met de overheid samen. Ik kreeg de indruk dat de directeur vaker bij de staatssecretaris zit dan bij zijn eigen vrouw.

Toch stelde ik de vragen die misschien ook de lezer wel door het hoofd gaan. Is Nederland niet vol? Hebben jullie bijdragen niet alleen maar een aanzuigende werking? Als je doorgaat, geef je dan niet alleen maar meer mensen hoop die je niet kunt waarmaken? Geen leuke vragen, maar de slechtste vragen zijn die vragen die niet gesteld worden.

Een paar antwoorden die we hoorden: nee, er is geen aanzuigende werking. Dat is ook van het Generaal Pardon gezegd, maar nooit gebeurd. Verder: Nederland is een democratische rechtsstaat. Daarop moeten we de overheid aanspreken. Tenslotte en het belangrijkst: als wij niet naar hen omzien, wie doet het dan wel?

Op zo een dag raak ik in de war. Ik hoor over regels en afspraken. Over genoeg is genoeg. Over procedures waaraan je je moet houden, anders wordt het een potje. Ik snap het. Ik wil ook niet direct politieke uitspraken doen. Maar als je de noodopvang gezien hebt en de mensen gesproken, dan weet je ook dat je als kerk, als christen, als mens, niet mag zwijgen. In Matteus 25:40 zegt Jezus: Alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders en zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.

Spreek erover, vroegen ze bij INLIA. Vertel wat je vandaag gehoord en gezien hebt. Ik vind dat mijn heilige plicht. Dit is geen gekkenwerk, dit is kerkenwerk.

Peter Verhoeff