Datum 28 oktober 2009 Uw kenmerk
18106-t96/2009D46472
Onderwerp kamervragen
Geachte voorzitter,
Hiermee beantwoord ik, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, de vragen die uw vaste commissie van Verkeer en Waterstaat heeft
gesteld inzake de vragen en antwoorden over VGR15 Zandmaas en Grensmaas.
1. Is het waar dat het aan Limburg gegarandeerde hoogwaterbeschermingsniveau
per 2015 (en voor de Grensmaas reeds vertraagd tot 2017) door financiële en
procedurele oorzaken niet haalbaar is gebleken?
1. Op basis van de destijds geldende uitgangspunten is via de vaststelling van het
TB / POL Zandmaas (2001) en het POL Grensmaas (2005) de aard en omvang
van het maatregelpakket vastgesteld waarmee de toegezegde
hoogwaterbescherming in 2015 (Zandmaas) en in 2017 (Grensmaas) zou kunnen
worden gerealiseerd. Het maatregelenpakket een combinatie van
rivierverruiming en kadenverhoging vormt de scope (opdracht) van het project
Maaswerken. Voor uitvoering van dat maatregelpakket is op dat moment ook
voldoende budget en tijd gereserveerd.De voortgang van de uitvoering van het
maatregelenpakket verloopt voorspoedig en binnen taakstellend budget. De
rivierverruiming ligt op schema en de stedelijke kaden in Roermond, Venlo en
Gennep zijn vrijwel gerealiseerd. Op basis van de vastgestelde scope is in 2007
een start gemaakt met de voorbereiding van het laatste gedeelte, de realisatie
van circa 60 kilometer (zogenoemde) sluitstukkaden. In 2008 is de vraag op tafel
gekomen of als gevolg van gewijzigde inzichten de scope Maaswerken wel
toereikend is in het licht van de toegezegde hoogwaterbescherming van het
gehele Maasdal. In de periode tussen 2001 en 2008 zijn de hydraulische
randvoorwaarden gewijzigd en zijn de Maaskaden onder de Wet op de
Waterkering geplaatst. Op basis van de ervaringen die zijn opgedaan bij de
versterking van de kaden in de stedelijke gebieden is bovendien de verwachting
dat een deel van de in 1995 en 1996 door de waterschappen aangelegde
Maaskaden buiten het plangebied van Maaswerken afgekeurd zullen worden op
grond van de derde toetsing in het kader van de Wet op de waterkering. Tijdens
het AO van 3 juni 2008 heb ik toegezegd met de waterschappen in overleg te
treden teneinde de mogelijke impact in tijd en geld te onderzoeken van deze
gewijzigde inzichten op de toegezegde hoogwaterbescherming.Inmiddels is
duidelijk dat, door deze gewijzigde inzichten, meer kaden aangelegd en versterkt
a
agina 1 van 15
P
zouden moeten worden dan nu is opgenomen in de scope Maaswerken. Deze
Datum
extra werkzaamheden passen niet binnen het huidige budget en tijdschema van
de Maaswerken. Tegelijkertijd is het van belang, gezien de omvang van de lange Ons kenmerk
termijnopgave voor de grote rivieren, om waar mogelijk te anticiperen op een RWS SDG
prod2009/1276/82740
hogere rivierafvoer. Voorkomen moet worden dat de aanleg en versterking van de
sluitstukkaden als "regret" bestempeld zullen worden in het licht van de lange
termijnopgave en urgente ruimtelijke ontwikkelingen. Met de provincie Limburg is
daarom afgesproken dat op korte termijn bekeken wordt of de beoogde
kadenaanleg en -versterking dergelijke ontwikkelingen frustreert.
2. Hoe kan het dat nu pas blijkt dat - hoewel er nog zes jaar te gaan is tot de
oorspronkelijke streefdatum - deze ruim tien jaar geleden afgegeven garantie
niet haalbaar is en wie is daarvoor verantwoordelijk?
2. De scope Zandmaas en Grensmaas is vastgesteld in 2001 op basis van de toen
geldende inzichten. De sluitstukkaden vormen, zoals de naam al zegt, het
sluitstuk van de Maaswerken. Waar en welke sluitstukkaden opgehoogd en
aangelegd dienden te worden was bij de vaststelling van de scope slechts globaal
bekend. Eerst na het definitief in uitvoering gaan van de
rivierverruimingsmaatregelen is in 2007 de concrete uitwerking van het pakket
aan sluitstukkaden ter hand genomen. Op dat moment is de vraag actueel
geworden of na realisatie van de sluitstukkaden ook op basis van de meest
gewijzigde inzichten het eindbeeld, het gehele Maasdal een beschermingsniveau
van 1/250 per jaar, gehaald zal worden (zie ook vraag 1).
3. Welke maatregelen zijn of worden overwogen om de bovengenoemde garantie
per 2015 (en 2017) alsnog waar te maken? Wordt daarbij bijvoorbeeld gedacht
aan dijkverzwaring?
3. In februari van dit jaar zijn de eerste resultaten van dit gezamenlijke
onderzoek op bestuurlijk niveau besproken (zie ook vraag 9). Hieruit blijkt dat op
basis van de meest actuele inzichten meer kaden versterkt en aangelegd moeten
worden om de doelstelling te realiseren dan nu is opgenomen in de scope
Maaswerken. Op 14 mei jl. heb ik naar de regionale partners de intentie
uitgesproken om op basis van het onderzoek zo spoedig mogelijk te komen tot
concrete afspraken over de wijze waarop in de toegezegde
hoogwaterbescherming kan worden voorzien en deze afspraken vast te leggen in
een convenant. Hierbij zullen ook de planning en financiering aan de orde komen.
4. Welke inspanningen overweegt u zelf te plegen om alsnog zo goed mogelijk
inhoud te geven aan deze rijksverplichting?
4. Zie antwoord op vraag 3.
5. Wat is binnen de projecten Zandmaas en Grensmaas de prioritering in te
realiseren werken?
5. De stedelijke kaden zijn vrijwel gerealiseerd en de rivierverruimende
maatregelen in de Zandmaas en Grensmaas zijn in uitvoering. De thans binnen
projectbudget gereserveerde middelen voor de sluitstukkaden blijven beschikbaar
voor het realiseren van prioritaire hoogwaterbeschermingsmaatregelen op korte
termijn. Zodra in overleg met de regio aard en lokatie van de maatregelen is
Pagina 2 van 15
vastgesteld, zullen deze maatregelen onder de scope van het project Maaswerken
Datum
worden gebracht en vervolgens onverkort worden gerealiseerd.
Ons kenmerk
6. Welke werken binnen de projecten Zandmaas en Grensmaas moeten onverkort RWS SDG
prod2009/1276/82740
worden uitgevoerd?
6. Zie antwoord vraag 5.
7. ls het waar dat de provincie Limburg in februari 2009 aangeboden heeft om in
partnerschap met het ministerie van VenW de opgaven op het gebied van
hoogwaterbescherming, klimaatadaptatie en gebiedsgerichte duurzame
ontwikkeling in de Limburgse Maasvallei op te pakken? Zo ja, is het waar dat u
nog niet gereageerd heeft op dit aanbod? Zo ja, waarom niet? Is het gebruikelijk
dat de reactie op een dergelijk aanbod zo lang uitblijft?
7. Ja, dat klopt. Op ambtelijk niveau is reeds dit voorjaar met de provincie
Limburg besproken hoe dit aanbod kan worden opgepakt bij het opzetten van het
Deltaprogramma. Inmiddels worden in dat kader gesprekken gevoerd met alle
betrokken partijen uit de regio. Een schriftelijke reactie aan de provincie is nog
niet verzonden, omdat de gesprekken nog gaande zijn. Op korte termijn zullen
afspraken dienen te worden gemaakt hoe partijen in het vervolg het beste bij de
verdere uitwerking van het Deltaprogramma kunnen worden betrokken.
8. Welk belang zou u hechten aan een partnerschap zoals de provincie Limburg
dat heeft aangeboden?
8. Rijk en regio dienen samen op te trekken om de lange termijn opgave goed in
beeld te krijgen en vervolgens tot uitvoering te brengen. Het gaat daarbij om de
totstandbrenging van een goede samenwerking tussen alle relevante partijen in
het Maasgebied.
9. Is het waar dat u een quick scan heeft uitgevoerd om de veiligheidsopgave
voor de Zandmaas voor de korte termijn (beter) in beeld te krijgen?
9. Ja. Tijdens het algemeen overleg op 3 juni 2008 heb ik toegezegd om in
overleg te treden met de waterschappen. Samen met de waterschappen en
provincie Limburg is vervolgens een richtinggevende quick scan uitgevoerd. Doel
hiervan was om vooruitlopend op de resultaten van de lopende toetsronde in het
kader van de Wet op de waterkering, een beeld te krijgen van de mogelijke
impact (tijd, geld) van de toetsresultaten op de toegezegde
hoogwaterbescherming.
a. Zo ja: is het waar dat deze quick scan is uitgekomen op een
investeringsbehoefte van naar schatting 470 miljoen euro, exclusief
grondverwerving- en proceskosten, en is het reëel om aangaande de
laatstgenoemde kosten uit te gaan van 20 %,respectievelijk 10%, zodat de
schatting van de investeringsbehoefte in totaal uitkomt op 611 miljoen euro?
a. Om inzichtelijk te maken welke maatregelen nodig zijn, zijn op basis van
vooraf gezamenlijk met de provincie Limburg en de Limburgse waterschappen
gedefinieerde uitgangspunten, een aantal maatregelpakketten geformuleerd. Voor
deze maatregelpakketten is met behulp van kengetallen een grove inschatting
van de kosten gemaakt. Het meest uitgebreide maatregelpakket heeft een
kostenindicatie van 290 tot 450 miljoen euro. Een inschatting van de
grondverwervings- en proceskosten is nog niet gemaakt.
Pagina 3 van 15
b. Is het waar dat bovengenoemde quick scan uitsluitend uitgaat van het
Datum
bouwen van waterkeringen?
b. Nee, doel van de quick scan was om inzicht te krijgen in de Ons kenmerk
veiligheidsopgave in relatie tot de toegezegde hoogwaterbescherming. Voor het RWS SDG
prod2009/1276/82740
maken van een kosteninschatting is wel uitgegaan van kadenaanleg- en
versterking, maar dat wil niet zeggen dat uiteindelijk ook alleen door kadenaanleg
en -versterking voorzien kan worden in de bescherming. Indien in een zelfde
mate effectief/duurzaam kan ook rivierverruiming een optie zijn.
c. Wat zal het hoogwaterstandverhogend effect van de in de quick scan
opgenomen waterkeringen bij benadering zijn?
c. In de meest extreme situatie (1/250 per jaar situatie) zal door de aanleg van
de kaden naar verwachting een lokale waterstandsverhoging van maximaal 15
centimeter kunnen optreden.
d. Is er ten aanzien van de waterkeringen in deze quick scan een
ruimtelijkeafweging gemaakt? Zo ja, door wie?
d. Het doel van de quick scan was een indicatie te krijgen van de (financiële)
omvang van het benodigde pakket aan maatregelen. Daarbij zijn nog geen
ruimtelijke afwegingen gemaakt. Dit zal in een volgende fase aan de orde zijn.
Met de provincie Limburg is wel afgesproken op korte termijn na te gaan of de
beoogde kadenaanleg en -versterking een urgente ruimtelijke ontwikkeling (`nu of
nooit' maatregel) frustreert (zie ook antwoord 1).
e. Hebben deze waterkeringen in de regio (inclusief de gemeenten) enig
draagvlak? Zo ja, in hoeverre?
e. De in de quick scan geformuleerde maatregelpakketten zijn in samenspraak
met de provincie Limburg en de beide Limburgse waterschappen tot stand
gekomen. Omdat de ruimtelijke effecten niet in de quick scan zijn beschouwd,
heeft in deze fase geen verkenning plaatsgevonden bij gemeenten naar het
draagvlak van de maatregelen.
f. Hoe verhouden deze keringen zich tot de veiligheidsopgave op de lange
termijn en maatregelen die in dit kader nodig zijn om tot
hoogwaterstandverlagingen te komen?
f. De lange termijnopgave voor het Maasdal dient eerst nader in beeld te
worden gebracht. Een voorbeeld daarvan is de Integrale Verkenning Maas (IVM)
uit 2006. Hierin wordt bijvoorbeeld als uitgangspunt genomen dat er kaden liggen
die ook overstroombaar zijn. De uitgangspunten voor het Deltaprogramma/Lange
termijnopgave voor de Maas worden uitgewerkt op basis van de bestaande
situatie.
g. Is het waar dat in het kader van de quick scan advies is ingewonnen bij het
Expertise Netwerk Water (ENW)?
g. Nee. Het advies van het ENW is niet specifiek in het kader van de quick scan
sluitstukkaden gevraagd, maar om meer in algemene zin de visie van het ENW te
vernemen over de gehanteerde veiligheidsfilosofie voor de Maas.
h. A. Zo ja: is het waar dat het ENW adviseert de veiligheidsfilosofie ten aanzien
van de Maas te wijzigen? Zo ja, is er gevolg gegeven aan dit advies en, zo ja,
hoe? Indien er geen gevolg aan het advies is gegeven, waarom niet?
A. Het ENW adviseert de huidige veiligheidsfilosofie ten aanzien van de Maas
robuust in te vullen mede door de hoogwaterveiligheid van het benedenstroomse
gebied minder afhankelijk te maken van de overstroombaarheid van de
Maaskaden. Ik neem het advies van het ENW mee in het Deltaprogramma/de
lange termijnopgave voor de Maas, aangezien de door ENW voorgestane
beleidswijziging verstrekkende gevolgen zal hebben, zowel in de Maas
bovenstrooms, als ook benedenstrooms. Er zullen in ieder geval extra
Pagina 4 van 15
dijkverhogingen nodig zijn als de vigerende veiligheidsfilosofie in lijn met het
Datum
ENW-advies wordt aangepast.
B. Kan, kennisnemend van het advies, gesteld worden dat de inzichten ten Ons kenmerk
aanzien van (het functioneren van) de Maas (het Maassysteem) sinds de RWS SDG
prod2009/1276/82740
hoogwaterstanden van 1993, 1995 en 2002 zodanig zijnverbeterd/veranderd dat
van invloed moet zijn op de verbinding tussen waterveiligheidsopgaven voor de
korte en de lange termijn?
B. De verbinding tussen waterveiligheidsopgaven voor de korte en de lange
termijn met betrekking tot de grote rivieren, krijgt steeds meer inhoud door bij de
korte termijn wateropgaven uit te gaan van oplossingen die in het licht van de
lange termijn als no regret te typeren zijn en door rekening te houden met
uitbreidbaarheid voor de toekomstige opgave (robuustheid). Het ENW-advies
biedt een goede aanzet, maar houdt gelijktijdig een principieel andere benadering
in die verstrekkende gevolgen heeft voor de inrichting van het Maasdal.
C. Kan uit het advies worden afgeleid dat het stedelijk gebied van Venlo in de
huidige veiligheidsfilosofie functioneert als retentiegebied voor het
benedenstroomse deel van de Maas? Zo ja, hoe is dit, tegen deachtergrond van
het rijkshoogwaterbeschermingsbeleid, aan de bewoners en gebruikers van dat
stedelijk gebied uit te leggen?
C. Voor de Maas is destijds gekozen voor het uitgangspunt dat de aan te
leggen kaden dienen te overstromen bij een rivierafvoer die optreedt bij een kans
kleiner dan 1/250 per jaar. Dit uitgangspunt is ook vastgelegd in het TB/POL
Zandmaas en POL Grensmaas. Ik merk op dat een eventueel besluit om de
sluitstukkaden in Limburg hoger aan te leggen, om daarmee overstroming met
een kleinere kans dan 1/250 te voorkomen, er toe zou leiden dat de stedelijke
gebieden in Roermond, Venlo en Gennep, bij hoogwater als eerste zullen
overstromen. Deze kaden zijn immers (net) aangelegd in lijn met eerdergenoemd
uitgangspunt.
D. Wat zouden de consequenties zijn voor het benedenstrooms
gelegenBrabantse en Gelderse gebied van het (geheel of gedeeltelijk) volgen van
dit advies?
D. De consequentie zou zijn dat de maatgevende 1/1250 waterstanden in het
Brabantse en Gelderse gebied met ca. 10 cm omhoog gaan, met als gevolg dat in
het Brabantse deel van de Maas extra dijkverbeteringwerkzaamheden
noodzakelijk worden. Een dergelijke waterstandstijging is tegen het beleidsmatige
principe van "geen benedenstroomse effecten" en in strijd met de uitgangspunten
van Maaswerken (zie ook antwoord vraag 9c).
E. Hoe zouden deze consequenties zich verhouden tot de in die gebieden
gehanteerde ' waakhoogten'?
E. Waterstandverhoging benedenstrooms kan niet worden opgevangen
binnen de waakhoogte. Daarvoor is de waakhoogte niet bedoeld. Bovendien dient
ook langs dit deel van de Maas ruimte gereserveerd te worden voor de lange
termijnopgaven grote rivieren in het kader van het Deltaprogramma.
F. Kunt u aan de hand van de resultaten van de tweede toetsronde aangeven
of deze consequenties binnen het reguliere
rijkshoogwaterbeschermingsprogramma ondervangen zouden kunnenworden en
welke veiligheidsrisico's daarbij aan de orde zouden zijn?
F. Nee, want in het lopende HWBP is hier geen rekening mee gehouden,
omdat het uitgangspunt van Maaswerken is dat er benedenstrooms geen
waterstandverhogende effecten zullen optreden.
10. Onderkent u dat het noodzakelijk is om nu een verbinding tot stand te
brengen tussen de waterveiligheidsopgave voor de korte en de lange termijn? Zo
Pagina 5 van 15
ja, kan het provinciaal meerjarenplan Zandmaas 2 daar - gelet op het advies van
Datum
de commissie Veerman (pag. 62) - een wezenlijke rol in spelen? Zo ja, zou dit
betekenen dat een partnerschap, zoals door de provincie Limburg gevraagd, voor Ons kenmerk
de korte termijn zeer batig en voor de lange termijnuiterst kosteneffectief, en dus RWS SDG
prod2009/1276/82740
zowel in het belang van de regio als in het belang van het rijk zou zijn?
10. Ja, bij het ontwikkelen van beleid voor de waterveiligheid dient rekening te
worden gehouden met de lange termijn veiligheidsopgave en andere ruimtelijke
opgaven in een gebied. Dat wil niet zeggen dat het in alle gevallen ook mogelijk is
om korte termijnoplossingen uit te stellen in het licht van de lange termijnopgave,
nevendoelen als ruimtelijke kwaliteit mee te koppelen of voor de korte termijn de
meest robuuste veiligheidsoplossing te kiezen. Zo adviseert de commissie
Veerman ook voor de korte termijn de lopende programma's onverwijld uit te
voeren. Binnen het Deltaprogramma wordt voor het rivierengebeid een
gezamenlijke en integrale gebeidsopgave voor de lange termijn uitgewerkt.Waar
mogelijk kan bij de uitwerking van korte termijnmaatregelen wel geanticipeerd
worden op de lange termijn. De voorwaarden daarbij zijn wel dat de maatregelen
bij de verwachte hogere afvoer noodzakelijk zijn (voor de Maas is dat 4600
m3/s), er sprake is van een koppeling tussen de wateropgave en een urgente
ruimtelijke ontwikkeling (`nu of nooit' maatregel), dat versneld uitvoeren van de
maatregel vanwege synergievoordelen en bijdragen van andere partijen financieel
aantrekkelijk is en de maatregel financieel inpasbaar is.
11. Welke natuurdoeltypen worden nagestreefd in de projecten Zandmaas en
Grensmaas en welke daarvan zijn uitzonderlijk en lopen - in nationale context
beschouwd - een risico als de natuurontwikkeling in de projecten Zandmaas en
Grensmaas vertraging oploopt?
11. Bij de Zandmaas gaat om natte natuurdoeltypen die karakteristiek zijn voor
een rivier met een natuurlijk verhang. De Grensmaas is vanwege het
grindkarakter uniek. De nagestreefde natuurdoeltypen kunnen niet elders in
Nederland gerealiseerd worden. Vertraging van het project betekent stagnatie
voor de verbetering c.q. realisatie van de specifieke natuurdoeltypen die hier
worden nagestreefd.
12. Is het waar dat het waterschap en de bewoners van de gemeente Venlo een
beschermingsniveau van 1:250 voldoende achten ten aanzien van de aan te
leggen kademuren in Maasveld II in de gemeente Venlo? Zo ja, hoe verhoudt dit
zich tot uw streven naar een beschermingsniveau van 1:1250?
12. Na de hoogwaters in 1993 en 1995 is er een bouwstop afgekondigd voor het
bouwen in het rivierbed. Voor een aantal projecten is een uitzondering gemaakt,
aangezien deze al in een vergevorderd stadium van planontwikkeling zaten en er
bovendien instemming ten aanzien van dat specifieke bouwplan was. In 1996
heeft het Kabinet het project Maasveld II aangewezen als een zogeheten
"pijplijnproject". Dit betekent dat er specifieke voorwaarden zijn opgelegd op
grond waarvan dit woningbouwproject alsnog gerealiseerd kan worden. Eén van
de voorwaarden is het te hanteren beschermingsniveau van 1/1250. Op ambtelijk
niveau is begin 2009 met de gemeente Venlo overleg gevoerd over de mate van
bescherming van Maasveld II. Uitkomst van dit gesprek is dat het in het verleden
vastgelegde beschermingsniveau ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd.
Pagina 6 van 15
13. Deelt u de mening dat de voorgestelde uitvoering van Maasveld II om te
Datum
komen tot een beschermingsniveau van 1:1250 slechts schijnveiligheid biedt,
omdat het water langs de zij- en achterkant vrij Maasveld II kan binnenstromen? Ons kenmerk
RWS SDG
prod2009/1276/82740
13. Nee. Ik ben van mening dat naast het binnenstromen via de voordeur ook de
achterdeur goed beschermd dient te worden. In de plannen voor Maasveld II
dienen daartoe adequate maatregelen te worden genomen, al of niet tijdelijk van
aard (dat wil zeggen werkzaam c.q. inzetbaar tijdens situaties van hoge
waterstanden op de Maas).
14. Wat zou de kostenbesparing bedragen als de beveiliging conform Maasveld I
zou worden gerealiseerd?
14. Voor Maasveld II geldt een hoger niveau van beveiliging met als doel om
onverhoopte schade als gevolg van hoogwater te verminderen. Het realiseren van
een hoger beschermingsniveau is een harde randvoorwaarde, zoals vastgelegd
tussen partijen. Ten aanzien van het beschermingsniveau kan dus geen sprake
zijn van versobering.
15. Onderkent u dat het uitblijven van antwoorden van uw zijde op brieven en
het zonder overleg niet reageren op adviezen de indruk kan wekken dat de regio
slechts wordt betrokken in het nationaal waterbeleid om er kennis van te nemen?
Zo ja,kan het dan terecht zijn dat de provincies/regio's de indruk hebben dat hen
bij het inrichten van het Deltaprogramma en de daarbij behorende
(organisatie)structuren slechts een marginale ruimte wordt geboden?
15. De regionale partijen zijn nodig om de opgaven van het nationale
waterbeleid te realiseren. Regionale partijen worden dan ook betrokken bij opzet
en inrichting van het Deltaprogramma. De te formuleren opgave voor de lange
termijn zal bestaan uit zowel rijks- als ook regionale doelen. De gesprekken
daartoe met de regio zijn opgestart. Zo is er gesproken over de te vormen
ambtelijke werkorganisatie, die zal bestaan uit medewerkers van verschillende
overheden (rijk, provincie, waterschappen en gemeenten). Tevens zal binnen het
Deltaprogramma een samenhang en koppeling met de regionale integrale
gebiedsopgaven voor de lange termijn worden nagestreefd. Met alle partijen
zullen afspraken worden gemaakt over de vorming van het Deltaprogramma. Dit
vergt de nodige tijd. Hierdoor heb ik op sommige verzoeken of adviezen nog geen
(inhoudelijke) reactie kunnen geven.
16. Hoe verhoudt dit zich dit tot het standpunt van de Kamer dat centraal enkel
dat geregeld mag worden dat ook centraal geregeld moet worden en dat het
inhoudelijk deel van de waterveiligheidsopgave maximaal op regionaal niveau
moet worden ingevuld?
16. Waterveiligheid wordt in eerste instantie op landelijk niveau ingevuld.
Daarom is het ontwerp Nationaal Waterplan uitgebracht en is het
Deltaprogramma in ontwikkeling. Uiteraard is sprake van een sterke
wisselwerking tussen de nationale en regionale opgaven. Door binnen het
Deltaprogramma een gezamenlijke en integrale gebiedsopgave voor de lange
termijn uit te werken zoals in het Nationaal Waterplan is aangegeven, kan een
goede koppeling tussen nationale en regionale opgaven worden bewerkstelligd.
Pagina 7 van 15
17. Waarom komt op het huidige in omloop gebracht kaartmateriaal ter
Datum
voorbereiding van het Deltaprogramma - laatstelijk eind augustus 2009 - de Maas
in het geheel niet voor, waarmee de Limburgse dijkringgebieden (als bedoeld in Ons kenmerk
de bijlage bij de wet tot herziening van de Wet op de waterkering 2005) niet RWS SDG
prod2009/1276/82740
aangegeven zijn op voor het hoogwaterbeschermingsbeleid relevant
kaartmateriaal? Heeft dit wellicht te maken met het rivier en/of het feit dat deze
dijkringgebieden onverkort deel uit maken van het BesluitRijksrivieren?
17. De Maas maakt in zijn geheel onderdeel uit van het Deltaprogramma. Als er
een kaart circuleert die de indruk wekt dat dit niet zo zou zijn, dan klopt deze
kaart niet.
18. Wat zijn de consequenties van de aanbevelingen van de commissie Veerman
voor de beoogde veiligheidsnormen voor de Zand- en de Grensmaas en hoe
verhouden zich de beoogde veiligheidsnormen tot de door de commissie Veerman
voorgestelde veiligheidsnormering?
18. De commissie Veerman beveelt aan om de lopende rivierverruimende en
verbeterprogramma's zonder vertraging uit te voeren. In het ontwerp Nationaal
Waterplan heb ik aangegeven dat het van belang is om te anticiperen op hogere
rivierafvoeren, gezien de omvang van de opgave als gevolg van
klimaatverandering. Binnen het Deltaprogramma wordt dit in samenhang met de
veiligheidsnormen uitgewerkt.
19. Wat is, ten aanzien van de Limburgse dijkringgebieden, de stand van zaken
van het project Veiligheid van Nederland in Kaart?
19. In het projectplan VNK-2 zijn drie Limburgse dijkringgebieden opgenomen
om te worden doorgerekend. Op dit moment wordt een test van de bruikbaarheid
van de berekeningsmethodiek afgerond. Aan de hand van de uitkomsten en de
beschikbare financiële middelen zal over de volgende stappen worden besloten.
20. Is het waar dat er in wet- en regelgeving lacunes bestaan op het gebied van
de inzet van de Limburgse retentiegebieden? Zo ja, is het waar dat deze al door
de commissie Luteijn zijn gesignaleerd en in 2003 door de provincie Limburg
onder de aandacht zijn gebracht? Zo ja, waarom heeft u daar, ondanks herhaald
aandringen van de kant van de provincie, tot opheden niet op gereageerd?
20. Hier is sprake van begripsverwarring. De commissie Luteijn heeft destijds
een advies opgesteld over de inzet van noodoverloopgebieden bij rivierafvoeren
rond of zelfs boven de maatgevende afvoer, d.w.z. boven de wettelijke norm.
Zonder menselijk ingrijpen stromen de retentiegebieden langs de Maas in bij
voorziene hoogwatergolven. Wet en regelgeving ten aanzien van retentie
gebieden verloopt via de Wet ruimtelijke ordening en/of de wet op de
veiligheidsregio's.
21. Wie is het bevoegd gezag ten aanzien van de inzet van retentiegebieden?
21. Dat is de rivierbeheerder of het waterschap dat een retentiegebied beheert
en dat hangt af van het soort besluit dat is of wordt genomen ten aanzien van het
aanwijzen van het retentiegebied.
Pagina 8 van 15
22. Welke overheidsinstantie(s) kan/kunnen aangesproken worden op de
Datum
gevolgen van de inzet van retentiegebieden?
Ons kenmerk
22. Zie antwoord bij vraag 21. RWS SDG
prod2009/1276/82740
23. Wat heeft u gedaan met de aanbevelingen van de Departementale
Auditdienst ten aanzien van de 13de Voortgangsrapportage?
23. In het Assurancerapport bij VGR 13 zijn de volgende aanbevelingen
opgenomen:a) Het communicatieplan van RWS Maaswerken is gezien het stadium
van het project aan actualisering toe;b) De voortgangsrapportages zouden aan
kwaliteit winnen indien naast de financiële risico's ook de belangrijkste tijdsrisico's
met bijbehorende beheersmaatregelen zouden worden vermeld.Ad a: Voor de
uitvoeringsperiode 2008-2010 is een plan van aanpak voor externe communicatie
opgesteld. In de aanpak zijn onder andere hoofdboodschappen en een
communicatiemiddelenmix benoemd. Ad b: Met ingang van de VGR 16 is in de
risicoparagraaf tevens de tijdscomponent expliciet opgenomen.
24. Hoeveel partijen hebben inmiddels een beroep gedaan op de Regeling
nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 en welke bedragen zijn daarmee
gemoeid?
24. Momenteel zijn er met betrekking tot Maaswerken 6 schadeverzoeken
ingediend. Hierbij gaat om een totaalbedrag van circa 450.000.
25. Bestaat de mogelijkheid dat de hoogwatergeul Well - Aaijen vanwege
archeologische waarden niet zal kunnen worden uitgediept? Zo ja, wat is het
alternatieve plan?
25. De archeologische waarden in het projectgebied waren in januari 2009 al
bekend. Er is geen reden om aan te nemen dat de aanwezige archeologische
waarden in het gebied van het project Hoogwatergeul Well-Aijen er toe zullen
leiden dat het project niet zal kunnen worden gerealiseerd. Immers, recent
(januari 2009) heeft realisator Kampergeul B.V. mij schriftelijk verklaard het
project daadwerkelijk voor eigen rekening en risico te zullen realiseren.
26. Heeft er, voorafgaand aan het bekend maken van het voornemen van de
minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) om een of meerdere
terreinen in het Maaspark Well, dat onderdeel is van de plannen voor de realisatie
van de hoogwatergeul Well - Aijen, als archeologisch monument aan te wijzen,
mede gelet op het in het geding zijnde hoogwaterbeschermingsbelang, overleg
tussen u en uw ambtsgenoot van OCW plaatsgevonden? Zo ja, wat heeft u in dat
overleg ingebracht? Zo nee, hoe is dan bij de ontwikkeling van Tracébesluiten,
zoals ten behoeve van de hoogwatergeul, de interdepartementale afstemming en
coördinatie geregeld?
26. De aanwijzing betreft het gebied waarbinnen Maaspark Well wordt
gerealiseerd en waarin het project Hoogwatergeul Well-Aijen wordt
geïncorporeerd. Er heeft geen overleg plaatsgevonden voordat OCW bedoelde
aanwijzing heeft gedaan. De procedure van het opstellen van een tracébesluit is
beschreven in de Tracewet en kent geen formeel afstemmingsmoment met OCW
voor wat betreft de aspecten archeologie en cultuurhistorie. Echter, ook ten tijde
van het opstellen van Tracébesluiten geldt altijd het convenant RWS-RCE waarin
Pagina 9 van 15
voorzien is in interdepartementale afstemming en coördinatie. Verder is er contact Datum
geweest via de inspraakprocedure in het kader van de Milieu Effect Rapportage.
Ons kenmerk
27. Is het ministerie van OCW - uit het oogpunt van door haar te behartigen RWS SDG
prod2009/1276/82740
archeologische belangen - voldoende betrokken geweest bij de voorbereiding van
het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute?
27. Ja, ten tijde van het opstellen van het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute is
er in het kader van de MER-procedure overleg geweest met het ministerie van
OCW, in casu de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), de
voorganger van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Ook nu wordt bij
de realisatie samengewerkt met de RCE.
28. Is het gebruikelijk dat de minister van OCW, na vaststelling van een
Tracebesluit en vergunningverlening voor projecten, een voornemen tot
aanwijzing als een archeologisch monument kenbaar maakt?
28. Nee, dat is niet gebruikelijk. Er is reeds ruim van tevoren in kaart gebracht
welke archeologische waarden in het gebied aanwezig zijn. Dit is verwoord in een
selectieadvies dat in 2005 is opgesteld, na uitvoering van een uitgebreid
veldonderzoek. De minister van OCW heeft het voornemen tot de aanwijzing
gedaan omdat naar de mening van RCE de borging van de geselecteerde waarden
te wensen overliet.
29. Kunt u inmiddels aangeven of er vertraging zal ontstaan in de realisatie van
de hoogwatergeul, respectievelijk het Maaspark? Zo ja, hoeveel?
29. Op dit moment is er geen reden om aan te nemen dat de realisatie van het
project hoogwatergeul Well-Aijen vertraagt. De realisator Kampergeul B.V. heeft
het project hoogwatergeul Well-Aijen geïncorporeerd in het bredere gebiedsplan
Maaspark Well. De (tijdige) realisatie van het bredere gebiedsplan Maaspark Well
maakt geen onderdeel uit van de overeenkomst tussen Rijkswaterstaat en
Kampergeul BV. Contractueel is met Kampergeul B.V. wel vastgelegd dat het
inpassen van de hoogwatergeul Well-Aijen in het bredere gebiedplan Maaspark
Well niet mag leiden tot vertraging van de realisatie van de hoogwatergeul. Dit
heeft Kampergeul ook in haar eerdergenoemde brief van januari 2009 expliciet
gesteld.
30. Welke extra kosten zijn naar aanleiding van het voornemen van OCW voor
de zelfrealisator ontstaan?
30. Of er sprake is van extra kosten en, zo ja, hoeveel die dan bedragen is mij
niet bekend. Het past in de opzet van het contract met Kampergeul BV dat ik daar
ook niet mee bekend ben, omdat het project hoogwatergeul Well-Aijen op basis
van zelfrealisatie wordt uitgevoerd.
31. Acht u het, onder omstandigheden zoals die in dit geval aan de orde zijn,
redelijk dat rechtstreeks uit overheidshandelen voortkomende meerkosten voor
rekening van burgers en bedrijven komen? Zo ja, waarom, gelet op de publieke
belangen die in het geding zijn?
31. Met betrekking tot de realisatie van het project hoogwatergeul Well-Aijen is
een zogenaamde zelfrealisatieovereenkomst gesloten. Kort en goed houdt dat in
Pagina 10 van 15
dat Kampergeul BV het project op voor de overheid budgetneutrale wijze
Datum
realiseert (zonder overheidsbetaling en derhalve voor eigen rekening en risico).
Bij het sluiten van de overeenkomst met Kampergeul BV was ook bij Kampergeul Ons kenmerk
BV bekend dat de archeologische waarden in het projectgebied tot aanzienlijke RWS SDG
prod2009/1276/82740
kosten zouden kunnen leiden. Recent -in januari 2009- heeft Kampergeul
bevestigd dat zij het project definitief zal realiseren conform de overeenkomst
met RWS. In dat licht acht ik het niet onredelijk dat dergelijke kosten voor
rekening van de private partij Kampergeul blijven.
32. Welke acties heeft u ondernomen om vertraging in de realisatie van de
hoogwatergeul, respectievelijk het Maaspark, te voorkomen en de meerkosten te
beperken?
32. Omdat ik -zoals ook al uit het hiervoor gestelde blijkt- geen reden heb om
aan te nemen dat er vertraging zal ontstaan bij de realisatie van het project
hoogwatergeul Well-Aijen, is het niet nodig om dergelijke acties te ondernemen
en heb ik dat dan ook niet gedaan. Met betrekking tot de meerkosten verwijs ik
naar het antwoord op vraag 31.
33. Bent u bereid om met uw ambtsgenoot van OCW in overleg te treden om te
zorgen dat de voorgenomen aanwijzing niet tot vertraging zal leiden?
33. Aangezien ik thans geen reden heb om aan te nemen dat het project
hoogwatergeul Well-Aijen vertraagt (zie antwoord 32), is het niet nodig om
daarover in overleg te treden met mijn ambtsgenoot.
34. Vormt de voorgenomen aanwijzing een opmaat voor nog meer
archeologische kosten dan al in dit project zijn betaald, dan wel worden voorzien?
34. Nee. OCW beoogt met de voorbescherming veilig te stellen dat het
onderzoek dat nodig is, ook daadwerkelijk wordt verricht. Het gaat er dus niet om
het onderzoek uit te breiden.
35. Hoe wordt in de projecten langs de andere grote rivieren om gegaan met het
belang van de archeologie?
35. Bij de projecten langs de andere grote rivieren wordt voor wat betreft het
aspect archeologie steeds gewerkt conform de bepalingen van de Wet op de
Archeologische Monumentenzorg. Daarnaast is in 2007 tussen RWS en RCE een
nieuw convenant opgesteld. In dit convenant zijn onder andere afspraken
gemaakt over financiering van archeologische werkzaamheden door middel van
het reserveren van 1% van de projectkosten door RWS, de wijze waarop RCE bij
de (uitvoering van) projecten wordt betrokken en zijn afspraken gemaakt over
overleg tussen RWS en RCE. Voor de Ruimte voor de Rivier-projecten zorgen de
initiatiefnemers dat het archeologisch onderzoekstraject gefaseerd wordt
doorlopen, conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
36. Zijn er ook projecten langs de andere grote rivieren waarbij archeologie een
kostenpost vormt in de orde van grootte van miljoenen euro's? Zo nee, hoe komt
dat?
36. Vooralsnog lijkt de 1%-regeling per saldo toereikend te zijn voor
archeologisch onderzoek bij de Ruimte voor de Rivier maatregelen (zie vraag 35).
Pagina 11 van 15
Op maatregelniveau kunnen zich natuurlijk wel verschillen voordoen. Bij
Datum
dijkterugleggingen bijvoorbeeld waarbij 'oud land' wordt vergraven zullen de
kosten hoger zijn dan bij dijkversterkingen of zomerbedverlagingen. Ons kenmerk
RWS SDG
prod2009/1276/82740
37. Wat is het geraamde bedrag voor archeologisch onderzoek bij de realisatie
van de hoogwatergeul en gebiedsontwikkeling bij Kampen?
37. Ook bij de realisatie van de hoogwatergeul Kampen zal worden uitgegaan
van 1% van de realisatiekosten.
38. Is het denkbaar dat de substantiële kosten ten behoeve van archeologisch
onderzoek een belemmering zullen blijken te vormen voor de projecten die in
gang gezet zijn om meer ruimte voor de Maas te creëren ten behoeve van de
hoogwaterbescherming? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de overige projecten in
het rivierengebied en onderschrijft u dan de stelling dat de wet- en regelgeving
ten aanzien van archeologie strenger is en veel belemmerender werkt dan die ten
aanzien van natuur?
38. Ik acht dit niet waarschijnlijk. De op 1 september 2007 in werking getreden
Wet op de Archeologische Monumentenzorg (inclusief de daarbij behorende
AMvB's en ministeriele regeling) voorziet samen met het tussen RWS en RCE
gesloten convenant mijns inziens in werkbare afspraken voor de kosteneffectieve
uitvoering van de projecten, waarbij in voldoende mate sprake zal kunnen zijn
van de borging van mogelijke aanwezige archeologische waarden. De stelling dat
de wet- en regelgeving ten aanzien van archeologie strenger is en veel
belemmerender werkt dan die ten aanzien van natuur onderschrijf ik niet.
39. Indien wet- en regelgeving dermate belemmerend is, hoe kunnen
democratisch gekozen organen dan nog tot afwegingen komen ten aanzien van
ontwikkelingen en projecten waarvan het maatschappelijk nut en de noodzaak op
voorhand als aannemelijk mag worden verondersteld?
39. Zie het antwoord op vraag 38. Het gaat steeds om het vinden van balans
tussen enerzijds het belang van de uitvoering van een project en het op een
verantwoorde wijze omgaan met cultureel en historisch erfgoed, zoals opgenomen
in de conventie van Malta en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
40. Bent u bereid om met uw ambtsgenoot van OCW afspraken te maken om te
komen tot een andere aanpak van de archeologische waarden, zodanig dat daar
minder tijd en geld aan hoeven te worden besteed?
40. Voor RWS projecten geldt reeds het convenant RWS-RCE, dat tot beider
tevredenheid strekt.
41. Zijn de voor de grondverwerving in de nevengeulen Baarlo en Afferden en
voor het natuur(compensatie)gebied Heukelomse beek vereiste uitgaven in de
begrotingen van LNV en VenW opgenomen?
41. Ja.
42. Wat is het tijdschema voor het ontwerp en de uitvoering van de projecten
nevengeulen en Heukelomse beek?
Pagina 12 van 15
42. De planning is om dit in 2015 gerealiseerd te hebben.
Datum
43. Is er sprake van vertraging van de voortgang bij de projecten nevengeulen Ons kenmerk
en Heukelomse beek? Zo ja, wordt dat veroorzaakt door het ontbreken van RWS SDG
prod2009/1276/82740
financiële middelen voor deze projecten?
43. Er is sprake van stagnatie in het verwerven van gronden. Er hebben
intensieve onderhandelingen plaatsgevonden met betrokken eigenaren. Zonder
aanvullend kader (en daarbij behorende aanvullende middelen) is de verwachting
dat nog slechts geringe voortgang te boeken is en het afgesproken aantal
hectaren natuurontwikkeling niet voor eind 2015 zal kunnen worden gerealiseerd.
Bij het opstellen van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) Aanvulling
Zandmaas is er door de Provinciale Staten van Limburg voor gekozen om de
natuurdoelstelling in de nevengeulen en de Heukelomse beek op basis van
vrijwillige verwerving te realiseren. Onteigening van deze gronden is zonder
aanpassing van dit vigerende planologische kader niet mogelijk.
44. Waarom worden (vermeende) 'tegenvallende invloeden' bij het project
Grensmaas met de overheid besproken worden, als het project voor rekening en
risico van het Consortium Grensmaas uitgevoerd?
44. Tussen Convenantpartners en het Consortium Grensmaas (CG) is
overeengekomen dat, indien er zich voor CG feiten en omstandigheden voor doen
die de uitvoering van het project door CG ongunstig beïnvloeden, partijen te
goeder trouw met elkaar zullen overleggen en zich er voor zullen inspannen die
ongunstige invloeden op te heffen. Het uitgangspunt, dat CG het project voor
eigen rekening en risico uitvoert, staat daarbij niet ter discussie.
45. Kunnen deze (vermeende) 'tegenvallende invloeden' de uitvoering van het
project Grensmaas in gevaar brengen? Zo ja,hoe wordt dan omgegaan met het
principe 'voor eigen rekening en risico van het Consortium Grensmaas?
45. In algemene zin is het onmogelijk uit te sluiten dat zich geen feiten en
omstandigheden zullen voordoen die de uitvoering van het project Grensmaas
ongunstig beïnvloeden en mogelijk zelfs in gevaar kunnen brengen. De toekomst
is immers niet te voorspellen. Echter, bij het maken van de contractuele
afspraken tussen Consortium Grensmaas en de Overheid is de inzet er steeds
maximaal op gericht geweest om te voorkomen dat dergelijke (onvoorziene)
omstandigheden de tijdige uitvoering van het Grensmaasproject in gevaar zouden
kunnen brengen. Bij het maken van voornoemde afspraken is steeds het leidend
motief geweest dat het Consortium Grensmaas het Grensmaasproject voor eigen
rekening en risico uitvoert.
46. Kunt u meerjarig inzicht geven in de subsidiestromen voor de
grondverwerving ten behoeve van de (eind-)bestemming natuur in het project
Grensmaas?
46. De grondverwerving ten behoeve van de (eind)bestemming natuur in de
Grensmaas is gesubsidieerd tot een maximum van 728 hectare. Voor 2010 en
2011 is hiervoor in de begroting van LNV 3,1 mln. per jaar opgenomen, hetgeen
overeenkomt met een verwervingsritme van 104 hectare per jaar. De Vereniging
Natuurmonumenten, die in het project Grensmaas onderdeel uitmaakt van CG,
verwerft de gronden. Tot en met 2008 was de verwerving conform de planning.
Pagina 13 van 15
Omdat de aankoop van gronden sindsdien achter loopt op schema, vinden
Datum
gesprekken plaats tussen het ministerie van LNV en Natuurmonumenten over een
aangepast subsidiëringschema. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat het door Ons kenmerk
de overheid gestelde doel betreffende de realisatie van de Grensmaasnatuur in RWS SDG
prod2009/1276/82740
2018 hierdoor niet zal worden gerealiseerd.
47. Zijn deze subsidiestromen toereikend om aan de rijksverplichtingen uit de
Uitvoeringsovereenkomst Grensmaas te voldoen? Zo nee, geldt hier dan de regel
dat sprake is van verplichte rijksuitgaven? Zo nee, waarom niet?
47. Ja, de verwachting is dat de begrote subsidiebedragen toereikend zijn. De
grondprijsontwikkelingen in de komende periode is hiervoor uiteindelijk bepalend.
Dit zijn juridisch verplichte uitgaven.
48. Is het waar dat de provincie Limburg u in haar brief van februari 2009 al
heeft verzocht om gezamenlijk een genuanceerd standpunt en beleid te
formuleren ten aanzien van de sluitstukkaden?
48. De bedoelde brief van de provincie Limburg kondigt alleen maar aan dat de
resultaten van de quick scan sluitstukkaden op korte termijn beschikbaar zullen
komen. Er wordt geen verzoek gedaan om gezamenlijk een genuanceerd
standpunt en beleid te formuleren ten aanzien van de sluitstukkaden.
49. Hoe ver u bent gevorderd met het overleg met de regio over de
sluitstukkaden en doen zich in dat traject belemmeringen voor? Zo ja, welke?
49. Ik ben met de regio in gesprek over de aanpak van de sluitstukkaden in
combinatie met de mogelijke uitkomsten van de derde ronde toetsen op
veiligheid. Er bestaat een gedeeld beeld ten aanzien van de omvang van de
verbetermaatregelen. Over de termijn en de wijze waarop de noodzakelijke
verbetermaatregelen gerealiseerd kunnen worden, bestaat nog geen finale
overeenstemming. Zo onderzoekt de provincie Limburg nog of de beoogde
kadenaanleg- en versterking urgente ruimtelijke ontwikkelingen (`nu of nooit'
maatregelen) frustreert. Zie ook het antwoord op vraag 1. Ook de onzekerheid
ten aanzien van het tijdig verkrijgen van de benodigde financiële middelen ligt
hieraan ten grondslag.
50. Heeft de aanleg van de zogenoemde sluitstukkaden de knelpunten die in het
kader van de Integrale Verkenning Maas zijn onderkend, vergroot? Zo ja, in
hoeverre?
50. Voor de bepaling van de doelstelling in de Integrale Verkenning Maas (IVM)
is uitgegaan van de situatie na afronding van Maaswerken, inclusief de aanleg van
sluitstukkaden. Een vergroting van de knelpunten is daarmee niet aan de orde.
Alleen wanneer bij de aanleg van de sluitstukkaden gekozen wordt voor een
`robuustere aanleg' (conform ENW-advies, zie vraag 9) en deze dus veel minder
overstroombaar zijn, zullen de knelpunten voor IVM worden vergroot. Het lokaal
waterstandverhogend effect kan dan oplopen tot 40 cm met de daarbij behorende
benedenstroomse effecten.
51. Op welke wijze zouden toekomstige projecten in de Limburgse Maasvallei in
aanmerking kunnen komen voor een financiering zoals die recent beschikbaar is
gesteld voor de hoogwatergeul en gebiedsontwikkeling bij Kampen?
Pagina 14 van 15
Datum
51. Verbetermaatregelen die voortkomen uit de derde ronde toetsen op
veiligheid komen conform de Wet op de waterkering onder voorwaarden in Ons kenmerk
aanmerking voor plaatsing op het hoogwaterbeschermingsprogramma. Daarmee RWS SDG
prod2009/1276/82740
is het mogelijk om rijkssubsidie te verkrijgen. Andere projecten kunnen mogelijk
deel uit gaan maken van het Deltaprogramma, deelprogramma rivieren. Op basis
van een integrale analyse wordt nagegaan welke maatregelen nodig zullen zijn
om de verwachte toekomstige hogere afvoeren te kunnen accommoderen. Daar
waar aantoonbaar (financiële) meerwaarde is te behalen en de regio substantieel
bijdraagt, kan bezien worden of, afhankelijk van de beschikbare financiële
middelen, het mogelijk is om te komen tot een aanpak à la Kampen.
52. Hoe en waar worden extra kosten voor kaden en sluitstukkaden
opgevangen?
52. De werkzaamheden die vallen onder de scope Maaswerken worden uit het
thans beschikbare projectbudget gefinancierd.
53. Hoe wordt voorzien in voldoende reserve voor toekomstige onvoorziene
tegenvallers?
53. Bij besluitvorming over investeringsprojecten wordt altijd rekening gehouden
met onvoorziene kosten in de uitvoering. Hier worden expliciet middelen voor
gereserveerd (` de post onvoorzien'). Het streven is de omvang van de post
onvoorzien zoveel mogelijk te baseren op kwantitatieve risicoanalyses.De post
onvoorzien maakt onderdeel uit van het projectbudget en dient als apart
onderdeel van het projectbudget te worden bewaakt. In de
voortgangsrapportages wordt over de uitputting van de post onvoorzien
gerapporteerd.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
J.C. Huizinga-Heringa
Pagina 15 van 15
1
> Retouradres: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Plesmanweg 1-6
der Staten-Generaal 2597 JG Den Haag
Binnenhof 4 Postbus 20901
2500 EX Den Haag
2513 AA DEN HAAG T 070 351 61 71
F 070 351 78 95
Contactpersoon
-
T -
Ons kenmerk
RWS SDG
prod2009/1276/82740
Ministerie van Verkeer en Waterstaat