Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Brief aan de Tweede Kamer over Stichting Pensioenfonds BES
4 december 2009
Tijdens de procedurevergadering van 25 november 2009 heeft de vaste
commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse zaken besloten mij
te verzoeken om niet over te gaan tot de oprichting van de stichting
BES pensioenfonds alvorens dit voornemen is besproken in het
wetgevingsoverleg op 15 en 18 januari 2010 over de Algemene
BES-wetgeving. [Een besluit met dezelfde strekking zal naar
verwachting worden genomen in de procedurevergadering van de vaste
commissie voor BZK op 3 december 2009.]
Naar aanleiding van dit verzoek merk ik, mede namens de
staatssecretaris, het volgende op. Ik heb begrip voor het feit dat de
Kamer al hetgeen zich in het kader van de transitie met betrekking tot
de BES afspeelt, zo veel mogelijk in onderlinge samenhang wil bezien.
De oprichting van een stichting die op transitiedatum moet kunnen
functioneren als een pensioenfonds is echter een organisatorische
handeling die los staat van het wetgevingsproces met betrekking tot de
transitie. In een bestuurlijk overleg met de BES op 20 november 2008
is besloten dat elk nieuw land volledig de verantwoordelijkheid moet
kunnen dragen voor zijn eigen pensioenvoorziening voor zijn ambtenaren
en dat een nieuw pensioenfonds voor het overheidspersoneel op BES zal
worden opgericht. Daarmee was het APNA als pensioenfonds uit beeld.
Bij brief van de staatssecretaris van 4 december 2008 (Kamerstuk
2008-2009, 31568, nr. 7) is de besluitenlijst van dat overleg u
aangeboden.
De oprichting van een stichting die op 10 oktober 2010 het
pensioenfonds moet vormen is slechts de eerste stap die genomen moet
worden om tot een volledig functionerend geheel te komen.
Daartoe zijn in theorie twee mogelijkheden:
a. de pensioenvoorziening voor het personeel van de BES wordt via
verplichte aansluiting ondergebracht bij het ABP.
b. de pensioenvoorziening voor het personeel op de BES wordt
ondergebracht bij een nieuw te vormen Stichting Pensioenfonds BES
De verplichte onderbrenging bij het ABP stuit op een aantal
zwaarwegende bezwaren. Allereerst moet worden onderkend dat de huidige
ABP regeling majeur afwijkt van de regelingen die momenteel op de BES
gelden. Dit betreft niet alleen de regeling als zodanig maar zeker ook
de vele nog werkende overgangsregelingen. Het in één keer op één
noemer brengen van deze regelingen is een buitengewoon ingrijpende
zaak. Zeker ook voor de individuele aanspraken en uitzichten.
Vervolgens is ook de financiële situatie van de fondsen en het
toepasselijke toezichtkader zeer uiteenlopend. Dit van de ene op de
andere dag op het in Nederland gewenste niveau brengen, heeft grote
gevolgen hetzij voor de aanspraken hetzij voor de schatkist. Voorts
zal de ontwikkeling van de ambtelijke pensioenen op de BES en de
hoogte van de indexatie geheel worden gedomineerd door de Nederlandse
situatie en dat kan in de BES regio tot nogal al wat discrepantie
leiden met de daar geldende en gewenste situatie. Ten slotte is het
BES gebied in vergelijking met Nederland zo klein dat een aansluiting
bij het ABP de sociale partners op de BES geheel buitenspel zal
zetten, zowel bij de onderhandelingen over de regeling als bij het
besturen van het fonds. Van het dragen van eigen verantwoordelijkheid
voor hun eigen regeling kan en zal dan nauwelijks nog sprake zijn.
Daarom is op dit moment deze optie voor mij ook een onbegaanbare weg.
De tweede optie een nieuw te vormen Stichting Pensioenfonds BES komt
het dichtst bij het doel: verantwoordelijkheid voor de eigen
pensioenvoorziening. De regeling en de besturing kunnen dan worden
toegesneden op de lokale omstandigheden en de afspraken over de
regeling maken onderdeel uit van het totale arbeidsvoorwaardenoverleg
tussen sociale partners op de BES. Indien echter een dergelijk
pensioenfonds op 10 oktober 2010 moet kunnen functioneren dan is het
noodzakelijk om thans een aantal voorbereidende stappen te zetten.
Het de bedoeling dat het nieuwe pensioenfonds niet zelf ook uitvoerder
is. (Vergelijk pensioenfonds ABP of pensioenfonds Zorg en Welzijn. Ook
zij hebben een aparte uitvoerder: resp. APG en PGGM). Een van de
eerste acties van de stichting zal dan ook moeten zijn de keuze van
een geschikte uitvoerder. In die keus is het pensioenfonds vrij. Dat
kan een uitvoerder in Nederland zijn (APG, PGGM of een andere
professionele uitvoerder) maar het kan ook een uitvoerder op de
Nederlandse Antillen zijn (ook het APNA, mits de uitvoering
privaatrechtelijk is georganiseerd, zou daarbij als uitvoerder in
beeld kunnen zijn). Het pensioenfonds heeft dus alle mogelijkheden om
gebruik te maken van bestaande expertise en deskundigheid hier in
Nederland zowel als op de Nederlandse Antillen.
Het is van belang dat de keuze voor een uitvoerder snel wordt gemaakt
(maar dat vereist dus eerst de stichting), omdat elke uitvoerder, ook
een bestaande grote en professionele uitvoerder nog tenminste ca 6 à 8
maanden nodig zal hebben om een adequaat uitvoeringsproces inclusief
front office voorzieningen voor de lokale ambtenaren en hun werkgevers
op te zetten en in te regelen. Terugrekenend vanaf 10 oktober 2010 is
dus haast geboden, willen we niet op 10 oktober tot de ontdekking
komen dat er geen pensioenen kunnen worden uitbetaald en er geen
nieuwe aanspraken kunnen worden opgebouwd. Dit zou zowel de lokale
werkgevers op de BES als ook Nederland als werkgever ernstig in de
problemen brengen.
Met de oprichting van de Stichting die in eerste instantie
bovengenoemde voorbereidende werkzaamheden verricht, worden dus geen
onontkoombare stappen gezet. Slechts wordt op dit moment veilig
gesteld dat de optie van een eigen pensioenfonds op 10 oktober 2010
ook daadwerkelijk effectief kan worden. Mocht het debat met uw kamer
om welke reden dan ook leiden tot de onwenselijkheid van een eigen
pensioenfonds, dan kunnen de voorbereidende werkzaamheden te allen
tijde worden stopgezet en kan de stichting worden ontbonden.
Ik verzoek u dan ook om thans geen verzoek te doen of interventie van
andere aard die mij verhindert om de Stichting Pensioenfonds BES zo
spoedig mogelijk te doen oprichten.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
Mevrouw dr. G. ter Horst