Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum 3 december 2009
Betreft Vragen van het lid Van der Vlies (SGP) over de speech tijdens
kwaliteitsconferentie Primair Onderwijs
Hierbij zend ik u de beantwoording op de vragen van het lid Van der Vlies (SGP)
over mijn speech tijdens de conferentie `Scholen voor morgen elke school telt!'
op 18 november 2009.
De vragen zijn toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk.
2009Z22953.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Sharon A.M. Dijksma
a
na 1 van 3
Pagi
2009Z22953 Datum
Vragen van het lid Van der Vlies (SGP) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Onze referentie
Cultuur en Wetenschap, mw. Dijksma, over de speech van staatssecretaris PO/OO/109334
Dijksma bij de kwaliteitsconferentie primair onderwijs. (Ingezonden 30 november
2009)
1. Heeft u kennis genomen van uw toespraak op de website van het ministerie
van OCW?
Ja, deze toespraak heb ik uitgesproken op de conferentie `Scholen voor morgen
Elke school telt!' op 18 november 2009.
2. Wat bedoelt u met de uitspraak dat de rechtsstaat zwaarder weegt dan enige
geloofsopvatting? Waarom plaatst u de vrijheid van godsdienst tegenover de
rechtsstaat in plaats van erin?
Met deze uitspraak plaats ik de vrijheid van godsdienst niet tegenover maar juist
in de context van de rechtsstaat. Dit doe ik door de essentie van artikel 6 van de
Grondwet weer te geven. Ieder individu heeft alleen, of samen met anderen, het
recht op het vrij belijden van zijn godsdienst of levensovertuiging. Maar wat
iedere burger bindt is zijn of haar verantwoordelijkheid om de wetten en regels
van de rechtsstaat na te leven. Dit geldt ook onverkort voor het belijden van een
godsdienst of levensovertuiging.
3. Waarop baseert u uw mening dat de geestelijke vrijheid binnen christelijke
scholen in het geding kan zijn? Beseft u dat u deze scholen gemakkelijk in een
kwade reuk kunt zetten?
4. Kunt u situaties noemen op orthodox christelijke scholen waarin wordt geleerd
dat het niet goed is om vrienden te zijn met ongelovigen? Zo nee, waarom noemt
u dit voorbeeld in één adem met orthodox christelijke scholen? Had u geen
voorbeeld bij de hand dat op beide richtingen van toepassing is?
5. Waarom meent u orthodox christelijke en islamitische scholen op één hoop te
kunnen gooien? Erkent u dat de burgerschapsproblemen die u binnen islamitische
scholen probeert aan te pakken niet geassocieerd mogen worden met christelijke
scholen die al vanaf het ontstaan van de parlementaire democratie zonder
problemen in het onderwijsbestel functioneren?
Antwoorden 3-5
Voor mij staat als een paal boven water dat de geestelijke vrijheid op álle
scholen, ongeacht welke denominatie dan ook, beschermd dient te worden. Deze
geestelijke vrijheid is gebaseerd op belangrijke basiswaarden als vrijheid en
gelijkheid. Ik noem daarbij ook de islamitische en streng christelijke scholen,
omdat gezien vanuit het geestelijk gedachtegoed dat aan deze scholen ten
grondslag ligt, de bevordering van actief burgerschap met de daarmee
onlosmakelijk verbonden basiswaarden, in de dagelijkse praktijk spanningen kan
oproepen. In het publieke debat, en ook in orthodox-christelijke en islamitische
kring, worden deze spanningen benoemd en wordt gestreefd naar verbinding
tussen soms botsende opvattingen. Het debat over de positie van homoseksuele
Pagina 2 van 3
leerkrachten, maar ook over de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw Datum
illustreren dat.
Met de verwijzing naar genoemde scholen, maar dit had evenzeer betrekking Onze referentie
kunnen hebben op scholen met andere orthodoxe geloofs- of PO/OO/109334
levensbeschouwelijke opvattingen, wil ik duidelijk maken dat de
burgerschapsopdracht voor álle scholen geldt. Dit ongeacht de spanningen die de
uitvoering daarvan soms kan oproepen. En de kans dat dit spanningsveld zich
voordoet, en daarmee ook de uitdaging, is het grootst bij deze scholen. Daarvoor
heb ik aandacht gevraagd.
Dit is geen kwestie van het op één hoop vegen van orthodox-christelijke en
islamitische scholen. En ook niet van het in een kwaad daglicht willen stellen van
groepen van scholen. Daar is ook geen reden voor.
Uw vraagstelling roept juist eerder het beeld op dat een bepaalde groep van
scholen in een dergelijk daglicht is te plaatsen. Orthodox-christelijke scholen
mogen namelijk ten aanzien van burgerschapsvorming niet worden geassocieerd
met islamitische scholen.
Wanneer er problemen worden gesignaleerd met de naleving van de wettelijke
opdracht voor burgerschap en sociale integratie op een school dan worden `man
en paard' genoemd. De inspectie ziet daar scherp op toe. Wanneer dit aan de
orde is worden het bevoegd gezag en de betrokken school of scholen, zonder
onderscheid naar denominatie, daarop indringend aangesproken. Zo nodig tref ik
sancties. Ik verwijs daarbij naar de casus As-Siddieq.
De omstandigheid of een school al lang of kort functioneert binnen het
onderwijsstelsel, is daarvoor niet relevant. Het enige wat daarbij telt is dat alle
scholen inhoud geven aan de normstelling die wij daarover met elkaar sinds 2005
hebben vastgelegd in de wet, de memorie van toelichting en het daarop
gebaseerde toezichtkader van de inspectie. Een normstelling die ook ruimte laat
om eigen levensbeschouwelijke uitgangspunten tot uitdrukking te brengen.
6. Bent u voornemens in de toekomst zorgvuldigheid aan de dag te leggen als het
gaat om het onderscheid tussen islamitische en orthodox christelijke scholen?
Ik streef altijd naar zorgvuldigheid. Ook wanneer het nodig is onderscheid te
maken tussen scholen.
Pagina 3 van 3