Wageningen Universiteit en Researchcentrum
3 dec 2009
Pas op met biobrandstoffen; ze gaan ten koste van de
wereldvoedselvoorziening. Stimuleer de productie van biobrandstoffen
door restafval en gewassen op marginale gronden beter te benutten.
Wageningse onderzoekers komen met tegenstrijdige adviezen over de
biobased economy. Een rondetafelgesprek met onderzoekers van
Wageningen UR, actief op dit terrein.Â
De productie van energie en materialen uit biomassa, de biobased
economy, komt met horten en stoten op gang. Er zijn goede redenen om
voor deze omslag te kiezen, vinden voorstanders. De fossiele
energiebronnen op aarde, vooral olie, zijn eindig. Daarom zijn
hernieuwbare energie en grondstoffen nodig die we op duurzame wijze
produceren. Bovendien kunnen biobrandstoffen een bijdrage leveren aan
terugdringing van het klimaatprobleem. Aan de andere kant mogen die
biobrandstoffen niet ten koste gaan van de voedselvoorziening. De
biobased economy ligt op het kruispunt van drie grote vraagstukken van
de 21-ste eeuw: voedsel, grondstoffen en klimaat.
Johan Sanders: âWe gaan naar een wereld toe met negen miljard mensen
in 2050, een wereld met een aantal schaarstes tegelijk. Dat is een
bijzondere situatie, want we komen hier in het Westen uit een wereld
van overvloed. We zullen dus moeten kijken hoe we zo goed mogelijk met
de schaarse hulpbronnen kunnen omgaan. Biomassa, grond, mineralen en
water worden schaars.â Sanders wil daarom nieuwe technologie
ontwikkelen om efficiënter met die hulpbronnen om te gaan. Maar is de
ecologische draagkracht van de aarde voldoende om negen miljard mensen
van eten en energie te voorzien, zonder dat we ons klimaat verder
verpesten? Nee, zegt
Prem Bindraban:. âDe snelheid waarmee we de landbouwproductiviteit
kunnen verhogen en daarmee de voedselproductie, zal de komende
decennia onvoldoende zijn om te voorkomen dat meer landbouwareaal
nodig is om aan de voedselbehoefte te voldoen. Alle studies zijn het
daar ongeveer over eens. In Europa heeft het veertig jaar geduurd
voordat onze productie op dit peil was. De vraag naar voedsel gaat
toenemen, dus het aanbod moet toenemen, er zal dus netto meer land
nodig zijn. Als je ook gewassen voor energie gaat telen, dan krijg je
nog meer expansie van het landbouwareaal. Dat gaat ten koste van het
klimaat en de biodiversiteit.â
Eén van de twistappels in het debat over biobrandstoffen is: mogen
food en fuel concurreren? Bindraban: âDe vraag is: leidt die
concurrentie tussen food en fuel ertoe dat de voedselproductie stijgt?
Ik denk het niet. Als de voedselprijzen omhoog gaan, zoals een aantal
jaar geleden, wie profiteren daar dan van? Echt niet de arme boeren in
Kenia. Het zijn hun collegaâs uit Brazilië die er bovenop duiken;
alleen degenen die kunnen investeren om de productie snel omhoog te
krijgen, spinnen er garen bij.â
Ken Giller: âIk ben het ermee eens dat kleine boeren zich niet snel
aanpassen aan nieuwe omstandigheden, maar op de langere termijn kunnen
hoge voedselprijzen wel degelijk een positief effect hebben op kleine
boeren. Ik denk dat het goed kan zijn dezelfde gewassen te gebruiken
voor biobrandstof als voor voedsel. Dat geeft flexibiliteit voor de
kleine boeren. Een boer kan zijn oogst verkopen aan de markt die hij
wil. Die flexibiliteit is prachtig.â
Bindraban: âToch is er wel wat aan te merken op die flexibiliteit.Â
Als je in Brazilië een fabriek neerzet voor de verwerking van
suikerriet, dan moeten de grondstoffen binnen een straal van vijftig
kilometer worden verbouwd. Het bedrijf dat de grond huurt van de
boeren, richt zich volledig op dit gewas. Maar na zeven jaar â zo lang
duurt de suikerrietcyclus â is de trekker van de boer weggeroest en
krijgen ze een contractprijs van het bedrijf aangeboden waar ze niet
van kunnen rondkomen. Maar ze kunnen niet terug, want hun vorige
productiesysteem en -netwerk zijn in elkaar gezakt. Het is een
risico voor kleine boeren om in de biodiesel te stappen.â
Giller: âIk vind ook dat je de kwetsbaarheid van kleine boeren via het
beleid moet beschermen. Maar er zijn ook positieve voorbeelden. In
Indonesië hebben we een studie gedaan naar kleine boeren in de
oliepalmproductie. Die smallholders produceerden ongeveer 30 ton
oliepalmtrossen per hectare, tegen 22 ton op de grote plantages. Hun
rendement was twee keer zo hoog. Ze werden daar behoorlijk rijk van.
Dit zijn kleine boeren die heel goed georganiseerd zijn. Er zijn niet
veel van die successen, maar ze zijn er wel.âÂ
Sanders: âEen eeuw geleden verenigden veel kleine aardappelboeren in
Groningen en Drenthe zich. Dat is uitgegroeid tot de coöperatie
Avebe. Een kleine boer staat altijd zwakker dan een georganiseerde
boer, of hij nu voedsel, katoen of energie verbouwt.â
Wolter Elbersen: âEr is nog een ander verschil tussen food en fuel.
Biobrandstoffen moeten in Europa een positief effect hebben op CO2,
voedsel niet. Als ik een biefstuk eet, hoef ik geen rekening te houden
met de CO2-balans van vlees. Maar als ik palmolie bestel in Brazilië
om te gebruiken als biobrandstof, dan moet ik de effecten op het
klimaat weten. Dat is het verschil met voedsel. De onderliggende
waarden zijn anders.âÂ
Elbersen gooit een basisvraag in de ring: Waarom produceren we
biobrandstoffen, en met welk doel? Voor hem zijn de doelen van de
Nederlandse overheid duidelijk: biobrandstoffen moeten bijdragen aan
security of supply (leveringszekerheid van energie) en CO2-neutraal
zijn.
Daar handelen we niet naar, is zijn kritiek op de beleidsmakers. âToen
de voedselprijzen hoog waren, hebben we de grote fout begaan dat we
biobrandstoffen aan de pomp bleven bijmengen. Dan drijf je de
voedselprijs alleen maar verder op. Als hogere voedselprijzen leiden
tot landbouwexpansie en iets meer ontbossing, dan kan dat tot zoveel
meer CO2-uitstoot leiden dat je beter op diesel had kunnen rijden dan
op biodiesel. Daarom moet je alleen voedseloverschotten inzetten als
biobrandstof. Je hebt dan een mechanisme om het voedselaanbod af te
stemmen op de vraag, zodat je de voedselprijs enigszins kunt
stabiliseren.â
Sanders: âAndere landen hanteren andere doelstellingen. De VS willen
onafhankelijk zijn van het Midden-Oosten. Van de klimaatverandering
liggen ze niet wakker. Ze ontwikkelden een ethanolproces uit maïs,
waarbij je veel kolen gebruikt om te destilleren. Daardoor pompt de VS
dermate veel CO2 de lucht in dat het CO2-effect wellicht negatief is.
Daar begrijpen wij geen snars van. Wij zijn in staat om palmolie te
verbranden om elektriciteit op te wekken. Daar begrijpen ze in Amerika
weer helemaal niets van. âDuitsland en Frankrijk willen het platteland
ondersteunen. Als je elektriciteit produceert uit maïs ontvang je
daar in Duitsland een enorme subsidie voor. Dat is ontzettend slecht,
want je kunt veel beter bio-ethanol, chemicaliën of veevoer maken van
maïs dan elektriciteit. Door die subsidies gebruiken we grondstoffen
op de verkeerde manier.âÂ
Elbersen: âDe boeren zijn er blij mee, maar het is de vraag of het
klimaat erbij gebaat is. Misschien kunnen die boeren beter een jaartje
op vakantie naar de Bahamaâs. Dat kost waarschijnlijk minder geld en
is beter voor het klimaat. Ik overdrijf natuurlijk, maar waar het om
gaat is: wat is de reden om biobrandstoffen te produceren? Als we de
boeren willen helpen, dan is dit een zeer inefficiënte manier. Â
âKijk, je kunt ook kolen vervangen door biomassa. Dat helpt om de
CO2-uitstoot te verminderen, maar niet voor de security of supply. We
hebben nog voor tweehonderd jaar kolen; die zijn overal te krijgen
voor een schappelijke prijs. Je kunt ook olie en aardgas vervangen
door biomassa. Dat levert een grotere bijdrage aan security of supply,
maar dat biedt per ton biomassa minder CO2-besparing op. Vandaar: wat
wil de overheid?â
Sanders: âDat is niet bekend. De overheid zou één duidelijke mening
moeten uitdragen. Niet alleen de VROM-mening, maar ook de
landbouwmening en de visie van financiële experts. Met elkaar moet je
het beleid duidelijk maken. Daarna beloon je iedereen die met
oplossingen komt, en je straft diegenen die het minder goed doen.â
Bindraban: âAls het doel helder was, dan zou iedereen duidelijk kunnen
zijn. Er zijn verschillende doelstellingen: boeren ondersteunen,
CO2-argumenten en energy security. Door de geconstateerde problemen
zie je momenteel een gedraai om biobrandstoffen goed te praten. Ik wil
terug naar de kern: biobrandstoffen zijn inefficiënt omdat planten
maar weinig zonlicht vastleggen. Voor een klein beetje energie heb je
veel oppervlak nodig. Dus land, water en nutriënten. Mondiaal gezien
leidt dat altijd tot meer landbouwgrond.â
Elbersen: âJij zegt dat bio-energie tegenvalt door het ecologisch
systeem. Ik denk dat het tegenvalt door verkeerd beleid. We hebben in
Nederland 400 duizend ton palmolie in een elektriciteitscentrale
verbrand door een verkeerd ondersteuningsbeleid. Er was een
kortetermijnsubsidie, maar of die subsidie er het jaar daarop nóg zou
zijn, wist niemand. Dan is het het goedkoopst palmolie in de centrale
te verbranden. Je bestelt een bootje met palmolie, volgende week is
dat er. Is de subsidie weg, dan zeg je het bootje af. âOp hetzelfde
moment deden we onderzoek naar de bijproducten van palmolie. Voor elke
ton palmolie is ongeveer een ton bijproduct beschikbaar op de
plantage, die buitengewoon inefficiënt wordt gebruikt. Daar is
energie uit te halen met mooie technologie. Maar daarvoor is wel een
dure fabriek nodig, dus je moet een contract van tien jaar kunnen
afsluiten. Dat afval rot nog steeds weg, met alle methaanuitstoot van
dien. Dat is verkeerd beleid.â
Giller: âOm de palmolieproductie op een behoorlijk niveau te houden,
moet wel de organische stof in de bodem op peil blijven. Het is niet
mogelijk zomaar al het afval weg te halen zonder negatieve effecten
voor de productie. Je moet dat afval gewoon in een tank doen om
methaan te maken. Het restant gebruik je als meststof. Dat kan
makkelijk.â
Bindraban: âJe kunt best wat gas uit palmolieresten halen, in
Nederland halen we gas uit mest. Prima, maar daar bereiken wij geen
tien procent vervanging van fossiele brandstoffen mee.âÂ
Giller: âHelemaal mee eens. Maar wat is de basis om straks tien
procent biobrandstof aan de pomp bij te mengen? Die is er niet. Het is
een wens. We maken nu een rapport voor Shell, dat biobrandstof moet
bijmengen. Een keus is er niet, dus is Shell gedwongen palmolie en
dergelijke te kopen.âÂ
De huidige situatie is verre van ideaal, vindt ook Sanders, maar op de
langere termijn ziet hij opties om voedsel- en energiedoelstellingen
te combineren. Kernwoord daarbij: efficiëntie. âWij krijgen allemaal
2500 kilocalorieën verteerbare energie op ons bord. Daar hebben we
met ons huidige voedselsysteem 40 à 50 duizend kilocalorieën aan
energie voor nodig. Dat geeft aan hoe inefficiënt we met onze
biomassa omgaan. Als we het energieverbruik in de voedselketen kunnen
halveren naar 25 duizend kilocalorieën, dan besparen we daar in
Nederland evenveel energie mee als al onze autoâs gebruiken. âEen
voorbeeld: de hoeveelheid energie die we aan een koe aanbieden, in
termen van biomassa, is vijf keer zo hoog als in de melk en het vlees
terechtkomt. Dat kan veel efficiënter. Je kunt het gras zo raffineren
dat je een koe geeft wat ze qua voeding nodig heeft. Dan blijven er
eiwitten over die aan varkens kunnen worden gevoerd. Daardoor hoeven
we minder soja te importeren. We zullen heel veel van dergelijke
oplossingen nodig hebben.â
Bindraban blijft terugkomen op de ecologische draagkracht. âHoe je
het ook wendt of keert: voor elke hectare land waar biobrandstoffen
worden geteeld, zal elders een hectare voor voedselgebruik worden
gebruikt. Of laat het twee of een halve hectare zijn, dat kan
verschillen, maar die indirecte effecten moet je meenemen in de
afweging of biobrandstoffen ecologisch uit kunnen.â
Giller: âDat is onmogelijk! Neem de ontbossing in Maleisië en
Indonesië. Hoeveel hectare is er ontbost en hoeveel hectare oliepalm
is daar voor teruggekomen? Dat is minder dan tien procent van het
totaal. Het is niet zo simpel. Waarom wordt er regenwoud gekapt? In
eerste instantie voor het hout. Daar verdien je veel geld mee. Dan
wordt het land overgenomen door iemand anders voor iets anders. De
oliepalm, de plant krijgt de schuld. Planten kappen geen regenwoud,
het is de mens die dat doet. âEr is ontzettend veel te winnen. We
praten hier over standaardtechnologieën die gewoon ingevoerd kunnen
worden. Je kunt de productie van palmolie op plantages verdubbelen.
Het punt is: je moet dat alleen doen als je strenge regels stelt. Je
hebt sterke regeringen nodig om onze biodiversiteit te behouden.â
Bindraban: âPrima, maar bij beslissingen moet je altijd even rekenen
en kijken naar de ecologische randvoorwaarden. Eén plus één is
altijd twee.âÂ
Giller: âIk vind het leuk wat je zegt: één plus één is twee, maar
dat gaat niet op als je op wereldschaal begint te rekenen. Er zijn
zoveel onzekerheden bij zulke complexe vraagstukken. We moeten
doorgaan, maar we moeten niet denken dat we direct antwoorden hebben.â
|Albert Sikkema
Â
Wolter Elbersen is onderzoeker bij AFSG. âIk zie biobased economy niet
als een doel, maar als een middel.â Tot zijn opdrachtgevers behoren de
EU, Shell, het MKB en verschillende ministeries. âIk zie problemen en
ik zie oplossingen. Mijn verantwoordelijkheid is om ervoor te zorgen
dat mensen betere beslissingen kunnen nemen.â
Prem Bindraban is opgeleid als productie-ecoloog en werkt nog een dag
in de week bij Plant Research International. Zijn hoofdfunctie is
directeur van het internationaal bodeminstituut ISRIC. âVoor wie ik
werk, is niet relevant. Ik benader de zaak vanuit de
productie-ecologie.â
Ken Giller is hoogleraar Plantaardige productiesystemen. âIk werk veel
met kleine boeren in de tropen. Rondom dit vraagstuk van biofuels
hebben we financiering van NWO en Shell Global Solutions, dus ook de
industrie. Ik vind de discussie over dit soort complexe vraagstukken
vaak te eenvoudig. Er is geen antwoord. Er zijn duizenden antwoorden,
afhankelijk van de omstandigheden.â
Johan Sanders is hoogleraar Valorisatie van plantaardige
productieketens. âMijn focus is om bulkchemicaliën uit plantaardige
bronnen te halen. Bioraffinage is daar belangrijk gereedschap bij.Â
Ik heb in de industrie geleerd: het moet ook betaalbaar zijn. Je moet
de drie Pâs, people, planet en profit, in balans ontwikkelen. Die
balans vinden is een intellectuele uitdaging.â