Nationale Ombudsman
Den Haag, 1 december 2009
Onderzoek naar klacht overlijden achtjarige na vaccinatie
De Nationale ombudsman, Alex Brenninkmeijer, start een onderzoek naar de
klacht van ouders van wie het achtjarige zoontje is overleden na een
vaccinatie BMR-DTP. Dit is een vaccinatie voor ondermeer bof en polio. De
ouders vinden dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
hen niet goed heeft voorgelicht over de complicaties die na een vaccinatie
kunnen optreden. Zij klagen er ook over dat het RIVM het verband tussen de
vaccinatie en het overlijden van hun zoon onvoldoende onafhankelijk heeft
onderzocht. Bovendien staat het RIVM volgens hen een second opinion in de
weg door niet toe te staan dat weefsel van hun zoontje hiervoor ter
beschikking wordt gesteld. Dit weefsel is nodig om onderzoek te doen naar de
doodsoorzaak.
In Nederland worden kinderen gevaccineerd volgens het
Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Ouders zijn niet verplicht hun kind te
laten vaccineren volgens dit programma. Het RIVM coördineert het RVP
in opdracht van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(VWS). Daarbij heeft het RIVM als opdracht de veiligheid van
vaccinaties te bewaken. Als een GGD, consultatiebureau of ouders een
bijwerking melden, onderzoekt het RIVM of deze bijwerking veroorzaakt
is door de vaccinatie.
De ouders lieten hun achtjarige zoon vaccineren in het kader van het
RVP. Enkele dagen na zijn vaccinaties voor bof, mazelen, rodehond (de
BMR-vaccinatie) en difterie, tetanus en polio (de DTP-vaccinatie)
overleed hij. Het RIVM heeft daarop het verband tussen de vaccinatie
en het overlijden van de jongen onderzocht. Zijn ouders menen echter
dat het RIVM dit verband onvoldoende onafhankelijk heeft onderzocht.
Vervolgens zou het RIVM niet hebben toegestaan dat weefsel van hun
zoontje ter beschikking werd gesteld voor een second opinion. De
ouders dienden daarop een klacht in bij de ombudsman over het handelen
van het RIVM.
De Nationale ombudsman heeft het RIVM gevraagd om op de klacht te
reageren. Zo wil hij weten op welke manier het RIVM ouders informeert
over mogelijke complicaties na vaccinaties. Ook wil de ombudsman weten
in hoeverre het onderzoek naar het verband tussen de vaccinatie en het
overlijden van de jongen voldoende onafhankelijk is verlopen.
Bovendien vraagt de ombudsman het RIVM aan te geven of het inderdaad
geweigerd heeft weefsel voor onderzoek ter beschikking te stellen en
zo ja, waarom. De ombudsman doet geen onderzoek naar de doodsoorzaak
van de jongen. Naar verwachting zal het onderzoek over een aantal
maanden zijn afgerond.
Noot voor de redactie,