Nationale Bank van Belgie
projecties voor België â Najaar 2009
Economische projecties voor België â Najaar 2009
2009-12-07
Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van december 2009
Perscommuniqué: printversie (pdf - 37k)
Artikel (pdf - 1542k)
Presentatie (ppt - 1542k)
Dit artikel, dat samenvalt met de publicatie van nieuwe projecties van
het Eurosysteem voor het eurogebied in het Maandbericht van de ECB,
belicht de resultaten die worden verwacht voor de Belgische economie
in 2009 en 2010. Sinds de bekendmaking van de voorgaande
vooruitzichten, in juni 2009, zijn de tekenen van herstel toegenomen,
nadat de wereldeconomie de zwaarste recessie van de laatste zestig
jaar had ondergaan. Naarmate de financiële spanningen tot bedaren
kwamen, herstelde het vertrouwen van de bedrijfsleiders en de
huishoudens zich vanaf het voorjaar, terwijl de industriële productie
en de handel er licht op vooruitgingen. Niettemin blijven er nog
twijfels over de duurzaamheid van de opleving. Ze berust immers
grotendeels op belangrijke impulsen van het begrotingsbeleid en het
monetaire beleid, alsook op de voorraadbewegingen, en die effecten
zijn tijdelijk van aard. Daarentegen zou de werkloosheid in de meeste
geavanceerde economieën blijven stijgen en zouden de investeringen
laag blijven, wat de groei in 2010 zou beknotten.
De projecties van het Eurosysteem werden opgesteld op basis van medio
november 2009 afgesloten hypothesen. Ze houden rekening met een verder
herstel van het handelsverkeer met het buitenland aan het einde van
2009 en in 2010, maar de groei ervan zou beperkt blijven. De
aardolieprijzen, die zeer snel waren gedaald van een piek van 145,7
dollar per vat in juli 2008 tot ongeveer 40 dollar in december,
zouden, afgaand op de termijnmarkten, in 2009 gemiddeld 62,2 dollar
per vat en in 2010 gemiddeld 81,4 dollar bedragen. Van de
rentetarieven wordt eveneens verondersteld dat ze de door de markt
verwachte ontwikkeling zullen volgen. Gemiddeld per jaar zou de rente
op driemaands interbancaire deposito's in euro teruglopen van 4,6 pct.
in 2008 tot 1,2 pct. in 2009 en 2010. De lange rente zou 3,9 pct.
belopen in 2009 en 4 pct. in 2010 voor de obligaties van de Belgische
Staat. De wisselkoersen, van hun kant, werden constant gehouden op de
waarde van 1,49 dollar per euro. Tegen die achtergrond zou de
bbp-groei in het eurogebied, die in 2008 uitkwam op 0,5 pct., in 2009
tussen -4,1 en -3,9 pct. en in 2010 tussen 0,1 en 1,5 pct. bedragen.
De inflatie, van haar kant, zou in 2009 teruglopen tot ongeveer 0,3
pct., onder invloed van de daling van de grondstoffenprijzen. Ze zou
op een gering peil blijven in 2010, namelijk tussen 0,9 en 1,7 pct.,
als gevolg van de zwakke vraag en de verslechtering van de
arbeidsmarkt.
Ook in België was de totale omvang van de bbp-daling eind 2008 en
begin 2009 historisch. Volgens de ë flash »-raming van het INR is
het bbp tijdens het derde kwartaal echter met 0,5 pct. toegenomen, en
het herstel van de conjunctuurindicatoren doet vermoeden dat de
economie aan het einde van het jaar en in 2010 zou blijven groeien.
Het groeitempo zou er echter laag blijven, gelet op het uitblijven van
een krachtig herstel van de buitenlandse vraag en de verwachte zwakte
van de investeringen en de particuliere consumptie, tegen de
achtergrond van een verslechtering van de situatie op de arbeidsmarkt.
Gemiddeld over het jaar beschouwd, zou het bbp in totaal met 3,1 pct.
teruglopen in 2009 en met 1 pct. groeien in 2010.
De arbeidsmarkt wist in eerste instantie redelijk goed stand te houden
in verhouding tot de ernst van de economische recessie. Het
banenverlies en de stijging van de werkloosheid werden beperkt door de
massale toepassing van tijdelijke werkloosheid en door de andere
mogelijkheden om de arbeidsduur te verminderen. Ze werden tevens
getemperd door een aanzienlijke productiviteitsdaling in de
ondernemingen. Gelet op de inkrimping van de activiteit in 2009 en de
matige opleving in 2010 zou het aantal werkenden gedurende het hele
jaar 2010 evenwel verder afnemen. Gemiddeld per jaar zouden in 2009 en
2010 netto respectievelijk 27.000 en 64.000 banen verloren gaan. De
werkloosheidsgraad zou oplopen van 7 pct. in 2008 tot 9 pct. in 2010.
De combinatie van een hevige financiële crisis en een algemene daling
van de activiteit heeft de huishoudens en de ondernemingen in 2009
sterk beïnvloed. Met uitzondering van de overheidsconsumptie en
investeringen, hebben alle bestedingscomponenten het verloop van het
bbp gedrukt. De ondernemingen werden geconfronteerd met de
gelijktijdige instorting van de meeste buitenlandse markten, zodat de
uitvoer van goederen en diensten met ruim 12 pct. zou afnemen.
Bovendien hebben de ondernemingen hun voorraden sterk teruggeschroefd.
Tot slot zou het zeer sombere economische klimaat hen ertoe aanzetten
hun investeringen terug te dringen, vooral als gevolg van de nooit
geziene daling van de bezettingsgraad van het productievermogen en de
bescheiden vraagvooruitzichten. Ook de particulieren zouden hun
uitgaven in 2009 fors reduceren, zowel inzake consumptie als voor
investeringen in woningen. Dit gedrag weerspiegelt hoofdzakelijk een
grote terughoudendheid tegen de achtergrond van de onzekere
vooruitzichten omtrent werkgelegenheid of toekomstige inkomens.
Het bescheiden groeiherstel in 2010 zou berusten op een lichte
versterking van de particuliere consumptie en de uitvoer, alsook op de
omslag in de voorraadontwikkelingen. De correctie van de particuliere
investeringen zou evenwel worden voortgezet.
Net als in het eurogebied is de inflatie in België fors vertraagd in
de loop van 2009. Ze was zelfs negatief van mei tot en met november.
Deze periode van desinflatie zou evenwel van korte duur zijn; ze is
bijna uitsluitend toe te schrijven aan de sterke daling van het peil
van de energieprijzen ten opzichte van de situatie een jaar eerder. De
negatieve basiseffecten die gedurende een groot deel van 2009 hebben
ingewerkt op het verloop van de energieprijzen, zullen echter snel
omslaan, als gevolg van de recente stijging van de internationale
aardolienoteringen. De inflatie zou eind 2009 derhalve opnieuw
positief worden, maar zou gering blijven tot het einde van de
projectieperiode, door het snelle wegebben van de druk die uitgaat van
de invoerprijzen en de lonen. Al met al zou ze, gemiddeld over het
jaar beschouwd, in 2009 uitkomen op 0 pct. en in 2010 op 1,6 pct., na
in 2008 4,5 pct. te hebben belopen. De gezondheidsindex, van zijn
kant, zou in 2009 stijgen met 0,6 pct. en in 2010 met 1,1 pct.
De loonkosten per eenheid product in de particuliere sector, die zowel
de door de zwakke conjunctuur afnemende arbeidsproductiviteit als de
nog steeds krachtige stijging van de uurloonkosten weerspiegelden,
zijn in 2008 met 4 pct. gestegen en zouden in 2009 verder toenemen met
4,4 pct., onder meer door de nog steeds hoge indexering die
voortvloeit uit de opflakkering van de inflatie in 2008. In 2010
zouden ze dalen met 1,1 pct. Die vertraging tussen 2009 en 2010 heeft
deels te maken met de conjunctuurgebonden opleving van de
arbeidsproductiviteit. Bovendien zou de groei van de uurloonkosten
teruglopen van 3,3 pct. in 2008 tot 2,8 pct. in 2009 en 0,5 pct. in
2010. Conform de bepalingen van het centraal akkoord voor de periode
2009-2010 dat in december 2008 werd gesloten, houdt deze prognose
rekening met de indexering en met de mogelijkheid om, in het kader van
de onderhandelingen binnen de paritaire comités, niet-recurrente
premies van 250 euro op kruissnelheid toe te kennen, waarvan 125 euro
in 2009. De verslechtering van de arbeidsmarktomstandigheden zou
bovendien leiden tot een matiging in de loonontwikkeling.
Volgens de gegevens van het INR, vertoonden de overheidsfinanciën in
België een tekort van 1,2 pct. bbp in 2008. Tegen de hierboven
geschetste macro-economische achtergrond en rekening houdend met de
door de federale regering en de gewestregeringen goedgekeurde
maatregelen, onder meer in het kader van de begrotingen, zou dat
tekort, bij ongewijzigd beleid, uitkomen op 6,1 pct. bbp in 2009 en op
5,4 pct. in 2010.
Na een gestage daling sedert 1993 bereikte de verhouding tussen van de
overheidsschuld en het bbp een peil van 84,2 pct. in 2007. De
schuldratio begon weer te stijgen in 2008, voornamelijk onder invloed
van de kapitaalinjecties in en de kredieten aan financiële
instellingen. In 2009 en 2010 zou de schuld van de gezamenlijke
overheid opnieuw sterk toenemen, zij het in een iets trager tempo dan
gemiddeld in het eurogebied. De schuldgraad zou oplopen van 89,8 pct.
bbp in 2008 tot 98,1 pct. in 2009 en 102 pct. in 2010.
Â