Senternovem
30-11-2009 | Wijzigingsblad NEN 5128
Sinds 21 mei 2009 is het wijzigingsblad NEN 5128:2004/A1:2008 van
kracht geworden. Belangrijk nieuws daaruit is de introductie van
maatregelpakketten, waarbij een energieprestatie niet meer nodig is.
Een ander nieuw element is de bepalingsmethode voor de warmtebijdrage
uit douchewaterwarmteterugwinning. Hieronder worden de belangrijkste
wijzigingen kort beschreven.
Schematisering
Conform NEN 5128:2004 dienden bouwlagen als een aparte verwarmde zone
aangemerkt te worden. Hiermee diende voorkomen te worden dat de
warmtewinst en het warmteverlies gemiddeld zouden worden over
bouwlagen met uiteenlopende karakteristieke eigenschappen, hetgeen zou
leiden tot een overschatting van de warmtewinst en een onderschatting
van de koudebehoefte. Conform wijzigingsblad A1:2008 mogen bouwlagen
nu worden samengevoegd tot een verwarmde zone wanneer buitenzonwering
is toegepast op alle glasvlakken tussen oriëntatie ZW en ZO, met
uitzondering van glasvlakken kleiner dan 0.5m².
Gebouwschilindicator
De gebouwschilindicator is een maat voor de energetische kwaliteit van
het bouwkundig deel van het gebouw. De energetische kwaliteit van de
gebouwschil heeft een meer permanent karakter dan de energetische
kwaliteit van de installaties met een technische levensduur van
bijvoorbeeld 15 jaar. Daarom kan het nuttig zijn inzicht te hebben in
het relatieve aandeel van de gebouwschil bij de vraag welke
energiebesparende maatregelen het meest rendabel zijn. Er worden twee
gebouwschilindicatoren berekend: een voor verwarming en een voor
koeling. De berekeningen zijn zo aangepast dat de invloed van
installaties, zelfregelende roosters, warmteterugwinning en voor
verwarming van ventilatielucht buiten beschouwing blijven.
Hoe lager de gebouwschilindicator hoe beter de energetische kwaliteit
van de gebouwschil.
Opgemerkt wordt dat er vooralsnog geen publiekrechtelijke eisen voor
gebouwschilindicatoren zijn voorzien.
Andere definitie LT systemen
· Bij individuele cv-installaties is sprake van
aagtemperatuurverwarming (LT): bij een ontwerpaanvoertemperatuur van
maximaal 60°C en een gemiddelde van de ontwerpaanvoer- en de
ontwerpretourtemperatuur van maximaal 50°C;
· bij collectieve cv-installaties is sprake van
laagtemperatuurverwarming (LT): bij een ontwerptemperatuur van
maximaal 70°C met een retourbegrenzer en een gemiddelde van de
ontwerpaanvoer- en de ontwerpretourtemperatuur van maximaal 50°C.
Distributieverliezen warmtapwater buiten het gebouw
Bij warmtelevering door een STEG, industrieel productieproces of
afvalverbranding zijn de distributieverliezen reeds verdisconteerd in
het beleidsmatig bepaalde rendement en blijven deze daarom buiten
beschouwing.
Douchewaterwarmteterugwinning
Warmtapwater is een grote post in het totale energiegebruik. Het
toepassen van douchewaterwarmteterugwinning (DWTW) kon via een
gelijkwaardigheidsverklaring worden meegenomen in de EPC-berekening.
De normcommissie heeft besloten om DWTW mee te nemen in de
bepalingsmethode. De methode is vooralsnog alleen voor een DWTW
aangesloten op één douchebak.
Eisen aan presentatie van invoergegevens bij vergunningaanvraag
Ten behoeven van het toetsen van een EPC-berekening dient op basis van
de invoergegevens een helder overzicht met zoveel mogelijk in de
praktijk te controleren gegevens, gegenereerd te worden. Daarnaast
dient melding gemaakt te worden van oplossingen waarbij gebruik is
gemaakt van kwaliteits- en gelijkwaardigheidsverklaringen.
Verlaging minimale opwekkingsrendementen voor warmtepompen (B2)
De kwaliteitseis voor het minimale opwekkingsrendement van
warmtepompen is aangepast. Dat is het gevolgd en gewijzigde
beproevingscondities. Daarmee zijn de toetsingscriteria in
vergelijking met de oude situatie zoveel mogelijk gelijkgesteld.
Aangepaste CO2 -emissiefactoren
Voor aardgas, elektriciteit en afvalverbranding zijn de
CO2 -emissiefactoren aangepast. De nieuwe getallen zijn op
bovenwaarde in plaats van op onderwaarde.
Maatregelpaketten
In het kader van het project vereenvoudiging NEN-normen Bouwbesluit is
ook bij de NEN 5128 gezocht naar mogelijkheden om vooral bij
eenvoudige of eenmalige projecten het voldoen aan de
energiezuinigheideis voor woningen of woongebouwen te vereenvoudigen.
Die is gevonden in kant en klare maatregelpakketten waarbij het niet
meer nodig is om bij de vergunningaanvraag een EPC-berekening te
overleggen. De keuze van een van deze pakketten leidt direct tot
toekenning van een EPC van 0.8. Kijk hier voor een beschrijving van de
maatregelenpakketten.
Wijzigingsdatum | 30-11-2009