Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Datum 1 december 2009
Betreft UNESCO-verdrag Bescherming Immaterieel Cultureel Erfgoed

Zoals ik tijdens de Begrotingsbehandeling Cultuur op 2 november 2009 heb aangegeven, ben ik voornemens het traject in te zetten voor toetreding van Nederland tot het UNESCO-verdrag Bescherming Immaterieel Cultureel Erfgoed. Met deze brief informeer ik uw kamer over de context van het verdrag, de voorbereiding van implementatie ervan en de daarmee samenhangende activiteiten en planning.

Achtergrond
Door globalisering is er in de samenleving steeds meer behoefte aan kennis over en beleving van lokale, regionale en nationale identiteit. Groepen mensen en individuen zijn op zoek naar ankerpunten om vorm en betekenis te geven aan vragen als: wie zijn wij, wat bindt ons, welke verhalen vertellen wij en wat voor betekenis hebben die in het licht van de toekomst? Om een hedendaags wereldburger te kunnen zijn, zijn die ankerpunten van levensbelang.

Immaterieel erfgoed biedt zo'n ankerpunt. Culturele gebruiken, tradities, verhalen, ambachtelijke vaardigheden, die tezamen ons immateriële erfgoed vormen, worden steeds opnieuw gecreëerd en van een gemeenschappelijke betekenis voorzien. Zo is er het aloude ambacht van de molenaar, waarvan de kennis en de vaardigheden door het Gilde van Vrijwillige Molenaars met een speciaal lesprogramma worden overgedragen aan nieuwe generaties om buiten bedrijf zijnde molens weer te laten draaien. En recent lieten in Amsterdam de twintig mooiste draaiorgels uit het hele land zien en horen dat zij onlosmakelijk zijn verbonden met de straatcultuur. Uit dit immateriële erfgoed ontstaan ook nieuwe vormen zoals `urban street dance' waar jongeren van nu mee bezig zijn.

Het `tot leven brengen' van cultureel erfgoed als aantrekkelijke manier om een groot publiek te bereiken heeft de afgelopen jaren steeds meer nadruk gekregen bij erfgoedinstellingen. Zo worden in het Geheugen van Oost (Amsterdams Historisch Museum) de verhalen van bewoners verzameld en breed toegankelijk gemaakt via een website of vertellen Nederlandse emigranten in het Nederlands Openluchtmuseum hun levensverhalen aan de hand van foto's.

De aandacht voor immaterieel erfgoed sluit aan bij nieuwe opvattingen over cultureel erfgoed. Niet erfgoed als een voor eens en voor altijd vastgelegde verzameling objecten, maar erfgoed als dynamische praktijk van betekenisgeving a
agina 1 van 6 P





en overdracht (ook van kennis) aan toekomstige generaties. Dat komt overeen Datum met de beleidsdoelstelling van het kabinet om zoveel mogelijk mensen bij cultuur

te betrekken en met name jongeren via het onderwijs ermee in contact te Onze referentie brengen. 164623

UNESCO-verdrag
In 2003 heeft de Algemene Conferentie van UNESCO ­met de steun van Nederland- de Convention for the Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage aangenomen. In 2006 trad het verdrag in werking en zij kent op dit moment 117 lidstaten. In de Europese regio hebben België, Luxemburg, Noorwegen, Frankrijk, Zwitserland, Italië, Griekenland en Spanje geratificeerd.

Met dit verdrag vraagt UNESCO aandacht voor het -onder invloed van globalisering- dreigende verdwijnen van de diversiteit van het immateriële erfgoed in de wereld. De doelstellingen van het UNESCO-verdrag zijn het beschermen of liever gezegd waarborgen (safeguarding) van het voortbestaan van deze dynamische vorm van erfgoed; het verzekeren van respect voor het erfgoed van gemeenschappen, groepen en individuen en het vergroten van waardering van dat erfgoed op lokaal, nationaal en internationaal niveau. Het verdrag is ook bedoeld om een betere internationale balans te bewerkstelligen tussen het Werelderfgoed, waar de internationale Werelderfgoedlijst van het UNESCO-verdrag 1972 wordt gedomineerd door westerse landen, en het immateriële erfgoed dat vooral in de niet-westerse landen te vinden is. UNESCO wil bewerkstelligen dat het immateriële erfgoed naast en in samenhang met het materiële werelderfgoed, wordt bewaard. Gaat het bij het werelderfgoed om het unieke, authentieke object van universele waarde, bij het immateriële erfgoed gaat het juist om de niet-hiërarchische diversiteit van cultuuruitingen. De samenhang tussen materieel en immaterieel erfgoed krijgt bij de wereldwijde operationalisering van het verdrag Immaterieel Erfgoed steeds meer aandacht. In dit verdrag zijn ontwikkeling en overdracht de drijfveren en niet het bevriezen of op een gekunstelde wijze in leven houden van uitingen van immaterieel erfgoed. Dat uit zich zowel in de definitie van immaterieel erfgoed die UNESCO hanteert als in de domeinen waarop dit erfgoed zich manifesteert.1 Identificeren, inventariseren, documenteren, zichtbaar maken, promoten en onderwijzen zijn even zovele activiteiten ter bewustmaking en behoud van dit erfgoed.


1 Onder immaterieel erfgoed wordt in het verdrag verstaan: zowel de praktijken, voorstellingen, uitdrukkingen, kennis en vaardigheden als de instrumenten, objecten en culturele ruimtes die daarmee worden geassocieerd, en die gemeenschappen, groepen en individuen erkennen als deel van hun cultureel erfgoed. Het immaterieel erfgoed zoals in het verdrag gedefinieerd manifesteert zich in de volgende domeinen: (a) orale tradities en uitdrukkingen (inclusief taal als vehikel van immaterieel erfgoed), (b) podiumkunsten, (c) sociale gewoonten, rituelen, feestelijke gebeurtenissen, (d) kennis en praktijken betreffende de natuur en het universum, (e) traditionele ambachtelijke vaardigheden.

Pagina 2 van 6





Daarbij legt het verdrag sterk de nadruk op de dragende rol van Datum gemeenschappen. Zij verplicht de lidstaten dan ook deze groepen mensen te

betrekken bij het behoud van hun erfgoed. Onze referentie Op internationaal niveau fungeren in het kader van het verdrag twee lijsten om 164623 het immaterieel erfgoed optimaal zichtbaar te maken en gepaste

beschermingsmaatregelen te kunnen nemen, de zogenaamde Representative List of the Intangible Cultural Heritage of Humantiy en de List of Intangible Cultural Heritage in Need of Urgent Safeguarding. Lidstaten kunnen, net als voor de Werelderfgoedlijst, nominaties doen voor deze lijsten. In het kader van het verdrag heeft UNESCO een fonds voor de Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage ingesteld, waaraan de lidstaten middels een contributie bijdragen.

Nederland treedt toe
Dat Nederland partij wil worden, heb ik mede op advies van de Nationale UNESCO Commissie geconcludeerd. De Nationale UNESCO Commissie heeft mij positief geadviseerd over toetreding van Nederland tot het verdrag. Dit advies kwam tot stand op basis van de uitkomsten van een expert meeting, waaraan o.a. het Meertens Instituut, Nederlands Centrum voor Volkscultuur (NCV), het Nederlands Openluchtmuseum en Museum Maluku deelnamen.

Ik vind dat het verdrag een belangrijke bijdrage levert aan het cultuurbeleid als instrument om op nationaal niveau de bewustwording, zichtbaarheid, kennis en daarmee het behoud van immaterieel erfgoed (en nieuwe vormen ervan) te versterken. Instellingen zoals het Meertens Instituut, het Nederlands Centrum voor Volkscultuur, het Fonds voor Cultuurparticipatie maar ook musea als het Openluchtmuseum in Arnhem, het Zuiderzeemuseum, stadsmusea, provinciale erfgoedhuizen en instellingen als Imagine IC en het NiNsee, zijn op allerlei manieren (wetenschappelijk, promotioneel, in presentaties, intercultureel etc.) actief op het terrein van immaterieel erfgoed. Niet alleen voor deze instellingen, maar ook voor de talloze volksculturele verenigingen betekent ratificatie erkenning van hun inspanningen voor het immateriële erfgoed, ook in internationaal verband.
Toetreding van Nederland stimuleert de nationale discussie over immaterieel erfgoed, volkscultuur en identiteit ook in relatie tot de diversiteit van de Nederlandse bevolking. Brede groepen kunnen aan deze laagdrempelige vorm van erfgoed deelnemen, een kans die in het advies van de Nationale UNESCO Commissie wordt benadrukt. Ook voor cultuureducatie kan het UNESCO-verdrag een stimulans betekenen. Het luisteren naar verhalen of deze zelf vastleggen en de kennis over tradities en gebruiken versterken, is een manier om jongeren bewust te maken van dit erfgoed en het belang van de overdracht ervan.

Internationaal vormt het verdrag een belangrijk instrument om die landen waarin het culturele erfgoed vooral een immateriële verschijningsvorm heeft (Afrikaanse, Zuid-Amerikaanse en Aziatische landen) zichtbaar te maken en levend te houden. Door toetreding betuigt Nederland -aansluitend bij het advies van de Nationale UNESCO Commissie- zijn solidariteit met het behoud van het immateriële erfgoed in deze landen en geeft aan deze landen daarin te willen ondersteunen. Met zijn expertise kan Nederland bijdragen aan de implementatie van het verdrag op wereldniveau.

Pagina 3 van 6





Datum Verplichtingen

De belangrijkste verplichtingen voor een lidstaat zijn: Onze referentie
· Op nationaal niveau het immateriële erfgoed identificeren en definiëren 164623 met medewerking van gemeenschappen, groepen en niet-

gouvernementele organisaties. Om dat te bewerkstelligen en met het oog op het zichtbaar maken en levend houden van het immaterieel erfgoed wordt gevraagd een inventaris van immaterieel erfgoed dat aanwezig is op zijn grondgebied samen te stellen. Dat kan een inventaris van al bestaande deelinventarisaties zijn. Deze inventaris dient regelmatig te worden bijgewerkt. De lidstaat doet verslag van wat er voor de implementatie van het verdrag is gedaan;

· Bij te dragen aan het internationale Immaterieel Cultureel Erfgoedfonds dat is ingesteld door UNESCO.
Een lidstaat is niet verplicht voordrachten te doen voor de internationale lijsten (Representative List en Urgent Safeguarding List).

Wat betekent dit voor Nederland?
In Nederland stellen verschillende instellingen op deelgebieden al inventarissen van immaterieel erfgoed samen. Zij verzamelen, documenteren en onderzoeken immaterieel erfgoed en onderhouden contacten met verenigingen en andere dragers ervan. Deze instellingen doen dus al veel en spelen dan ook een belangrijke rol in de uitvoering van het verdrag. Ik onderzoek nog welke instelling(en) als focuspunt voor de coördinatie van activiteiten kan zorg dragen.

Volgens het verdrag is het doel van het samenstellen van een inventaris mensen bewust te maken van het belang van dit erfgoed. Ik wil dan ook op nationaal niveau inzetten op versterking van de zichtbaarheid van dit erfgoed, educatie en informatie vooral voor jongeren, en brede participatie aan en toegankelijkheid van dit erfgoed. Dit mede in relatie tot immaterieel erfgoed van nieuwe Nederlanders. Ik vraag de bestaande instellingen hieraan een bijdrage te leveren. Internationaal wil ik, in afstemming met UNESCO, landen ondersteunen die dringend behoefte hebben aan het levend houden van hun immateriële erfgoed.

In het licht van het grote aantal nominaties door lidstaten voor de Representative List en de recent opgetreden onevenwichtige geografische representatie op deze lijst, doet Nederland voorlopig geen voorstellen voor deze lijst. In een later stadium kan, na ratificatie van het verdrag, worden bezien of Nederland voordrachten gaat doen. Aandacht voor de Urgent Safeguarding List met het oog op het behoud van bedreigd immaterieel erfgoed in bijvoorbeeld Afrikaanse landen, past op dit moment beter bij de doelstellingen van het verdrag.

Wat moet er gedaan?
Ik acht dit verdrag zowel nationaal als internationaal van groot belang. Om aan de verplichtingen en de doelstellingen te voldoen wil ik gericht inzetten op een pakket aan activiteiten:

1. Samen met mijn collega van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal ik de goedkeuringsprocedure voor toetreding van Nederland voorbereiden. Dit betekent het volgende:

a. Zoals gebruikelijk zal de minister van Buitenlandse Zaken de Nederlandse Antillen en Aruba om medegelding vragen. In het geval van het immateriële

Pagina 4 van 6





erfgoed is dat een belangrijke, ook inhoudelijke vraag, aangezien de Antillen en Datum Aruba dit levende erfgoed als een belangrijke uiting van hun cultuur zien. Ik zal

dan ook met de desbetreffende overheden en organisaties hierover spreken. Onze referentie b. De implementatie van het verdrag zal worden afgestemd met andere door 164623 Nederland geratificeerde UNESCO-verdragen, zoals die van het Werelderfgoed en

Culturele Diversiteit.
c. Ik streef ernaar dat ratificatie van het verdrag voor het einde van 2010 een feit is.


2. Om de operationalisering van dit verdrag voor te bereiden wil ik, aansluitend op succesvol provinciaal, regionaal en lokaal beleid en op wat er al wordt gedaan door instellingen, alvast inzetten op de volgende punten:

a. Het doen organiseren van een internationale conferentie/manifestatie om aandacht voor en kennis over immaterieel erfgoed en het UNESCO-verdrag te genereren.
b. Het starten van een proefproject voor het maken van een inventaris van immaterieel erfgoed. Daarbij kunnen nieuwe media (ontwikkeling website, database) zorgen voor meer publieksvriendelijke zichtbaarheid, kennis en informatie over dit erfgoed. Ook onderzoek naar nieuwe manieren van bewaren en overdragen van immaterieel erfgoed past hierin. Daarnaast bezie ik hoe immaterieel erfgoed als onderdeel van erfgoededucatie op scholen kan worden gestimuleerd.
c. Immaterieel erfgoed en volkscultuur liggen in elkaars verlengde. Het Fonds voor Cultuurparticipatie heeft volkscultuur expliciet als een van haar pijlers. d. Het in afstemming met UNESCO ondersteunen van internationale projecten ten behoeve van capaciteitsopbouw, bewustmaking en levend houden van immaterieel erfgoed in landen waar dit dringend nodig is. De mogelijkheden hiervoor zal ik ook met mijn collega van Ontwikkelingssamenwerking bespreken. Het internationale Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoedbeleidskader biedt daarbij mogelijkheden om immaterieel erfgoed in te bedden. In de vorm van projecten, waarin verschillende prioriteitslanden participeren, kan immaterieel erfgoed worden geïdentificeerd, gedocumenteerd en gepresenteerd.

Financiën
Lidstaten hebben de verplichting tot contributie aan het fonds van het verdrag. Bovendien wil ik onderzoeken of internationale projecten in samenwerking met UNESCO kunnen worden ondersteund door het instellen van een Fund-in-Trust, zoals Nederland dit ook heeft ingesteld in het kader van het Werelderfgoed. Ook de operationalisering van het verdrag op nationaal niveau zal ik financieel ondersteunen.
Aanvullend op wat verschillende instellingen op het terrein van immaterieel erfgoed zelf al bijdragen aan de implementatie van het verdrag, heb ik in totaal een bedrag van circa 450.000,- gereserveerd voor de operationalisering van het verdrag op nationaal en internationaal niveau.

Conclusie
Toetreding van Nederland tot het verdrag Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed levert een belangrijke bijdrage aan het cultuurbeleid op nationaal en internationaal niveau. Nederland neemt zijn verantwoordelijkheid voor en draagt bij aan het wereldwijd zichtbaar maken en levend houden van dit dynamische erfgoed, dat een uitdrukking is van onze menselijke creativiteit en

Pagina 5 van 6





culturele diversiteit. Het streven is medio 2010 de goedkeuringsstukken bij uw Datum Kamer neer te leggen.

Onze referentie 164623 de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

Pagina 6 van 6