Rondetafelconferentie eco-labelling en certificering in de visserijsector
28 oktober 2009 - kamerstuk
Kamerbrief over een internationale rondetafelconferentie over
eco-labelling en certificering in de visserijsector op 22 en 23 april
2009. LNV organiseerde deze conferentie samen met de OESO en de FAO.
Datum 28 oktober 2009
Betreft Rondetafelconferentie eco-labelling en certificering in de visserijsector
Geachte Voorzitter,
In samenwerking met de OESO en FAO is door mijn ministerie op woensdag 22 en
donderdag 23 april 2009 in Scheveningen een internationale rondetafelconferentie
over eco-labelling en certificering in de visserijsector georganiseerd.
Certificering is een belangrijk instrument op weg naar een duurzame visserij.
Certificering en eco-labelling van vis en visproducten staat op dit moment volop in
de belangstelling. Gezien het belang van het onderwerp heb ik daarom in het
kader van het Committee of Fisheries (COFI) van de OESO het initiatief genomen
voor de organisatie van deze rondetafelconferentie in Nederland. De conclusies
van deze conferentie zijn recentelijk vastgesteld. Graag wil ik u met deze brief
daarover informeren.
De rondetafelconferentie bracht circa 120 vertegenwoordigers van de OESO, de
FAO en vertegenwoordigers van consumentenorganisaties, handel & verwerking,
retail, NGO's, aanvoersector, experts/specialisten, onderzoek en overheid uit
verschillende landen samen. Door de gekozen opzet van de bijeenkomst werd een
actieve participatie van de deelnemers gewaarborgd hetgeen een unieke en
waardevolle kans voor de diverse belanghebbenden bood om elk vanuit hun eigen
invalshoek een inbreng te leveren.
De eerste dag van de rondetafelconferentie heeft zich met name toegespitst op
transparantie en onafhankelijkheid van labels en keurmerken. Op de tweede dag
stond het onderwerp publiek - private verantwoordelijkheidsverdeling centraal.
De visserijsector is op dit moment sterk in beweging. Ik heb bij de opening van de
conferentie aangegeven dat we dat momentum zouden moeten aangrijpen om de
omslag naar een in alle opzichten duurzame sector te maken. Maar dit lukt alleen
als alle betrokken partijen samenwerken en als alle partijen elkaar blijven
uitdagen om met resultaten te komen. In Nederland pakt de markt het streven
naar duurzaamheid steeds meer op.
Eco-labelling en certificering is daarvan een goed voorbeeld; de consument of de
afnemer vraagt om een bewijs dat de vis van goede kwaliteit is en op een
verantwoorde manier gevangen.
De brede belangstelling voor duurzame visserij is - zo heb ik aangegeven - ook de
reden dat ik hier in Nederland een aantal afspraken met betrokken partners heb
gemaakt. Met vissers en maatschappelijke organisaties is afgesproken om
stapsgewijs alle (kotter)visserij onder het MSC-programma te brengen. Dit als
onderdeel van een breder convenant om te komen tot een duurzame Noordzeevisserij.
Het beschikbaar stellen van één miljoen euro om met certificering van vis
en visproducten te kunnen beginnen, past daarin.
Het doel van de keurmerken is om de consument duidelijkheid te verschaffen. Dat
staat op gespannen voet met een soms wel erg groot aantal verschillende
keurmerken. Ik heb dit internationale visserijgezelschap er daarom ook op
gewezen dat naar mijn overtuiging meer eenduidigheid op dit terrein duidelijker is
voor de consument én ons eerder bij een duurzame visserij zal brengen.
Het verslag van deze rondetafelconferentie treft u hierbij aan. De belangrijkste
conclusies en opvattingen die tijdens de rondetafelconferentie naar voren kwamen
zijn:
· In plaats van discussie te hebben over de voor- en nadelen van te veel of
te weinig labels kan de discussie zich beter richten op de kwaliteit van de
informatie van de bestaande labels: zijn zij waarheidsgetrouw, legitiem,
transparant, robuust, consistent met FAO-richtlijnen? Er was een
duidelijke roep om methodologie om de kwaliteit van de diverse eco-labels
te kunnen beoordelen. Een bepaalde vorm van benchmarking van
bestaande eco-labels zou zeer waardevol zijn.
· Er bestaat een aantal tekortkomingen in global governance voor duurzame
visserij. In het internationaal recht bestaan er verplichtingen (UN
Convention on the Law of the Sea, UNCLOS) en er zijn internationaal
overeengekomen richtlijnen die helpen deze te implementeren (FAO code
of Conduct for Responsible Fisheries, CCRF). Er bestaan echter geen
internationaal overeengekomen duurzaamheidsstandaarden of
standaarden voor (duurzaam) visserijbeheer. Er zijn derhalve - behalve de
CCRF - geen criteria waarmee overheden de effectiviteit van hun visserijbeheer
kunnen beoordelen. Bij voorkeur in FAO-kader zou hier aan
gewerkt moeten worden. Het ontbreken van op wetenschap gebaseerde
standaarden voor bestandheer en definities van duurzaamheid global
governance van duurzame visserij maken dit meer problematisch dan het
beheer van voedselveiligheid, waarvoor er wel - goed gedefinieerde -
operationele standaarden zijn.
· Duurzaam beheer is te belangrijk om exclusief aan de markt of exclusief
aan de overheid over te laten. Een combinatie van publieke en private
mechanismen (certificering) en de relatieve druk die hier van uit gaat
heeft interessante gevolgen voor het algehele visserijbeheer.
· De conferentie heeft ook een aantal vragen over de rol van de overheden
opgeworpen. Moeten de overheden actief de financiële, administratieve en
beleidscondities voor certificering scheppen?
· In aanvulling op publiek beleid is er ook een keur aan private voedselveiligheid
en kwaliteitschema's. In praktijk werken zij in toenemende mate
als internationale standaarden die de relatie tussen geglobaliseerde
bedrijven en internationale toeleveranciers bepalen. Vragen die nu rond
certificering in de visserij spelen zijn ooit ook op het gebied van voedselveiligheid
opgeworpen. Voorbeelden daarvan zijn: hoe worden kosten
verdeeld onder diverse belanghebbenden? Wat zijn de gevolgen voor
kleine bedrijven en ontwikkelingslanden als zij niet aan de eisen kunnen
voldoen?
· De visserijsector ziet certificering steeds meer als een positieve "asset"
voor het zaken doen in de internationale markten voor vis. Men zoekt
certificering als de markt daar om vraagt. Het zijn niet langer de
consumenten en de non-gouvernementele organisaties, maar de partijen
in de keten - supermarkten en merkeigenaren - die hun inkoopstrategie
baseren op duurzaam gecertificeerde vis; zij vormen een "key driver" in
de ontwikkeling van eco-labels.
De rondetafelconferentie heeft een duidelijk licht geworpen op de centrale
elementen die in de toekomst verder moeten worden uitgediept. Veelal zal dat
in internationaal kader moeten gebeuren, aangezien de markt van vis en
visproducten sterk internationaal is. In het bijzonder gaat het hier om:
· het oppakken van verzoeken om eco-labellingprogramma's te benchmarken;
op zijn minst zal een methodologie moeten worden ontwikkeld
om eco-labellingsystemen te evalueren in het licht van de FAO richtsnoeren
voor eco-labelling van vis en visproducten.
· het definiëren van een werkbaar en evenwichtig systeem van het verdelen
van de kosten van certificering in de keten.
· het verder analyseren van de impact van eco-labelling en de publieke
antwoorden daarop op markttoegang en internationale handel; hierbij
komen ook WTO-aspecten aan de orde.
· het ontwikkelen van strategieën gericht op het stimuleren van transitie in
de visserij; dit impliceert de ontwikkeling van mechanismen gericht op een
positieve verandering in de visserij. Gelet op hun betekenis voor de
internationale handel in vis moeten deze strategieën in het bijzonder de
ontwikkelingslanden omvatten.
De hiervoor genoemde punten moeten naar mijn mening deel uitmaken van de
toekomstige agenda voor zowel het werk in de OECD als in de FAO. In de OECD
moet naar mijn oordeel een follow-aan de rondetafelconferentie worden
gegeven. Daarnaast zal in EU-kader certificering in het hervormde Gemeenschappelijk
Visserijbeleid en in de nieuwe Gemeenschappelijke Markt Ordening
een meer prominente rol moeten spelen. Ik constateer met genoegen dat er in
Nederland veel belangstelling bestaat voor de onlangs geopende certificeringregeling.
Dat geeft aan dat de sector signalen uit de markt oppakt en zoekt naar
mogelijkheden om aan de wensen van afnemers tegemoet te kunnen komen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit