Extreme neerslag uit buienradar
2 december 2009 - De beelden van de neerslagradar van het KNMI, die gebruikt worden voor weersverwachtingen, zijn ook geschikt voor het bepalen van de kans op extreme hoeveelheden neerslag. Dat zegt Aart Overeem van het KNMI die op vrijdag 4 december a.s. zijn proefschrift "Climatology of extreme rainfall from rain gauges and weather radar" verdedigt aan Wageningen Universiteit.
Etmaalhoeveelheden van de neerslag die gemiddeld eens in de 20 jaar voorkomen op basis van radargegevens (Bron: KNMI)
Extreme neerslaggebeurtenissen hebben een grote invloed op de maatschappij en kunnen leiden tot materiële schade en slachtoffers. Daarom zijn betrouwbare statistieken van extreme neerslag van groot belang, bijvoorbeeld bij het ontwerpen van afvoersystemen. Met behulp van deze statistieken kan bijvoorbeeld worden afgeleid hoeveel neerslag gemiddeld eens in de vijftig jaar binnen een uur op een bepaalde plek valt.
Voor het bepalen van een kansverdeling van neerslagextremen zijn lange meetreeksen nodig. Met behulp van statistische methodieken kan bijvoorbeeld worden berekend hoeveel neerslag eens in de vijftig jaar binnen een uur op een bepaalde locatie valt. Gewoonlijk wordt zo'n kansverdeling bepaald op basis van regenmetergegevens. Er zijn echter maar weinig meetreeksen beschikbaar waarmee het mogelijk is de hoeveelheden voor korte duren van bijvoorbeeld een kwartier te bepalen. Regenmeters zijn ook aan bepaalde locaties gebonden, terwijl het voor waterbeheerders ook belangrijk is neerslagkansen te bepalen over grotere gebieden.
De KNMI neerslagradars geven elke 5 minuten een direct beeld van de neerslagintensiteiten boven heel Nederland. Voor zijn onderzoek bouwde Aart Overeem een 10-jarig archief op van radarbeelden die met behulp van regenmetergegevens zijn gecorrigeerd. Een beeld bevat ruim 6000 meetgebieden boven het landoppervlak van Nederland. Zo'n lange reeks gegevens biedt nieuwe mogelijkheden voor het maken van statistieken van extreme neerslag, vooral voor korte duren zoals 15 minuten waarvan slechts weinig meetgegevens beschikbaar zijn. Ook regionale verschillen kunnen beter dan ooit in kaart worden gebracht.
Het onderzoek is uitgevoerd bij het KNMI in samenwerking met de Leerstoelgroep Hydrologie en Kwantitatief Waterbeheer van Wageningen Universiteit. De promotieplaats, waarvan Aart Overeem gebruik maakte, is vijf jaar geleden aangeboden door de Staatssecretaris van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ter gelegenheid v! an het 1 50-jarig bestaan van het KNMI.