Ministerie van Verkeer en Waterstaat


Datum 28 oktober 2009 Uw kenmerk 18106-t96/2009D46472 Onderwerp kamervragen

Geachte voorzitter,

Hiermee beantwoord ik, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de vragen die uw vaste commissie van Verkeer en Waterstaat heeft gesteld inzake de vragen en antwoorden over VGR15 Zandmaas en Grensmaas.


1. Is het waar dat het aan Limburg gegarandeerde hoogwaterbeschermingsniveau per 2015 (en voor de Grensmaas reeds vertraagd tot 2017) door financiële en procedurele oorzaken niet haalbaar is gebleken?


1. Op basis van de destijds geldende uitgangspunten is via de vaststelling van het TB / POL Zandmaas (2001) en het POL Grensmaas (2005) de aard en omvang van het maatregelpakket vastgesteld waarmee de toegezegde hoogwaterbescherming in 2015 (Zandmaas) en in 2017 (Grensmaas) zou kunnen worden gerealiseerd. Het maatregelenpakket ­ een combinatie van rivierverruiming en kadenverhoging ­ vormt de scope (opdracht) van het project Maaswerken. Voor uitvoering van dat maatregelpakket is op dat moment ook voldoende budget en tijd gereserveerd.De voortgang van de uitvoering van het maatregelenpakket verloopt voorspoedig en binnen taakstellend budget. De rivierverruiming ligt op schema en de stedelijke kaden in Roermond, Venlo en Gennep zijn vrijwel gerealiseerd. Op basis van de vastgestelde scope is in 2007 een start gemaakt met de voorbereiding van het laatste gedeelte, de realisatie van circa 60 kilometer (zogenoemde) sluitstukkaden. In 2008 is de vraag op tafel gekomen of als gevolg van gewijzigde inzichten de scope Maaswerken wel toereikend is in het licht van de toegezegde hoogwaterbescherming van het gehele Maasdal. In de periode tussen 2001 en 2008 zijn de hydraulische randvoorwaarden gewijzigd en zijn de Maaskaden onder de Wet op de Waterkering geplaatst. Op basis van de ervaringen die zijn opgedaan bij de versterking van de kaden in de stedelijke gebieden is bovendien de verwachting dat een deel van de in 1995 en 1996 door de waterschappen aangelegde Maaskaden buiten het plangebied van Maaswerken afgekeurd zullen worden op grond van de derde toetsing in het kader van de Wet op de waterkering. Tijdens het AO van 3 juni 2008 heb ik toegezegd met de waterschappen in overleg te treden teneinde de mogelijke impact in tijd en geld te onderzoeken van deze gewijzigde inzichten op de toegezegde hoogwaterbescherming.Inmiddels is duidelijk dat, door deze gewijzigde inzichten, meer kaden aangelegd en versterkt a
agina 1 van 15 P





zouden moeten worden dan nu is opgenomen in de scope Maaswerken. Deze Datum extra werkzaamheden passen niet binnen het huidige budget en tijdschema van

de Maaswerken. Tegelijkertijd is het van belang, gezien de omvang van de lange Ons kenmerk termijnopgave voor de grote rivieren, om waar mogelijk te anticiperen op een RWS SDG prod2009/1276/82740 hogere rivierafvoer. Voorkomen moet worden dat de aanleg en versterking van de sluitstukkaden als "regret" bestempeld zullen worden in het licht van de lange termijnopgave en urgente ruimtelijke ontwikkelingen. Met de provincie Limburg is daarom afgesproken dat op korte termijn bekeken wordt of de beoogde kadenaanleg en -versterking dergelijke ontwikkelingen frustreert.


2. Hoe kan het dat nu pas blijkt dat - hoewel er nog zes jaar te gaan is tot de oorspronkelijke streefdatum - deze ruim tien jaar geleden afgegeven garantie niet haalbaar is en wie is daarvoor verantwoordelijk?


2. De scope Zandmaas en Grensmaas is vastgesteld in 2001 op basis van de toen geldende inzichten. De sluitstukkaden vormen, zoals de naam al zegt, het sluitstuk van de Maaswerken. Waar en welke sluitstukkaden opgehoogd en aangelegd dienden te worden was bij de vaststelling van de scope slechts globaal bekend. Eerst na het definitief in uitvoering gaan van de rivierverruimingsmaatregelen is in 2007 de concrete uitwerking van het pakket aan sluitstukkaden ter hand genomen. Op dat moment is de vraag actueel geworden of na realisatie van de sluitstukkaden ook op basis van de meest gewijzigde inzichten het eindbeeld, het gehele Maasdal een beschermingsniveau van 1/250 per jaar, gehaald zal worden (zie ook vraag 1).


3. Welke maatregelen zijn of worden overwogen om de bovengenoemde garantie per 2015 (en 2017) alsnog waar te maken? Wordt daarbij bijvoorbeeld gedacht aan dijkverzwaring?

3. In februari van dit jaar zijn de eerste resultaten van dit gezamenlijke onderzoek op bestuurlijk niveau besproken (zie ook vraag 9). Hieruit blijkt dat op basis van de meest actuele inzichten meer kaden versterkt en aangelegd moeten worden om de doelstelling te realiseren dan nu is opgenomen in de scope Maaswerken. Op 14 mei jl. heb ik naar de regionale partners de intentie uitgesproken om op basis van het onderzoek zo spoedig mogelijk te komen tot concrete afspraken over de wijze waarop in de toegezegde hoogwaterbescherming kan worden voorzien en deze afspraken vast te leggen in een convenant. Hierbij zullen ook de planning en financiering aan de orde komen.


4. Welke inspanningen overweegt u zelf te plegen om alsnog zo goed mogelijk inhoud te geven aan deze rijksverplichting?

4. Zie antwoord op vraag 3.


5. Wat is binnen de projecten Zandmaas en Grensmaas de prioritering in te realiseren werken?

5. De stedelijke kaden zijn vrijwel gerealiseerd en de rivierverruimende maatregelen in de Zandmaas en Grensmaas zijn in uitvoering. De thans binnen projectbudget gereserveerde middelen voor de sluitstukkaden blijven beschikbaar voor het realiseren van prioritaire hoogwaterbeschermingsmaatregelen op korte termijn. Zodra in overleg met de regio aard en lokatie van de maatregelen is Pagina 2 van 15





vastgesteld, zullen deze maatregelen onder de scope van het project Maaswerken Datum worden gebracht en vervolgens onverkort worden gerealiseerd.

Ons kenmerk
6. Welke werken binnen de projecten Zandmaas en Grensmaas moeten onverkort RWS SDG prod2009/1276/82740 worden uitgevoerd?

6. Zie antwoord vraag 5.


7. ls het waar dat de provincie Limburg in februari 2009 aangeboden heeft om in partnerschap met het ministerie van VenW de opgaven op het gebied van hoogwaterbescherming, klimaatadaptatie en gebiedsgerichte duurzame ontwikkeling in de Limburgse Maasvallei op te pakken? Zo ja, is het waar dat u nog niet gereageerd heeft op dit aanbod? Zo ja, waarom niet? Is het gebruikelijk dat de reactie op een dergelijk aanbod zo lang uitblijft?

7. Ja, dat klopt. Op ambtelijk niveau is reeds dit voorjaar met de provincie Limburg besproken hoe dit aanbod kan worden opgepakt bij het opzetten van het Deltaprogramma. Inmiddels worden in dat kader gesprekken gevoerd met alle betrokken partijen uit de regio. Een schriftelijke reactie aan de provincie is nog niet verzonden, omdat de gesprekken nog gaande zijn. Op korte termijn zullen afspraken dienen te worden gemaakt hoe partijen in het vervolg het beste bij de verdere uitwerking van het Deltaprogramma kunnen worden betrokken.


8. Welk belang zou u hechten aan een partnerschap zoals de provincie Limburg dat heeft aangeboden?

8. Rijk en regio dienen samen op te trekken om de lange termijn opgave goed in beeld te krijgen en vervolgens tot uitvoering te brengen. Het gaat daarbij om de totstandbrenging van een goede samenwerking tussen alle relevante partijen in het Maasgebied.


9. Is het waar dat u een quick scan heeft uitgevoerd om de veiligheidsopgave voor de Zandmaas voor de korte termijn (beter) in beeld te krijgen?

9. Ja. Tijdens het algemeen overleg op 3 juni 2008 heb ik toegezegd om in overleg te treden met de waterschappen. Samen met de waterschappen en provincie Limburg is vervolgens een richtinggevende quick scan uitgevoerd. Doel hiervan was om vooruitlopend op de resultaten van de lopende toetsronde in het kader van de Wet op de waterkering, een beeld te krijgen van de mogelijke impact (tijd, geld) van de toetsresultaten op de toegezegde hoogwaterbescherming.
a. Zo ja: is het waar dat deze quick scan is uitgekomen op een investeringsbehoefte van naar schatting 470 miljoen euro, exclusief grondverwerving- en proceskosten, en is het reëel om aangaande de laatstgenoemde kosten uit te gaan van 20 %,respectievelijk 10%, zodat de schatting van de investeringsbehoefte in totaal uitkomt op 611 miljoen euro? a. Om inzichtelijk te maken welke maatregelen nodig zijn, zijn op basis van vooraf gezamenlijk met de provincie Limburg en de Limburgse waterschappen gedefinieerde uitgangspunten, een aantal maatregelpakketten geformuleerd. Voor deze maatregelpakketten is met behulp van kengetallen een grove inschatting van de kosten gemaakt. Het meest uitgebreide maatregelpakket heeft een kostenindicatie van 290 tot 450 miljoen euro. Een inschatting van de grondverwervings- en proceskosten is nog niet gemaakt. Pagina 3 van 15





b. Is het waar dat bovengenoemde quick scan uitsluitend uitgaat van het Datum bouwen van waterkeringen?

b. Nee, doel van de quick scan was om inzicht te krijgen in de Ons kenmerk veiligheidsopgave in relatie tot de toegezegde hoogwaterbescherming. Voor het RWS SDG prod2009/1276/82740 maken van een kosteninschatting is wel uitgegaan van kadenaanleg- en versterking, maar dat wil niet zeggen dat uiteindelijk ook alleen door kadenaanleg en -versterking voorzien kan worden in de bescherming. Indien in een zelfde mate effectief/duurzaam kan ook rivierverruiming een optie zijn. c. Wat zal het hoogwaterstandverhogend effect van de in de quick scan opgenomen waterkeringen bij benadering zijn?
c. In de meest extreme situatie (1/250 per jaar situatie) zal door de aanleg van de kaden naar verwachting een lokale waterstandsverhoging van maximaal 15 centimeter kunnen optreden.
d. Is er ten aanzien van de waterkeringen in deze quick scan een ruimtelijkeafweging gemaakt? Zo ja, door wie?
d. Het doel van de quick scan was een indicatie te krijgen van de (financiële) omvang van het benodigde pakket aan maatregelen. Daarbij zijn nog geen ruimtelijke afwegingen gemaakt. Dit zal in een volgende fase aan de orde zijn. Met de provincie Limburg is wel afgesproken op korte termijn na te gaan of de beoogde kadenaanleg en -versterking een urgente ruimtelijke ontwikkeling (`nu of nooit' maatregel) frustreert (zie ook antwoord 1). e. Hebben deze waterkeringen in de regio (inclusief de gemeenten) enig draagvlak? Zo ja, in hoeverre?
e. De in de quick scan geformuleerde maatregelpakketten zijn in samenspraak met de provincie Limburg en de beide Limburgse waterschappen tot stand gekomen. Omdat de ruimtelijke effecten niet in de quick scan zijn beschouwd, heeft in deze fase geen verkenning plaatsgevonden bij gemeenten naar het draagvlak van de maatregelen.
f. Hoe verhouden deze keringen zich tot de veiligheidsopgave op de lange termijn en maatregelen die in dit kader nodig zijn om tot hoogwaterstandverlagingen te komen?
f. De lange termijnopgave voor het Maasdal dient eerst nader in beeld te worden gebracht. Een voorbeeld daarvan is de Integrale Verkenning Maas (IVM) uit 2006. Hierin wordt bijvoorbeeld als uitgangspunt genomen dat er kaden liggen die ook overstroombaar zijn. De uitgangspunten voor het Deltaprogramma/Lange termijnopgave voor de Maas worden uitgewerkt op basis van de bestaande situatie.
g. Is het waar dat in het kader van de quick scan advies is ingewonnen bij het Expertise Netwerk Water (ENW)?
g. Nee. Het advies van het ENW is niet specifiek in het kader van de quick scan sluitstukkaden gevraagd, maar om meer in algemene zin de visie van het ENW te vernemen over de gehanteerde veiligheidsfilosofie voor de Maas. h. A. Zo ja: is het waar dat het ENW adviseert de veiligheidsfilosofie ten aanzien van de Maas te wijzigen? Zo ja, is er gevolg gegeven aan dit advies en, zo ja, hoe? Indien er geen gevolg aan het advies is gegeven, waarom niet? A. Het ENW adviseert de huidige veiligheidsfilosofie ten aanzien van de Maas robuust in te vullen mede door de hoogwaterveiligheid van het benedenstroomse gebied minder afhankelijk te maken van de overstroombaarheid van de Maaskaden. Ik neem het advies van het ENW mee in het Deltaprogramma/de lange termijnopgave voor de Maas, aangezien de door ENW voorgestane beleidswijziging verstrekkende gevolgen zal hebben, zowel in de Maas bovenstrooms, als ook benedenstrooms. Er zullen in ieder geval extra Pagina 4 van 15





dijkverhogingen nodig zijn als de vigerende veiligheidsfilosofie in lijn met het Datum ENW-advies wordt aangepast.

B. Kan, kennisnemend van het advies, gesteld worden dat de inzichten ten Ons kenmerk aanzien van (het functioneren van) de Maas (het Maassysteem) sinds de RWS SDG prod2009/1276/82740 hoogwaterstanden van 1993, 1995 en 2002 zodanig zijnverbeterd/veranderd dat van invloed moet zijn op de verbinding tussen waterveiligheidsopgaven voor de korte en de lange termijn?
B. De verbinding tussen waterveiligheidsopgaven voor de korte en de lange termijn met betrekking tot de grote rivieren, krijgt steeds meer inhoud door bij de korte termijn wateropgaven uit te gaan van oplossingen die ­ in het licht van de lange termijn ­ als no regret te typeren zijn en door rekening te houden met uitbreidbaarheid voor de toekomstige opgave (robuustheid). Het ENW-advies biedt een goede aanzet, maar houdt gelijktijdig een principieel andere benadering in die verstrekkende gevolgen heeft voor de inrichting van het Maasdal. C. Kan uit het advies worden afgeleid dat het stedelijk gebied van Venlo in de huidige veiligheidsfilosofie functioneert als retentiegebied voor het benedenstroomse deel van de Maas? Zo ja, hoe is dit, tegen deachtergrond van het rijkshoogwaterbeschermingsbeleid, aan de bewoners en gebruikers van dat stedelijk gebied uit te leggen?
C. Voor de Maas is destijds gekozen voor het uitgangspunt dat de aan te leggen kaden dienen te overstromen bij een rivierafvoer die optreedt bij een kans kleiner dan 1/250 per jaar. Dit uitgangspunt is ook vastgelegd in het TB/POL Zandmaas en POL Grensmaas. Ik merk op dat een eventueel besluit om de sluitstukkaden in Limburg hoger aan te leggen, om daarmee overstroming met een kleinere kans dan 1/250 te voorkomen, er toe zou leiden dat de stedelijke gebieden in Roermond, Venlo en Gennep, bij hoogwater als eerste zullen overstromen. Deze kaden zijn immers (net) aangelegd in lijn met eerdergenoemd uitgangspunt.
D. Wat zouden de consequenties zijn voor het benedenstrooms gelegenBrabantse en Gelderse gebied van het (geheel of gedeeltelijk) volgen van dit advies?
D. De consequentie zou zijn dat de maatgevende 1/1250 waterstanden in het Brabantse en Gelderse gebied met ca. 10 cm omhoog gaan, met als gevolg dat in het Brabantse deel van de Maas extra dijkverbeteringwerkzaamheden noodzakelijk worden. Een dergelijke waterstandstijging is tegen het beleidsmatige principe van "geen benedenstroomse effecten" en in strijd met de uitgangspunten van Maaswerken (zie ook antwoord vraag 9c).
E. Hoe zouden deze consequenties zich verhouden tot de in die gebieden gehanteerde ' waakhoogten'?
E. Waterstandverhoging benedenstrooms kan niet worden opgevangen binnen de waakhoogte. Daarvoor is de waakhoogte niet bedoeld. Bovendien dient ook langs dit deel van de Maas ruimte gereserveerd te worden voor de lange termijnopgaven grote rivieren in het kader van het Deltaprogramma. F. Kunt u aan de hand van de resultaten van de tweede toetsronde aangeven of deze consequenties binnen het reguliere
rijkshoogwaterbeschermingsprogramma ondervangen zouden kunnenworden en welke veiligheidsrisico's daarbij aan de orde zouden zijn? F. Nee, want in het lopende HWBP is hier geen rekening mee gehouden, omdat het uitgangspunt van Maaswerken is dat er benedenstrooms geen waterstandverhogende effecten zullen optreden.


10. Onderkent u dat het noodzakelijk is om nu een verbinding tot stand te brengen tussen de waterveiligheidsopgave voor de korte en de lange termijn? Zo Pagina 5 van 15





ja, kan het provinciaal meerjarenplan Zandmaas 2 daar - gelet op het advies van Datum de commissie Veerman (pag. 62) - een wezenlijke rol in spelen? Zo ja, zou dit

betekenen dat een partnerschap, zoals door de provincie Limburg gevraagd, voor Ons kenmerk de korte termijn zeer batig en voor de lange termijnuiterst kosteneffectief, en dus RWS SDG prod2009/1276/82740 zowel in het belang van de regio als in het belang van het rijk zou zijn?

10. Ja, bij het ontwikkelen van beleid voor de waterveiligheid dient rekening te worden gehouden met de lange termijn veiligheidsopgave en andere ruimtelijke opgaven in een gebied. Dat wil niet zeggen dat het in alle gevallen ook mogelijk is om korte termijnoplossingen uit te stellen in het licht van de lange termijnopgave, nevendoelen als ruimtelijke kwaliteit mee te koppelen of voor de korte termijn de meest robuuste veiligheidsoplossing te kiezen. Zo adviseert de commissie Veerman ook voor de korte termijn de lopende programma's onverwijld uit te voeren. Binnen het Deltaprogramma wordt voor het rivierengebeid een gezamenlijke en integrale gebeidsopgave voor de lange termijn uitgewerkt.Waar mogelijk kan bij de uitwerking van korte termijnmaatregelen wel geanticipeerd worden op de lange termijn. De voorwaarden daarbij zijn wel dat de maatregelen bij de verwachte hogere afvoer noodzakelijk zijn (voor de Maas is dat 4600 m3/s), er sprake is van een koppeling tussen de wateropgave en een urgente ruimtelijke ontwikkeling (`nu of nooit' maatregel), dat versneld uitvoeren van de maatregel vanwege synergievoordelen en bijdragen van andere partijen financieel aantrekkelijk is en de maatregel financieel inpasbaar is.


11. Welke natuurdoeltypen worden nagestreefd in de projecten Zandmaas en Grensmaas en welke daarvan zijn uitzonderlijk en lopen - in nationale context beschouwd - een risico als de natuurontwikkeling in de projecten Zandmaas en Grensmaas vertraging oploopt?

11. Bij de Zandmaas gaat om natte natuurdoeltypen die karakteristiek zijn voor een rivier met een natuurlijk verhang. De Grensmaas is vanwege het grindkarakter uniek. De nagestreefde natuurdoeltypen kunnen niet elders in Nederland gerealiseerd worden. Vertraging van het project betekent stagnatie voor de verbetering c.q. realisatie van de specifieke natuurdoeltypen die hier worden nagestreefd.


12. Is het waar dat het waterschap en de bewoners van de gemeente Venlo een beschermingsniveau van 1:250 voldoende achten ten aanzien van de aan te leggen kademuren in Maasveld II in de gemeente Venlo? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot uw streven naar een beschermingsniveau van 1:1250?

12. Na de hoogwaters in 1993 en 1995 is er een bouwstop afgekondigd voor het bouwen in het rivierbed. Voor een aantal projecten is een uitzondering gemaakt, aangezien deze al in een vergevorderd stadium van planontwikkeling zaten en er bovendien instemming ten aanzien van dat specifieke bouwplan was. In 1996 heeft het Kabinet het project Maasveld II aangewezen als een zogeheten "pijplijnproject". Dit betekent dat er specifieke voorwaarden zijn opgelegd op grond waarvan dit woningbouwproject alsnog gerealiseerd kan worden. Eén van de voorwaarden is het te hanteren beschermingsniveau van 1/1250. Op ambtelijk niveau is begin 2009 met de gemeente Venlo overleg gevoerd over de mate van bescherming van Maasveld II. Uitkomst van dit gesprek is dat het in het verleden vastgelegde beschermingsniveau ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Pagina 6 van 15






13. Deelt u de mening dat de voorgestelde uitvoering van Maasveld II om te Datum komen tot een beschermingsniveau van 1:1250 slechts schijnveiligheid biedt,

omdat het water langs de zij- en achterkant vrij Maasveld II kan binnenstromen? Ons kenmerk RWS SDG prod2009/1276/82740 13. Nee. Ik ben van mening dat naast het binnenstromen via de voordeur ook de achterdeur goed beschermd dient te worden. In de plannen voor Maasveld II dienen daartoe adequate maatregelen te worden genomen, al of niet tijdelijk van aard (dat wil zeggen werkzaam c.q. inzetbaar tijdens situaties van hoge waterstanden op de Maas).


14. Wat zou de kostenbesparing bedragen als de beveiliging conform Maasveld I zou worden gerealiseerd?

14. Voor Maasveld II geldt een hoger niveau van beveiliging met als doel om onverhoopte schade als gevolg van hoogwater te verminderen. Het realiseren van een hoger beschermingsniveau is een harde randvoorwaarde, zoals vastgelegd tussen partijen. Ten aanzien van het beschermingsniveau kan dus geen sprake zijn van versobering.


15. Onderkent u dat het uitblijven van antwoorden van uw zijde op brieven en het zonder overleg niet reageren op adviezen de indruk kan wekken dat de regio slechts wordt betrokken in het nationaal waterbeleid om er kennis van te nemen? Zo ja,kan het dan terecht zijn dat de provincies/regio's de indruk hebben dat hen bij het inrichten van het Deltaprogramma en de daarbij behorende (organisatie)structuren slechts een marginale ruimte wordt geboden?

15. De regionale partijen zijn nodig om de opgaven van het nationale waterbeleid te realiseren. Regionale partijen worden dan ook betrokken bij opzet en inrichting van het Deltaprogramma. De te formuleren opgave voor de lange termijn zal bestaan uit zowel rijks- als ook regionale doelen. De gesprekken daartoe met de regio zijn opgestart. Zo is er gesproken over de te vormen ambtelijke werkorganisatie, die zal bestaan uit medewerkers van verschillende overheden (rijk, provincie, waterschappen en gemeenten). Tevens zal binnen het Deltaprogramma een samenhang en koppeling met de regionale integrale gebiedsopgaven voor de lange termijn worden nagestreefd. Met alle partijen zullen afspraken worden gemaakt over de vorming van het Deltaprogramma. Dit vergt de nodige tijd. Hierdoor heb ik op sommige verzoeken of adviezen nog geen (inhoudelijke) reactie kunnen geven.


16. Hoe verhoudt dit zich dit tot het standpunt van de Kamer dat centraal enkel dat geregeld mag worden dat ook centraal geregeld moet worden en dat het inhoudelijk deel van de waterveiligheidsopgave maximaal op regionaal niveau moet worden ingevuld?

16. Waterveiligheid wordt in eerste instantie op landelijk niveau ingevuld. Daarom is het ontwerp Nationaal Waterplan uitgebracht en is het Deltaprogramma in ontwikkeling. Uiteraard is sprake van een sterke wisselwerking tussen de nationale en regionale opgaven. Door binnen het Deltaprogramma een gezamenlijke en integrale gebiedsopgave voor de lange termijn uit te werken zoals in het Nationaal Waterplan is aangegeven, kan een goede koppeling tussen nationale en regionale opgaven worden bewerkstelligd.

Pagina 7 van 15






17. Waarom komt op het huidige in omloop gebracht kaartmateriaal ter Datum voorbereiding van het Deltaprogramma - laatstelijk eind augustus 2009 - de Maas

in het geheel niet voor, waarmee de Limburgse dijkringgebieden (als bedoeld in Ons kenmerk de bijlage bij de wet tot herziening van de Wet op de waterkering 2005) niet RWS SDG prod2009/1276/82740 aangegeven zijn op voor het hoogwaterbeschermingsbeleid relevant kaartmateriaal? Heeft dit wellicht te maken met het rivier en/of het feit dat deze dijkringgebieden onverkort deel uit maken van het BesluitRijksrivieren?

17. De Maas maakt in zijn geheel onderdeel uit van het Deltaprogramma. Als er een kaart circuleert die de indruk wekt dat dit niet zo zou zijn, dan klopt deze kaart niet.


18. Wat zijn de consequenties van de aanbevelingen van de commissie Veerman voor de beoogde veiligheidsnormen voor de Zand- en de Grensmaas en hoe verhouden zich de beoogde veiligheidsnormen tot de door de commissie Veerman voorgestelde veiligheidsnormering?

18. De commissie Veerman beveelt aan om de lopende rivierverruimende en verbeterprogramma's zonder vertraging uit te voeren. In het ontwerp Nationaal Waterplan heb ik aangegeven dat het van belang is om te anticiperen op hogere rivierafvoeren, gezien de omvang van de opgave als gevolg van klimaatverandering. Binnen het Deltaprogramma wordt dit in samenhang met de veiligheidsnormen uitgewerkt.


19. Wat is, ten aanzien van de Limburgse dijkringgebieden, de stand van zaken van het project Veiligheid van Nederland in Kaart?

19. In het projectplan VNK-2 zijn drie Limburgse dijkringgebieden opgenomen om te worden doorgerekend. Op dit moment wordt een test van de bruikbaarheid van de berekeningsmethodiek afgerond. Aan de hand van de uitkomsten en de beschikbare financiële middelen zal over de volgende stappen worden besloten.


20. Is het waar dat er in wet- en regelgeving lacunes bestaan op het gebied van de inzet van de Limburgse retentiegebieden? Zo ja, is het waar dat deze al door de commissie Luteijn zijn gesignaleerd en in 2003 door de provincie Limburg onder de aandacht zijn gebracht? Zo ja, waarom heeft u daar, ondanks herhaald aandringen van de kant van de provincie, tot opheden niet op gereageerd?

20. Hier is sprake van begripsverwarring. De commissie Luteijn heeft destijds een advies opgesteld over de inzet van noodoverloopgebieden bij rivierafvoeren rond of zelfs boven de maatgevende afvoer, d.w.z. boven de wettelijke norm. Zonder menselijk ingrijpen stromen de retentiegebieden langs de Maas in bij voorziene hoogwatergolven. Wet­ en regelgeving ten aanzien van retentie gebieden verloopt via de Wet ruimtelijke ordening en/of de wet op de veiligheidsregio's.


21. Wie is het bevoegd gezag ten aanzien van de inzet van retentiegebieden?

21. Dat is de rivierbeheerder of het waterschap dat een retentiegebied beheert en dat hangt af van het soort besluit dat is of wordt genomen ten aanzien van het aanwijzen van het retentiegebied.

Pagina 8 van 15






22. Welke overheidsinstantie(s) kan/kunnen aangesproken worden op de Datum gevolgen van de inzet van retentiegebieden?

Ons kenmerk 22. Zie antwoord bij vraag 21. RWS SDG prod2009/1276/82740


23. Wat heeft u gedaan met de aanbevelingen van de Departementale Auditdienst ten aanzien van de 13de Voortgangsrapportage? 23. In het Assurancerapport bij VGR 13 zijn de volgende aanbevelingen opgenomen:a) Het communicatieplan van RWS Maaswerken is gezien het stadium van het project aan actualisering toe;b) De voortgangsrapportages zouden aan kwaliteit winnen indien naast de financiële risico's ook de belangrijkste tijdsrisico's met bijbehorende beheersmaatregelen zouden worden vermeld.Ad a: Voor de uitvoeringsperiode 2008-2010 is een plan van aanpak voor externe communicatie opgesteld. In de aanpak zijn onder andere hoofdboodschappen en een communicatiemiddelenmix benoemd. Ad b: Met ingang van de VGR 16 is in de risicoparagraaf tevens de tijdscomponent expliciet opgenomen.


24. Hoeveel partijen hebben inmiddels een beroep gedaan op de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 en welke bedragen zijn daarmee gemoeid?

24. Momenteel zijn er met betrekking tot Maaswerken 6 schadeverzoeken ingediend. Hierbij gaat om een totaalbedrag van circa 450.000.


25. Bestaat de mogelijkheid dat de hoogwatergeul Well - Aaijen vanwege archeologische waarden niet zal kunnen worden uitgediept? Zo ja, wat is het alternatieve plan?

25. De archeologische waarden in het projectgebied waren in januari 2009 al bekend. Er is geen reden om aan te nemen dat de aanwezige archeologische waarden in het gebied van het project Hoogwatergeul Well-Aijen er toe zullen leiden dat het project niet zal kunnen worden gerealiseerd. Immers, recent (januari 2009) heeft realisator Kampergeul B.V. mij schriftelijk verklaard het project daadwerkelijk voor eigen rekening en risico te zullen realiseren.


26. Heeft er, voorafgaand aan het bekend maken van het voornemen van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) om een of meerdere terreinen in het Maaspark Well, dat onderdeel is van de plannen voor de realisatie van de hoogwatergeul Well - Aijen, als archeologisch monument aan te wijzen, mede gelet op het in het geding zijnde hoogwaterbeschermingsbelang, overleg tussen u en uw ambtsgenoot van OCW plaatsgevonden? Zo ja, wat heeft u in dat overleg ingebracht? Zo nee, hoe is dan bij de ontwikkeling van Tracébesluiten, zoals ten behoeve van de hoogwatergeul, de interdepartementale afstemming en coördinatie geregeld?

26. De aanwijzing betreft het gebied waarbinnen Maaspark Well wordt gerealiseerd en waarin het project Hoogwatergeul Well-Aijen wordt geïncorporeerd. Er heeft geen overleg plaatsgevonden voordat OCW bedoelde aanwijzing heeft gedaan. De procedure van het opstellen van een tracébesluit is beschreven in de Tracewet en kent geen formeel afstemmingsmoment met OCW voor wat betreft de aspecten archeologie en cultuurhistorie. Echter, ook ten tijde van het opstellen van Tracébesluiten geldt altijd het convenant RWS-RCE waarin Pagina 9 van 15





voorzien is in interdepartementale afstemming en coördinatie. Verder is er contact Datum

geweest via de inspraakprocedure in het kader van de Milieu Effect Rapportage.

Ons kenmerk
27. Is het ministerie van OCW - uit het oogpunt van door haar te behartigen RWS SDG prod2009/1276/82740 archeologische belangen - voldoende betrokken geweest bij de voorbereiding van het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute?

27. Ja, ten tijde van het opstellen van het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute is er in het kader van de MER-procedure overleg geweest met het ministerie van OCW, in casu de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), de voorganger van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Ook nu wordt bij de realisatie samengewerkt met de RCE.


28. Is het gebruikelijk dat de minister van OCW, na vaststelling van een Tracebesluit en vergunningverlening voor projecten, een voornemen tot aanwijzing als een archeologisch monument kenbaar maakt?

28. Nee, dat is niet gebruikelijk. Er is reeds ruim van tevoren in kaart gebracht welke archeologische waarden in het gebied aanwezig zijn. Dit is verwoord in een selectieadvies dat in 2005 is opgesteld, na uitvoering van een uitgebreid veldonderzoek. De minister van OCW heeft het voornemen tot de aanwijzing gedaan omdat naar de mening van RCE de borging van de geselecteerde waarden te wensen overliet.


29. Kunt u inmiddels aangeven of er vertraging zal ontstaan in de realisatie van de hoogwatergeul, respectievelijk het Maaspark? Zo ja, hoeveel?

29. Op dit moment is er geen reden om aan te nemen dat de realisatie van het project hoogwatergeul Well-Aijen vertraagt. De realisator Kampergeul B.V. heeft het project hoogwatergeul Well-Aijen geïncorporeerd in het bredere gebiedsplan Maaspark Well. De (tijdige) realisatie van het bredere gebiedsplan Maaspark Well maakt geen onderdeel uit van de overeenkomst tussen Rijkswaterstaat en Kampergeul BV. Contractueel is met Kampergeul B.V. wel vastgelegd dat het inpassen van de hoogwatergeul Well-Aijen in het bredere gebiedplan Maaspark Well niet mag leiden tot vertraging van de realisatie van de hoogwatergeul. Dit heeft Kampergeul ook in haar eerdergenoemde brief van januari 2009 expliciet gesteld.


30. Welke extra kosten zijn naar aanleiding van het voornemen van OCW voor de zelfrealisator ontstaan?

30. Of er sprake is van extra kosten en, zo ja, hoeveel die dan bedragen is mij niet bekend. Het past in de opzet van het contract met Kampergeul BV dat ik daar ook niet mee bekend ben, omdat het project hoogwatergeul Well-Aijen op basis van zelfrealisatie wordt uitgevoerd.


31. Acht u het, onder omstandigheden zoals die in dit geval aan de orde zijn, redelijk dat rechtstreeks uit overheidshandelen voortkomende meerkosten voor rekening van burgers en bedrijven komen? Zo ja, waarom, gelet op de publieke belangen die in het geding zijn?

31. Met betrekking tot de realisatie van het project hoogwatergeul Well-Aijen is een zogenaamde zelfrealisatieovereenkomst gesloten. Kort en goed houdt dat in Pagina 10 van 15





dat Kampergeul BV het project op voor de overheid budgetneutrale wijze Datum realiseert (zonder overheidsbetaling en derhalve voor eigen rekening en risico).

Bij het sluiten van de overeenkomst met Kampergeul BV was ook bij Kampergeul Ons kenmerk BV bekend dat de archeologische waarden in het projectgebied tot aanzienlijke RWS SDG prod2009/1276/82740 kosten zouden kunnen leiden. Recent -in januari 2009- heeft Kampergeul bevestigd dat zij het project definitief zal realiseren conform de overeenkomst met RWS. In dat licht acht ik het niet onredelijk dat dergelijke kosten voor rekening van de private partij Kampergeul blijven.


32. Welke acties heeft u ondernomen om vertraging in de realisatie van de hoogwatergeul, respectievelijk het Maaspark, te voorkomen en de meerkosten te beperken?

32. Omdat ik -zoals ook al uit het hiervoor gestelde blijkt- geen reden heb om aan te nemen dat er vertraging zal ontstaan bij de realisatie van het project hoogwatergeul Well-Aijen, is het niet nodig om dergelijke acties te ondernemen en heb ik dat dan ook niet gedaan. Met betrekking tot de meerkosten verwijs ik naar het antwoord op vraag 31.


33. Bent u bereid om met uw ambtsgenoot van OCW in overleg te treden om te zorgen dat de voorgenomen aanwijzing niet tot vertraging zal leiden?

33. Aangezien ik thans geen reden heb om aan te nemen dat het project hoogwatergeul Well-Aijen vertraagt (zie antwoord 32), is het niet nodig om daarover in overleg te treden met mijn ambtsgenoot.


34. Vormt de voorgenomen aanwijzing een opmaat voor nog meer archeologische kosten dan al in dit project zijn betaald, dan wel worden voorzien?

34. Nee. OCW beoogt met de voorbescherming veilig te stellen dat het onderzoek dat nodig is, ook daadwerkelijk wordt verricht. Het gaat er dus niet om het onderzoek uit te breiden.


35. Hoe wordt in de projecten langs de andere grote rivieren om gegaan met het belang van de archeologie?

35. Bij de projecten langs de andere grote rivieren wordt voor wat betreft het aspect archeologie steeds gewerkt conform de bepalingen van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Daarnaast is in 2007 tussen RWS en RCE een nieuw convenant opgesteld. In dit convenant zijn onder andere afspraken gemaakt over financiering van archeologische werkzaamheden door middel van het reserveren van 1% van de projectkosten door RWS, de wijze waarop RCE bij de (uitvoering van) projecten wordt betrokken en zijn afspraken gemaakt over overleg tussen RWS en RCE. Voor de Ruimte voor de Rivier-projecten zorgen de initiatiefnemers dat het archeologisch onderzoekstraject gefaseerd wordt doorlopen, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.


36. Zijn er ook projecten langs de andere grote rivieren waarbij archeologie een kostenpost vormt in de orde van grootte van miljoenen euro's? Zo nee, hoe komt dat?

36. Vooralsnog lijkt de 1%-regeling per saldo toereikend te zijn voor archeologisch onderzoek bij de Ruimte voor de Rivier maatregelen (zie vraag 35). Pagina 11 van 15





Op maatregelniveau kunnen zich natuurlijk wel verschillen voordoen. Bij Datum dijkterugleggingen bijvoorbeeld waarbij 'oud land' wordt vergraven zullen de

kosten hoger zijn dan bij dijkversterkingen of zomerbedverlagingen. Ons kenmerk RWS SDG prod2009/1276/82740
37. Wat is het geraamde bedrag voor archeologisch onderzoek bij de realisatie van de hoogwatergeul en gebiedsontwikkeling bij Kampen?

37. Ook bij de realisatie van de hoogwatergeul Kampen zal worden uitgegaan van 1% van de realisatiekosten.


38. Is het denkbaar dat de substantiële kosten ten behoeve van archeologisch onderzoek een belemmering zullen blijken te vormen voor de projecten die in gang gezet zijn om meer ruimte voor de Maas te creëren ten behoeve van de hoogwaterbescherming? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de overige projecten in het rivierengebied en onderschrijft u dan de stelling dat de wet- en regelgeving ten aanzien van archeologie strenger is en veel belemmerender werkt dan die ten aanzien van natuur?

38. Ik acht dit niet waarschijnlijk. De op 1 september 2007 in werking getreden Wet op de Archeologische Monumentenzorg (inclusief de daarbij behorende AMvB's en ministeriele regeling) voorziet samen met het tussen RWS en RCE gesloten convenant mijns inziens in werkbare afspraken voor de kosteneffectieve uitvoering van de projecten, waarbij in voldoende mate sprake zal kunnen zijn van de borging van mogelijke aanwezige archeologische waarden. De stelling dat de wet- en regelgeving ten aanzien van archeologie strenger is en veel belemmerender werkt dan die ten aanzien van natuur onderschrijf ik niet.


39. Indien wet- en regelgeving dermate belemmerend is, hoe kunnen democratisch gekozen organen dan nog tot afwegingen komen ten aanzien van ontwikkelingen en projecten waarvan het maatschappelijk nut en de noodzaak op voorhand als aannemelijk mag worden verondersteld?

39. Zie het antwoord op vraag 38. Het gaat steeds om het vinden van balans tussen enerzijds het belang van de uitvoering van een project en het op een verantwoorde wijze omgaan met cultureel en historisch erfgoed, zoals opgenomen in de conventie van Malta en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.


40. Bent u bereid om met uw ambtsgenoot van OCW afspraken te maken om te komen tot een andere aanpak van de archeologische waarden, zodanig dat daar minder tijd en geld aan hoeven te worden besteed?

40. Voor RWS projecten geldt reeds het convenant RWS-RCE, dat tot beider tevredenheid strekt.


41. Zijn de voor de grondverwerving in de nevengeulen Baarlo en Afferden en voor het natuur(compensatie)gebied Heukelomse beek vereiste uitgaven in de begrotingen van LNV en VenW opgenomen?

41. Ja.


42. Wat is het tijdschema voor het ontwerp en de uitvoering van de projecten nevengeulen en Heukelomse beek?

Pagina 12 van 15





42. De planning is om dit in 2015 gerealiseerd te hebben. Datum


43. Is er sprake van vertraging van de voortgang bij de projecten nevengeulen Ons kenmerk en Heukelomse beek? Zo ja, wordt dat veroorzaakt door het ontbreken van RWS SDG prod2009/1276/82740 financiële middelen voor deze projecten?

43. Er is sprake van stagnatie in het verwerven van gronden. Er hebben intensieve onderhandelingen plaatsgevonden met betrokken eigenaren. Zonder aanvullend kader (en daarbij behorende aanvullende middelen) is de verwachting dat nog slechts geringe voortgang te boeken is en het afgesproken aantal hectaren natuurontwikkeling niet voor eind 2015 zal kunnen worden gerealiseerd. Bij het opstellen van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) Aanvulling Zandmaas is er door de Provinciale Staten van Limburg voor gekozen om de natuurdoelstelling in de nevengeulen en de Heukelomse beek op basis van vrijwillige verwerving te realiseren. Onteigening van deze gronden is zonder aanpassing van dit vigerende planologische kader niet mogelijk.


44. Waarom worden (vermeende) 'tegenvallende invloeden' bij het project Grensmaas met de overheid besproken worden, als het project voor rekening en risico van het Consortium Grensmaas uitgevoerd?

44. Tussen Convenantpartners en het Consortium Grensmaas (CG) is overeengekomen dat, indien er zich voor CG feiten en omstandigheden voor doen die de uitvoering van het project door CG ongunstig beïnvloeden, partijen te goeder trouw met elkaar zullen overleggen en zich er voor zullen inspannen die ongunstige invloeden op te heffen. Het uitgangspunt, dat CG het project voor eigen rekening en risico uitvoert, staat daarbij niet ter discussie.


45. Kunnen deze (vermeende) 'tegenvallende invloeden' de uitvoering van het project Grensmaas in gevaar brengen? Zo ja,hoe wordt dan omgegaan met het principe 'voor eigen rekening en risico van het Consortium Grensmaas?

45. In algemene zin is het onmogelijk uit te sluiten dat zich geen feiten en omstandigheden zullen voordoen die de uitvoering van het project Grensmaas ongunstig beïnvloeden en mogelijk zelfs in gevaar kunnen brengen. De toekomst is immers niet te voorspellen. Echter, bij het maken van de contractuele afspraken tussen Consortium Grensmaas en de Overheid is de inzet er steeds maximaal op gericht geweest om te voorkomen dat dergelijke (onvoorziene) omstandigheden de tijdige uitvoering van het Grensmaasproject in gevaar zouden kunnen brengen. Bij het maken van voornoemde afspraken is steeds het leidend motief geweest dat het Consortium Grensmaas het Grensmaasproject voor eigen rekening en risico uitvoert.


46. Kunt u meerjarig inzicht geven in de subsidiestromen voor de grondverwerving ten behoeve van de (eind-)bestemming natuur in het project Grensmaas?

46. De grondverwerving ten behoeve van de (eind)bestemming natuur in de Grensmaas is gesubsidieerd tot een maximum van 728 hectare. Voor 2010 en 2011 is hiervoor in de begroting van LNV 3,1 mln. per jaar opgenomen, hetgeen overeenkomt met een verwervingsritme van 104 hectare per jaar. De Vereniging Natuurmonumenten, die in het project Grensmaas onderdeel uitmaakt van CG, verwerft de gronden. Tot en met 2008 was de verwerving conform de planning. Pagina 13 van 15





Omdat de aankoop van gronden sindsdien achter loopt op schema, vinden Datum gesprekken plaats tussen het ministerie van LNV en Natuurmonumenten over een

aangepast subsidiëringschema. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat het door Ons kenmerk de overheid gestelde doel betreffende de realisatie van de Grensmaasnatuur in RWS SDG prod2009/1276/82740 2018 hierdoor niet zal worden gerealiseerd.


47. Zijn deze subsidiestromen toereikend om aan de rijksverplichtingen uit de Uitvoeringsovereenkomst Grensmaas te voldoen? Zo nee, geldt hier dan de regel dat sprake is van verplichte rijksuitgaven? Zo nee, waarom niet?

47. Ja, de verwachting is dat de begrote subsidiebedragen toereikend zijn. De grondprijsontwikkelingen in de komende periode is hiervoor uiteindelijk bepalend. Dit zijn juridisch verplichte uitgaven.


48. Is het waar dat de provincie Limburg u in haar brief van februari 2009 al heeft verzocht om gezamenlijk een genuanceerd standpunt en beleid te formuleren ten aanzien van de sluitstukkaden?

48. De bedoelde brief van de provincie Limburg kondigt alleen maar aan dat de resultaten van de quick scan sluitstukkaden op korte termijn beschikbaar zullen komen. Er wordt geen verzoek gedaan om gezamenlijk een genuanceerd standpunt en beleid te formuleren ten aanzien van de sluitstukkaden.


49. Hoe ver u bent gevorderd met het overleg met de regio over de sluitstukkaden en doen zich in dat traject belemmeringen voor? Zo ja, welke?

49. Ik ben met de regio in gesprek over de aanpak van de sluitstukkaden in combinatie met de mogelijke uitkomsten van de derde ronde toetsen op veiligheid. Er bestaat een gedeeld beeld ten aanzien van de omvang van de verbetermaatregelen. Over de termijn en de wijze waarop de noodzakelijke verbetermaatregelen gerealiseerd kunnen worden, bestaat nog geen finale overeenstemming. Zo onderzoekt de provincie Limburg nog of de beoogde kadenaanleg- en versterking urgente ruimtelijke ontwikkelingen (`nu of nooit' maatregelen) frustreert. Zie ook het antwoord op vraag 1. Ook de onzekerheid ten aanzien van het tijdig verkrijgen van de benodigde financiële middelen ligt hieraan ten grondslag.


50. Heeft de aanleg van de zogenoemde sluitstukkaden de knelpunten die in het kader van de Integrale Verkenning Maas zijn onderkend, vergroot? Zo ja, in hoeverre?

50. Voor de bepaling van de doelstelling in de Integrale Verkenning Maas (IVM) is uitgegaan van de situatie na afronding van Maaswerken, inclusief de aanleg van sluitstukkaden. Een vergroting van de knelpunten is daarmee niet aan de orde. Alleen wanneer bij de aanleg van de sluitstukkaden gekozen wordt voor een `robuustere aanleg' (conform ENW-advies, zie vraag 9) en deze dus veel minder overstroombaar zijn, zullen de knelpunten voor IVM worden vergroot. Het lokaal waterstandverhogend effect kan dan oplopen tot 40 cm met de daarbij behorende benedenstroomse effecten.


51. Op welke wijze zouden toekomstige projecten in de Limburgse Maasvallei in aanmerking kunnen komen voor een financiering zoals die recent beschikbaar is gesteld voor de hoogwatergeul en gebiedsontwikkeling bij Kampen? Pagina 14 van 15





Datum 51. Verbetermaatregelen die voortkomen uit de derde ronde toetsen op

veiligheid komen conform de Wet op de waterkering onder voorwaarden in Ons kenmerk aanmerking voor plaatsing op het hoogwaterbeschermingsprogramma. Daarmee RWS SDG prod2009/1276/82740 is het mogelijk om rijkssubsidie te verkrijgen. Andere projecten kunnen mogelijk deel uit gaan maken van het Deltaprogramma, deelprogramma rivieren. Op basis van een integrale analyse wordt nagegaan welke maatregelen nodig zullen zijn om de verwachte toekomstige hogere afvoeren te kunnen accommoderen. Daar waar aantoonbaar (financiële) meerwaarde is te behalen en de regio substantieel bijdraagt, kan bezien worden of, afhankelijk van de beschikbare financiële middelen, het mogelijk is om te komen tot een aanpak à la Kampen.


52. Hoe en waar worden extra kosten voor kaden en sluitstukkaden opgevangen?

52. De werkzaamheden die vallen onder de scope Maaswerken worden uit het thans beschikbare projectbudget gefinancierd.


53. Hoe wordt voorzien in voldoende reserve voor toekomstige onvoorziene tegenvallers?

53. Bij besluitvorming over investeringsprojecten wordt altijd rekening gehouden met onvoorziene kosten in de uitvoering. Hier worden expliciet middelen voor gereserveerd (` de post onvoorzien'). Het streven is de omvang van de post onvoorzien zoveel mogelijk te baseren op kwantitatieve risicoanalyses.De post onvoorzien maakt onderdeel uit van het projectbudget en dient als apart onderdeel van het projectbudget te worden bewaakt. In de voortgangsrapportages wordt over de uitputting van de post onvoorzien gerapporteerd.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

J.C. Huizinga-Heringa
Pagina 15 van 15

1 > Retouradres: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Plesmanweg 1-6 der Staten-Generaal 2597 JG Den Haag Binnenhof 4 Postbus 20901 2500 EX Den Haag 2513 AA DEN HAAG T 070 351 61 71 F 070 351 78 95

Contactpersoon
- T -

Ons kenmerk RWS SDG prod2009/1276/82740