Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Reactie op rapport 'Kwaliteitsonderzoek opleiding Politiekunde Apeldoorn'
Hierbij bied ik u het rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV,
verder genoemd inspectie OOV) getiteld 'Kwaliteitsonderzoek faculteit algemene
politiekunde, initiële politieopleiding voor de niveaus 2, 3 en 4, locatie Apeldoorn'
aan. In deze brief geef ik u, mede namens de minister van Justitie, mijn reactie op
het rapport weer.
Inleiding
Het politieonderwijs is één van de belangrijke instrumenten om te zorgen voor het
kwantitatief en kwalitatief op peil brengen en houden van de Nederlandse politie.
Dit onderwijs wordt uitgevoerd op MBO-, HBO- en WO-niveau (niveaus 2 t/m 6) en
verzorgd door de Politieacademie op diverse locaties in het land. Aan de voorkant is
de kwaliteit van het onderwijs geborgd, doordat ik jaarlijks op advies van de
Politieonderwijsraad de kwalificatiestructuur van het politieonderwijs vaststel.
Voorts voert de Inspectie OOV toezicht uit op de naleving en de kwaliteit van het
onderwijs en van de examinering, met de Wet op het Politieonderwijs als toetssteen
Vanaf 2009 hanteert de inspectie OOV hierbij een nieuw toezichtkader dat is
gebaseerd op een risicoanalyse. Op basis van deze analyse is in de periode februari
- maart 2009 een onderzoek uitgevoerd naar het onderwijs op de locatie
Apeldoorn, een van de 6 locaties waar studenten initieel politieonderwijs kunnen
volgen en een locatie waaraan de IOOV eerder een hoger risico heeft toegekend.
Daarbij concludeert zij dat naast enige vooruitgang een aantal knelpunten die
tijdens eerder uitgevoerde inspecties in 2006 en 2007 werden gesignaleerd, niet
blijken te zijn opgelost.
Korte terugblik
Vijf jaar na de start van het vernieuwde politieonderwijs 'PO2002' heb ik op basis
van een in mijn opdracht uitgevoerde grootscheepse evaluatie vastgesteld dat deze
vernieuwing is vormgegeven en uitgevoerd zoals bedoeld. Hierover heb ik uw
Kamer in mijn brief d.d. 18 september 2007 met nummer 2007-277322 bericht.
Naar aanleiding van deze evaluatie heb ik de Politieonderwijsraad verzocht advies
uit te brengen over de resultaten van de evaluatie en over de toekomstige koers
voor het onderwijs. De Politieonderwijsraad heeft de resultaten van de door de
inspectie OOV in de periode 2003-2006 uitgevoerde onderzoeken naar de kwaliteit
van het politieonderwijs bij dit advies betrokken, evenals de door het college van
bestuur van de Politieacademie aangegeven prioriteiten. Het advies is vervolgens
opgenomen in het rapport 'Koersen naar 2011'. In vervolg hierop heeft het College
van Bestuur van de Politieacademie in 2008 op mijn verzoek een samenhangend
verbeter- en ontwikkelprogramma opgesteld. Dit Programma Versterking
Politieprofessie bevat een aantal acties, zowel gericht op de opzet als op de
uitvoering van het onderwijs. Deze acties hebben onder andere betrekking op het
initieel onderwijs, zoals verzorgd op de onderzochte locatie Apeldoorn van de
Politieacademie. Het College van Bestuur rapporteert periodiek aan mijn
departement over de uitvoering van het Programma.
Relevante ontwikkelingen
Het College van Bestuur van de Politieacademie heeft in 2009 een reorganisatie
doorgevoerd, zodat de inhoudelijke verbeteringen van het onderwijs ook door een
adequate organisatiestructuur worden ondersteund. Een belangrijke
randvoorwaarde voor deze reorganisatie is de formatieve taakstelling die ik de
Politieacademie in het kader van het Programma Vernieuwing Rijksdienst heb
opgelegd. In het kader van deze reorganisatie is ook sprake van wijzigingen in de
leidinggevende structuur. De koers van de veranderingen is neergelegd in het
beleidsplan 'Burgers eisen beter blauw' van de Politieacademie.
Naast deze concrete verbeteracties is onder regie van de Politieonderwijsraad een
aantal trajecten rond het politieonderwijs ingezet. In aanvulling op de genoemde
jaarlijkse aanpassing van de kwalificatiestructuur is een proces gestart om de
inmiddels 10 jaar oude beroepsprofielen te herijken. Deze, door mij vast te stellen
profielen, vormen de basis van elke opleiding binnen het politieonderwijs en dienen
actueel te zijn en te passen bij de beroepspraktijk van vandaag en morgen. Ook is
de Politieonderwijsraad op mijn verzoek gestart met een summatieve evaluatie van
het nieuwe politieonderwijs, waaruit op basis van empirische gegevens duidelijk
moet worden wat het effect van het nieuwe politieonderwijs is op de kwaliteit van
de politiemedewerker en de politieorganisatie. Daarnaast vindt een projectmatig
onderzoek plaats door de Politieonderwijsraad op de aspecten toegankelijkheid,
flexibiliteit, bekostiging en samenhang van het politieonderwijs onder de noemer
'Perspectiefwisseling'. Doel is om vanuit meerdere perspectieven te kijken naar
deze aspecten van het politieonderwijs en de toekomstbestendigheid ervan.
Tot slot van deze opsomming van relevante ontwikkelingen noem ik het door mijn
departement gestarte project 'Herziening visie politieonderwijs', dat beoogt opties
uit te werken om te komen tot een effectiever en efficiënter inzet van middelen
voor het opleiden van politiemedewerkers, mede in het kader van de rijksbrede
heroverwegingen.
Zoals uit deze beschrijving blijkt, bevinden het politieonderwijs en de
Politieacademie zich op dit moment in een turbulente omgeving. Tegen deze
achtergrond geef ik u hierna mijn reactie op het rapport van de inspectie OOV.
Rapportage en eindoordeel van de inspectie OOV
De centrale vraag in het toezicht van de inspectie OOV is of het verzorgde
onderwijs, inclusief de periode van werkend leren die studenten doorbrengen bij de
korpsen, van voldoende kwaliteit is. Daarbij concludeert zij op grond van haar
bevindingen dat een aantal geconstateerde tekortkomingen bij de onderzoeken in
2006 en 2007 is verbeterd. Tevens stelt zij vast dat veel van de eerder
gesignaleerde knelpunten ten tijde van het onderhavige onderzoek niet opgelost
bleken te zijn. In het eindoordeel benoemt de inspectie OOV als specifieke knelc.
q. aandachtspunten:
* de mogelijkheden tot individuele onderwijstrajecten en het gebruik maken
van Eerder Verworven Competenties (EVC's)
* de roostering (tijdigheid, juistheid) en de aanpak tot verbetering
* de digitale registratie van voortgangs- en rendementsgegevens
* de samenwerking met het regulier onderwijs (ROC's)
* de verankering van de periode van werkend leren bij de Korpsen
* de uitvoering van het onderwijsprogramma
* de objectiviteit van de examinering
Deze verbeterpunten zijn in meer of mindere mate ook van toepassing op de
andere opleidingslocaties van het initieel onderwijs.
De inspectie OOV spreekt in het eindoordeel haar zorg uit over de geconstateerde
tekortkomingen en de geringe vooruitgang op deze punten. Tevens geeft zij aan op
de hoogte te zijn van het geheel van verbetermaatregelen dat deel uitmaakt van
het Programma Versterking Politieprofessie, dat momenteel in uitvoering is.
Vervolgacties voor de verbetering van het onderwijs
Zoals gesteld is het politieonderwijs één van de belangrijke instrumenten om te
zorgen voor het kwantitatief en kwalitatief op peil brengen en houden van de
Nederlandse politie. Het feit dat het initieel onderwijs op de locatie Apeldoorn in
enkele opeenvolgende onderzoeken door de inspectie OOV op een aantal punten
niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet, vind ik dan ook zorgelijk. Gelet op de
recent doorgevoerde reorganisatie bij de Politieacademie heb ik er begrip voor dat
de verbeteracties uit het genoemde Programma Versterking Politieprofessie enige
vertraging hebben opgelopen. Ik acht de kwaliteit van het politieonderwijs
niettemin dermate cruciaal dat ik aan de IOOV-rapportage de onderstaande actie
en afspraken verbind.
Ik stel vast dat alle verbeterpunten die de inspectie OOV heeft benoemd deel
uitmaken van het genoemde Programma Versterking Politieprofessie van de
Politieacademie. Om de uitvoering van de verbeterpunten te stimuleren zal ik het
College van Bestuur van de Politieacademie verzoeken om een tijdlijn te verbinden
aan elk van de punten uit het Programma Verbetering Politieprofessie, rekening
houdend met de aard van de verbeterpunten en uitgesplitst naar de diverse
opleidingslocaties. Verder zal mijn departement de voortgang van de uitvoering van
het programma in het periodiek opdrachtgeveroverleg met de Politieacademie
bespreken en daarbij de tijdlijn bewaken.
Door deze benadering ben ik er van overtuigd dat een voortvarende aanpak van de
verbeteracties voldoende is geborgd.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Mevrouw dr. G. ter Horst