Eenduidige regeling verlof gedetineerden
Persbericht | 29-10-2009
In de toekomst kunnen voorlopig gehechte gedetineerden alleen op grond
van het penitentiaire recht tijdelijk de inrichting te verlaten. Het
via de rechter tijdelijk laten schorsen van de tenuitvoerlegging van
de voorlopige hechtenis wegens persoonlijke omstandigheden is dan niet
meer mogelijk. Met deze maatregel wil minister Hirsch Ballin van
Justitie voorkomen dat gebruik kan worden gemaakt van twee regelingen.
Dit naar aanleiding van de gebeurtenissen rondom Saban B. die tijdens
een schorsing van zijn voorlopige hechtenis is gevlucht. Dit schrijft
de minister vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.
In de huidige situatie kan een gedetineerde tegen wie een voorlopige
hechtenis is uitgesproken op twee manieren toestemming vragen om
tijdelijk de inrichting te verlaten wegens persoonlijke
omstandigheden. Dat kan via de rechter (art 80, Wetboek van
Strafvordering (Sv)) waarbij er een tijdelijke schorsing van de
voorlopige hechtenis wordt verzocht, of via de directeur (i.c de
minister) van de inrichting (art 26, Penitentiaire beginselenwet
(Pbw)) waarbij er verlof wordt aangevraagd. Minister Hirsch Ballin
beoordeelt het naast elkaar bestaan van deze mogelijkheden als een
onwenselijke samenloop van regelingen en vindt dat er een betere
afbakening moet komen tussen deze twee mogelijkheden.
De minister stelt voor om de beslissingen over het tijdelijk verlaten
van de inrichting vanwege persoonlijke omstandigheden via het
penitentiaire recht te laten lopen. Een dergelijke beslissing hoort
ook thuis in het penitentiare recht. Volgens het penitentiaire recht
is het in principe alleen mogelijk voor de periode van één dag de
inrichting te verlaten en alleen in die gevallen, waar het gaat om
persoonlijke omstandigheden zoals kraambezoek, levensgevaar voor de
partners of naaste familie of het bijwonen van een uitvaart. Daarnaast
gaat het om gevallen waarin verlof moet worden geweigerd. Bijvoorbeeld
de ongewenstverklaarde vreemdelingen, vluchtgevaar, het risico van
ongewenste confrontaties met slachtoffers, het risico op verstoring
van de openbare orde of mogelijke maatschappelijke onrust.
De bewindsman kiest hiervoor, omdat dit recht de (wijze van)
tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende
maatregelen regelt. Ook heeft hij gekeken naar de taakverdeling tussen
de rechter en de administratie bij de tenuitvoerlegging van
detentiebeslissingen. Daarmee wijst de minister op de verdeling in het
Nederlandse rechtsbestel, waarbij de rechter de vrijheidsbeneming
oplegt en de administratie (i.c. de minister en de
gevangenisdirecteur) verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging
daarvan. De door het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens
(EVRM) vereiste rechtsbescherming blijft bestaan. Het penitentiaire
recht voorziet in rechtsbescherming tegen beslissingen van de
administratie met een beroepsmogelijkheid bij een onafhankelijke
rechter, namelijk de Raad voor de Strafrechtstoepassing en
Jeugdbescherming.
De mogelijkheid tot het schorsen (onder voorwaarden) van de voorlopige
hechtenis als zodanig blijft bestaan. De schorsingsbevoegdheid is een
strafvordelijk middel, dat de rechter nodig heeft om zijn taak in het
strafproces bij de waarheidsvinding en de strafoplegging, uit te
oefenen. Het voorstel van de minister heeft alleen betrekking op een
betere afbakening van de twee regelingen.
Maatregelen
De minister kondigt een aantal maatregelen aan om de werkwijze bij
moeilijke zaken te verbeteren. Er komt een betere verbinding tussen de
officier van justitie in eerste aanleg en de advocaat-generaal ten
behoeve van de behandeling van de beroepszaak. Als daar noodzaak toe
is, kan de zaaksofficier worden toegevoegd aan het behandelteam voor
de beroepszaak. Verder onderschrijft de minister de conclusie van de
Raad voor de Rechtspraak om in het vervolg schorsingsonderzoeken van
zwaardere verdachten beter en scherper door het openbaar ministerie te
laten onderzoeken. Verder is de bewindsman van mening dat de
informatie over de verblijfsrechtelijke status van de verdachte bekend
moet zijn bij de betrokken instanties. Vreemdelingen die ongewenst
zijn verklaard hebben immers in principe geen recht op verlof. De
minister zal, naar aanleiding van de motie Teeven, in die gevallen ook
de schorsing van de voorlopige hechtenis onmogelijk maken.
Meer informatie
* Kamerbrief moties Teeven en toezeggingen n.a.v. het
interpellatiedebat Saban B. 29-10-2009 | Word-document, 0.11 MB
* Rapportage naar aanleiding van de vlucht van verdachte Saban
B.29-10-2009 | Word-document, 0.12 MB
* Feitenoverzicht Rechtspraak inzake de schorsing van de voorlopige
hechtenis van Saban B.29-10-2009 | pdf-document, 0.32 MB
Zie het origineel
* Bijlage brief Saban B.29-10-2009 | pdf-document, 28 KB
Ministerie van Justitie