Toegankelijker medicinale cannabis
Kamerstuk, 20 november 2009
GMT-CB-U-2964361
20 november 2009
Geachte voorzitter,
Het Kamerlid Van der Ham presenteert met zijn initiatiefnota
Toegankelijker medicinale cannabis een aantal voorstellen om te komen
tot een verbetering van de in de nota geschetste problemen (TK
2009-2010, 32159, nrs. 1-2). Voordat ik inga op deze voorstellen wil
ik eerst de rol van de overheid en daarmee die van Bureau voor
Medicinale Cannabis (BMC) op dit terrein verduidelijken.
Rol overheid
In het verleden is gebleken dat geneesmiddelonderzoek met cannabis als
grondstof zeer lastig was, zo niet onmogelijk, omdat er simpelweg geen
farmaceutisch gekwalificeerde en gestandaardiseerde grondstof
beschikbaar was. Door dit gemis kwam de geneesmiddelontwikkeling niet
van de grond. De enkele onderzoeken die plaatsvonden konden niet met
elkaar vergeleken worden omdat gebruikte cannabisproducten te veel van
elkaar verschilden. Gegeven de nationale en internationale regelgeving
is indertijd gekozen voor een overheidsbureau dat de grondstof
medicinale cannabis ter beschikking kon stellen voor onderzoek en
geneesmiddelontwikkeling. BMC garandeert dat haar product voldoet aan
de farmaceutische kwaliteitseisen zodat verantwoord medisch
wetenschappelijk onderzoek mogelijk is.
Ik zie een duidelijke rol voor de overheid om de grondstof beschikbaar
te stellen aan onderzoekers en farmaceutische bedrijven, zodat zij
verzekerd zijn van een gestandaardiseerde medicinale cannabis van
farmaceutische kwaliteit. Alleen op deze manier is voor hen onderzoek
en ontwikkeling mogelijk, want geen enkele andere partij -gegeven de
nationale en internationale regelgeving- kan en mag cannabis op deze
wijze telen en verwerken. Het is vervolgens de taak van een
farmaceutisch bedrijf om een geneesmiddel op de markt te zetten. Dit
is géén taak van de overheid. De minister van Volksgezondheid is onder
meer verantwoordelijk voor het creëren van de juiste randvoorwaarden
rondom de beschikbaarheid van medische producten, maar niet voor het
op de markt brengen van deze medische producten. Het zou een verkeerd
signaal zijn alleen voor medicinale cannabis hierop een uitzondering
te maken. Ik ben van mening dat de verantwoordelijkheden daar
neergelegd moeten worden waar ze behoren te liggen. Waar mogelijk zal
VWS de procedure zoveel mogelijk stimuleren dan wel faciliteren. Zoals
ik u al in november 2007 heb laten weten waren de ontwikkelingen op
het gebied van een geneesmiddel met medicinale cannabis als grondstof
indertijd zodanig dat ik besloten heb de beschikbaarheid van
medicinale cannabis in ieder geval nog vijf jaar te continueren (TK
2007-2008, 24077, nr. 200).
Betere voorlichting en meer onderzoek
Een arts zal met zijn patiënt bespreken wat de best mogelijke
behandeling kan zijn gezien de specifieke situatie van de patiënt. Het
is hierbij belangrijk dat de patiënt zich goed laat voorlichten door
zijn arts over de voor- en nadelen van een behandeling en over de
alternatieven die van toepassing zijn. Het is de eigen arts die de
patiënt hierin het beste kan voorzien omdat alleen de arts op de
hoogte is van de specifieke omstandigheden van de patiënt. Deze rol
kan en wil de overheid niet overnemen. BMC levert aan apotheken de
grondstof medicinale cannabis. Op voorschrift van een arts zal de
apotheker de medicinale cannabis als geneesmiddel aan de patiënt
afleveren. Als leverancier van de grondstof heeft BMC de
verantwoordelijkheid voor de algemene productvoorlichting. In dat
kader heeft BMC regelmatig contact met betrokken partijen, zo ook
overleg met patiënten- en artsenorganisaties. Wanneer zich aanvullende
vragen van artsen of patiënten voordoen die productgerelateerd zijn,
dan worden die natuurlijk door BMC zorgvuldig beantwoord. Gezien de
rol van BMC, de leverancier van de grondstof medicinale cannabis,
behoort de voorlichting niet verder te gaan dan informatie over de
door BMC ter beschikking gestelde producten.
BMC heeft zich in het verleden al toegelegd op het (laten) onderzoeken
of cannabis of cannabisproducten kunnen worden gebruikt als
geneesmiddel. Tot zover het tot de taak van BMC (oftewel de overheid)
behoort. De onderzoeken hebben ertoe geleid dat de huidige producten
die ter beschikking worden gesteld allen gebruikt kúnnen worden als
geneesmiddel, oftewel de beschikbare producten fungeren als grondstof
voor een geneesmiddel. Of het daadwerkelijk tot een (geregistreerd)
geneesmiddel leidt is vervolgens aan de verantwoordelijke partijen,
zoals de farmaceutische bedrijven.
Uitbreiden van soorten
Ik ben me ervan bewust dat er een grote verscheidenheid is aan
cannabisvarianten. Net als bij veel andere geneesmiddelen kan de mate
van werkzaamheid en effectiviteit mede bepaald zijn door de
stofwisseling van een patiënt. Dit betekent dat de ene patiënt (heel)
anders kan reageren op een geneesmiddel dan een ander patiënt. Naast
de grote verscheidenheid aan varianten zal dit aspect ook meespelen
als het erom gaat of een cannabisvariant effectief is bij een patiënt.
Niettemin staat BMC open voor suggesties van patiëntenorganisaties en
wanneer blijkt dat bij een groot deel van de patiënten een behoefte
bestaat aan een andere variëteit, dan wordt dit serieus in overweging
genomen. Een voorbeeld hiervan is de in 2006 ontwikkelde derde variant
die sinds 2007 beschikbaar is. Hierbij valt echter wel op dat, ondanks
het feit dat een groot deel van de patiënten aangaf behoefte te hebben
aan deze variëteit, de afname van deze variëteit in de praktijk tot op
heden gering is.
Ik sta in principe niet afwijzend tegenover een mogelijke uitbreiding
van varianten mits dit tegemoet komt aan de behoefte van een groot
deel van de patiënten. Ik zie wel een probleem in de relatie met het
exploitatietekort van BMC. Eén van de beleidsdoelstellingen was
namelijk dat medicinale cannabis op een kostendekkende wijze
beschikbaar zou worden gesteld. Tot op heden is deze doelstelling niet
bereikt. Ik acht daarom een uitbreiding naar de voorgestelde zeven tot
tien variëteiten nu niet op zijn plaats. Wel ben ik bereid om BMC te
laten onderzoeken of er een proef mogelijk is met uitbreiding met
vooralsnog één nieuwe variant. Ik stel daarbij de randvoorwaarde dat
het exploitatietekort niet substantieel toeneemt. In de setting van
een proef kan BMC beter beoordelen of er genoeg vraag is naar deze
variant, waardoor het exploitatietekort niet verder hoeft op te lopen.
Indien er voldoende vraag is naar deze variant en het
exploitatietekort blijft binnen acceptabele grenzen, dan kan er
besloten worden om deze variant voor een langere periode ter
beschikking te stellen.
Opname in basispakket
In principe ben ik er vóór dat medicinale cannabis wordt opgenomen in
het basispakket. Aan opname in het basispakket zijn echter van tevoren
vastgelegde regels verbonden.
Met het Besluit zorgverzekering en de Regeling zorgverzekering wordt
de aanspraak op farmaceutische zorg geregeld. Geneesmiddelen worden
bij ministeriële regeling (Regeling zorgverzekering) aangewezen en
vormen daarmee het basispakket wat betreft de aanspraak op
farmaceutische zorg. De Regeling zorgverzekering beschrijft eveneens
hoe geneesmiddelen worden aangewezen. Eén van de voorwaarden voor
aanwijzing is dat het een geregistreerd geneesmiddel moet zijn. Het
voorstel van het lid Van der Ham zou betekenen dat afgeweken wordt van
deze procedure en afgeweken wordt van de spelregels die voor iedereen
gelden. Dit lijkt me niet de juiste weg. Er zou dan sprake zijn van
rechtsongelijkheid omdat medicinale cannabis in het basispakket wordt
opgenomen terwijl niet voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden,
zoals registratie en informatie kunnen overleggen over de
werkzaamheid, effectiviteit en veiligheid. Ik ben het met de indiener
eens dat cannabis in aanmerking moet kunnen komen voor opname in het
basispakket maar dan wel onder dezelfde condities die voor alle andere
geneesmiddelen gelden. In mijn brief van november 2007 (TK 2007-2008,
24077, nr. 200) had ik u geïnformeerd dat op dit gebied serieuze
ontwikkelingen gaande zijn. In Nederland is een farmaceutisch bedrijf
bezig met het ontwikkelen van een geneesmiddel met medicinale cannabis
als grondstof en dit bedrijf zal dit geneesmiddel uiteindelijk ter
registratie aanbieden. Zodra het een geregistreerd geneesmiddel is kan
het bedrijf de aanvraagprocedure voor opname in het basispakket
starten. Inmiddels heb ik vernomen dat het bedrijf binnenkort start
met de klinische studies.
Zelfteelt
In artikel 3 van de Opiumwet is bepaald dat het verboden is hennep te
telen, ongeacht het aantal planten. In de aanwijzing Opiumwet van het
Openbaar Ministerie (OM) is vervolgens vastgelegd dat in het geval van
teelt van niet meer dan vijf planten wordt aangenomen dat er sprake is
van niet beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Niet bedrijfsmatige teelt
van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik heeft, indien de
verdachte volwassen is, geen prioriteit. De in Nederland gangbare
grens van vijf planten is dus gebaseerd op de aanwijzing Opiumwet van
het OM en niet op de wet zelf. De Opiumwet biedt niet de mogelijkheid
om de hier voorgestelde uitzondering op te nemen, mede gelet op de
internationale verdragen die aan deze wet ten grondslag liggen.
De uitspraak van de Hoge Raad betrof een incidenteel geval. De
regering is niet bereid de wet zodanig aan te passen dat het straks
mogelijk wordt om met een doktersverklaring op (middel)grote schaal
hennep te gaan telen. In de Verenigde Staten kunnen mensen niet
terugvallen op medicinale cannabis en zijn ze - in sommige gevallen -
afhankelijk van de aanvoer door cannabisclubs. In Nederland hebben we
juist voor deze gevallen een legaal alternatief, te weten het BMC.
Financiering
Wanneer zou blijken dat het gebruik van medicinale cannabis een
besparing oplevert in het gebruik van andere geneesmiddelen dan lijkt
het mij inderdaad interessant voor verzekeraars om medicinale cannabis
in het te verzekeren pakket aan te bieden. Zoals ik u heb uitgelegd
kan ik medicinale cannabis niet zomaar in het basispakket opnemen.
Verzekeraars hebben daarentegen een grote mate van vrijheid hoe zij
hun aanvullend pakket samenstellen.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport