Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake Informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen

Kamerbrief | 27 oktober 2009

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 4 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


* Mededeling inzake SEPA routekaart;

* Mededeling betreffende Pandemie (H1N1);

* Verordening inzake euromunten;

* Richtlijn inzake vervoerbare drukapparatuur.

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Frans Timmermans

Fiche 1: mededeling inzake SEPA routekaart


1. Algemene gegevens
Voorstel: Mededeling van de Commissie- Voltooiing van de SEPA: een routekaart voor 2009-2012
Datum Commissiedocument: 10-9-2009
Nr. Commissiedocument: COM(2009) 471
Pre-lex:
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0471:FIN:NL:PDF Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld
Behandelingstraject Raad:
Het stuk wordt achtereenvolgens besproken in het Financial Services Committee, het Economic Financial Committee en uiteindelijk in de Ecofinraad (voorlopig gepland op 7 en 8 december).
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Financiën
2. Essentie voorstel De migratie van de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (Single Euro Payments Area ­ SEPA) zal pas een succes zijn als alle betrokkenen zich ten volle inzetten voor de verwezenlijking ervan. De Europese Betalingsraad (European Payments Council ­ EPC), het besluitvormings- en coördinatieorgaan van het Europese bankwezen op het gebied van betalingen, heeft met succes de nodige regelingen getroffen voor SEPA- overschrijvingen (SEPA Credit Transfers ­SCT) en SEPA-incasso's (SEPA Direct Debits ­ SDD) en werkt thans aan SEPA-standaarden voor betaalkaarten, maar de SEPA- migratie verloopt nog steeds bijzonder langzaam. Middels deze mededeling heeft de Commissie een actiekader gesteld voor de voltooiing van de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (SEPA), waarin zij zes prioriteiten voor de overgang naar SEPA adresseert:
(1) bevorderen van de overgang van nationale naar Europese betaalproducten (migratie);
(2) vergroten van de bekendheid en promoten van SEPA-producten; (3) een degelijk rechtskader ontwikkelen en doen naleven; (4) bevorderen van innovatie;
(5) standaardisatie, interoperabiliteit en veiligheid verwezenlijken; en (6) de governance van het SEPA-project verduidelijken en verbeteren.
1

Het huidige sombere economische klimaat kan de banksector doen aarzelen om te

investeren, ondanks het feit dat bank- en betaaldiensten voor particulieren een stabiele bron van gestaag groeiende inkomsten blijven. Geïntegreerde betalingsmarkten zullen hoe dan ook een sleutelrol spelen in de toekomst van deze sector omdat zij alomtegenwoordig zijn in onze moderne samenleving. Deze routekaart vormt het verlengstuk van de mededeling van de Commissie van 4 maart 2009 aan de Europese Voorjaarsraad, waarin zij aankondigt dat zij medio 2009 met voorstellen zal komen om ervoor te zorgen dat optimaal van een gemeenschappelijke eurobetalingsruimte kan worden geprofiteerd.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in? Met de aanneming van de Richtlijn Betaaldiensten (RBD) werd de rechtsgrondslag voor SEPA verschaft. De nieuwe verordening betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap, die op 1 november 2009 in de plaats komt van Verordening (EG) nr. 2560/2001, waarborgt de consistentie met de SEPA-doelstellingen en breidt de gelijke behandeling uit tot automatische incasso's. Verder wordt er geen nieuwe wet- en regelgeving aangekondigd.
De Commissie geeft met deze routekaart aan welke acties de komende drie jaar door de belanghebbenden (communautaire en nationale instanties, de sector en de gebruikers) moeten worden uitgevoerd. Dit zijn respectievelijk: (1) het bevorderen van de migratie;
De overheidsinstanties dienen een voortrekkersrol te spelen om zo bereidheid te tonen om snel de kritische massa te bereiken en het migratieproces te bespoedigen. (2) het vergroten van de bekendheid en promoten van SEPA-producten; Op nationaal niveau dienen de lidstaten de voorlichtingsinspanningen van de sector te ondersteunen aan de hand van nationale SEPA-coördinatiecomités en met de hulp van vertegenwoordigers van gebruikers. Op Europees niveau is een gecoördineerde voorlichtingsstrategie vereist waarbij nauw met de EPC wordt samengewerkt. (3) een degelijk rechtskader ontwikkelen en doen naleven; Er moet in efficiënte monitoring-, handhavings- en geschillenbeslechtingsmechanismen worden voorzien om volledige compliance te waarborgen. Deze mechanismen moeten
2

zorgen voor een gelijk speelveld dat een goede markttoegang en een scherpere

concurrentie mogelijk maakt.
(4) het bevorderen van innovatie;
De EPC werkt momenteel aan de ontwikkeling van een kader voor een mobiel kanaal waarlangs betalingen op basis van SEPA-overschrijvingen en SEPA-kaartbetalingen kunnen worden geïnitieerd en ontvangen.
(5) het verwezenlijken van standaardisatie en interoperabiliteit; De SEPA-standaarden moeten open zijn, moeten met de grootste mate van veiligheid worden toegepast, mogen niet aan eigendomsrechten gebonden zijn en mogen geen rem zetten op de productinnovatie.
(6) de governance van het SEPA-project verduidelijken en verbeteren. Volgens de Europese Commissie is er nood aan een overkoepelend SEPA- governancemodel op EU-niveau dat tot een zodanige integratie van de markt voor kleine eurobetalingen bijdraagt dat aan de behoeften van de eindgebruikers is voldaan.
De verbetering van de governance rondom de SEPA op Europees niveau verdient speciale aandacht. Er zal uiterlijk eind 2009 een Europese SEPA Raad worden ingericht voor, naar huidig inzicht, een periode van 3 jaar. Gezien de voordelen die de SEPA te bieden heeft, is het in het algemeen belang dat er doeltreffende governanceregelingen bestaan. Ook de onzekere economische omgeving pleit voor een grotere politieke aansturing om te waarborgen dat de SEPA tijdig en met volledige inachtneming van de verantwoordingsplicht wordt verwezenlijkt, zodat gebruikers op een betere dienstverlening kunnen rekenen.
De leden van deze Raad zullen vertegenwoordigers zijn van alle betrokken actoren, vergelijkbaar met de Afstemgroep SEPA Nederland (ASN) in Nederland. De bestuurlijke aansluiting tussen de ASN (en het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer) zal nog bepaald moeten worden. Op de agenda van de EU SEPA Council zullen dezelfde onderwerpen langskomen als ook in ASN verband aan de orde zijn. Het is van belang dat de inbreng vanuit Nederland in de Europese SEPA Raad geborgd wordt en in lijn is met de afspraken en visie van de ASN en het MOB. Dit om een overlap van de werkzaamheden op Europees en nationaal niveau te voorkomen. Bevoegdheidsvaststelling
Op basis van artikel 95 EG kan de Gemeenschap regels stellen om de Interne markt te realiseren.
Subsidiariteit
Positief. De SEPA migratie dient op Europees niveau uitgevoerd te worden omdat SEPA enkel kan slagen als alle partijen die bij SEPA betrokken zijn zich inzetten tot de
3

verwezenlijking van een gemeenschappelijke eurobetalingsruimte die verder gaat dan

tot de nationale grenzen. In deze routekaart gaat de aandacht vooral uit naar de lidstaten die de euro hebben aangenomen. Er moet evenwel worden bedacht dat de meeste lidstaten die niet tot het eurogebied behoren, lidmaatschap van het eurogebied ambiëren en dat de euro reeds een belangrijke rol speelt in hun commerciële en handelsrelaties.
Proportionaliteit
Positief. De Commissie biedt met deze routekaart een actiekader voor de voltooiing van de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte. Het biedt een handvat voor nationale instanties, de sector en gebruikers om de SEPA zo efficiënt mogelijk te migreren en er voor te zorgen dat er optimaal van een gemeenschappelijke eurobetalingsruimte kan worden geprofiteerd. De aanneming van de Richtlijn Betaaldiensten (RBD) verschaft de rechtsgrondslag voor SEPA. De Commissie werkt momenteel nauw met de nationale instanties en andere belanghebbenden samen om een complete, consequente en getrouwe tenuitvoerlegging te bewerkstelligen van de RBD. Echter het monitoren, ondersteunen en eventueel bijsturen van de SEPA-migratie dient zowel op Europees als nationaal niveau te gebeuren. Aangezien de nationale betaalgewoonten en ­ tradities sterk verschillen, moet de SEPA in een nationale context tot stand worden gebracht. De rol van de nationale SEPA-coördinatiecomités is derhalve ook uitermate belangrijk.
Financiële gevolgen
De mededeling bevat geen informatie over de financiële gevolgen van de voorstellen en de financiering daarvan. Nederland zal de Commissie vragen precies aan te geven wat de financiële gevolgen van de toekomstige voorstellen zal zijn. Nationale financiële gevolgen dienen te worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Evenals als de Commissie onderkent Nederland het belang om ervoor te zorgen dat optimaal van een gemeenschappelijke eurobetalingsruimte kan worden geprofiteerd. De SEPA is weliswaar vooral een marktgedreven project, maar sommige onzekerheden kunnen alleen met de hulp van overheidsinstanties worden weggenomen. Nederland is dan ook verheugd over de mededeling van Commissie waarin zij een routekaart opstelt voor de voltooiing van SEPA.
Tot op heden is er geen sprake van een massale overgang naar dit product, de Europese overschrijving wordt momenteel vooral gebruikt voor grensoverschrijdende overboekingen en niet zozeer voor overschrijvingen binnen Nederland. Nederland is het eens met de Commissie dat pas van de aanzienlijke voordelen van SEPA geprofiteerd kan worden als de migratie snel verloopt. Tijdens de migratie moet de
4

sector ervoor zorgen dat de oude systemen en het SEPA-systeem naast elkaar

functioneren. Dit is duur voor banken en klanten.

De huidige financiële crisis en economische vertraging biedt ook kansen voor grote efficiencyslagen en kostenbesparingen: SEPA kan dit bieden. Hernieuwde betrokkenheid bij het SEPA-project van alle partijen is daarom van groot belang. De Commissie en de ECB worden gevraagd om hun rol te blijven spelen en om de nodige acties te ondernemen voor een succesvolle realisatie van SEPA. Nederland acht het van belang dat er op Europees niveau onderling vergelijkbare indicatoren zijn om de migratie van SEPA te evalueren en de vooruitgang te monitoren.
Wel stelt Nederland dat de rol van de nationale SEPA-coördinatiecomités uitermate belangrijk is en aansluiting hiermee essentieel is.


5

Fiche 2: Mededeling betreffende Pandemie (H1N1) 2009


1. Algemene gegevens
Voorstel:
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement. De Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's - Pandemie (H1N1) 2009 Datum Commissiedocument: 15.9.2009
Nr. Commissiedocument: COM(2009)481
Werkdocumenten:
SEC(2009)1188, SEC(2009)1189, SEC(2009)1190, SEC(2009)1191, SEC(2009)1192 Pre-lex:
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=198595 Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld
Behandelingstraject Raad: Friends of the Presidencies Group on New Influenza A (H1N1), Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken 30 november - 1 december 2009
Eerstverantwoordelijk ministerie: VWS

2. Essentie voorstel
Op 11 juni 2009 heeft de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) fase 6 afgekondigd voor de Nieuwe Influenza A (H1N1). Dit betekent dat er officieel wereldwijd sprake is van een grieppandemie, met verspreiding op meerdere continenten. Met het uitbreken van de pandemie is er behoefte ontstaan aan nauwere coördinatie tussen de sectoren en lidstaten, zowel op communautair, nationaal, regionaal als lokaal niveau. Het streven is om -door middel van een adequaat draaiboek binnen de individuele bevoegdheden- de maatschappelijke gevolgen van een influenzapandemie te beperken.
De mededeling van de Commissie gaat in op deze behoefte en heeft hoofdzakelijk tot doel de volksgezondheid te beschermen door de burgers zo goed mogelijk tegen de huidige pandemie te beschermen. De Commissie biedt ruimte om, binnen de nationale strategieën, ook specifiek de gezondheid van werknemers te beschermen met eventueel aanvullende maatregelen. Met deze mededeling worden de belangrijkste problemen betreffende de coördinatie op het gebied van de volksgezondheid in verband met pandemie (H1N1) 2009 op EU- en internationaal niveau aangegeven.
6

Daarbij is het de bedoeling de belangrijke sectoroverschrijdende dimensie van deze

pandemie te benadrukken.
Tegen deze achtergrond en in antwoord op verzoeken van de Raad van ministers van Volksgezondheid stelt de Commissie naast de mededeling ook vijf afzonderlijke werkdocumenten beschikbaar. Deze documenten gaan in op de ontwikkeling van vaccins, vaccinatiestrategieën, de gezamenlijke aanschaf van vaccins, communicatie met het publiek, en steun aan derde landen.
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?
De Commissie doet in de mededeling en de bijbehorende werkdocumenten een aantal voorstellen.
In het eerste werkdocument bij de mededeling, betreffende de gezamenlijke aanschaf van vaccins, stelt de Commissie voor om de lidstaten te ondersteunen in hun inspanningen voor de gezamenlijke aankoop van vaccins en de nodige coördinatievergaderingen te organiseren.
Gezien het ontwikkelingsstadium van de pandemie en de bestellingen die reeds door diverse lidstaten zijn geplaatst, wordt het in dit stadium niet redelijk of efficiënt geacht op EU-niveau voor de belangstellende lidstaten een gezamenlijke aanbesteding voor de aanschaf van vaccins uit te schrijven. In plaats daarvan moet ernaar worden gestreefd de belangstellende lidstaten een pakket nationale aanbestedingen te laten uitschrijven en de opdrachten gelijktijdig of als één geheel te laten uitvoeren. De belangrijkste voordelen die dergelijke samenwerking kan opleveren zijn de verlaging van het prijsniveau van vaccins, besparing op administratieve kosten en het bundelen van administratieve capaciteit en het uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van aankoop. De Commissie is bereid als facilitator op te treden en om, waar nodig, advies over de EU-rechtsgrondslag te verstrekken en ondersteuning te geven voor de onderlinge uitwisseling van informatie tussen de lidstaten die reeds aankoopovereenkomsten hebben gesloten en de lidstaten die er nog geen hebben gesloten.
Naast het initiatief voor de gezamenlijke aanschaf van vaccins moedigt de Commissie een gemeenschappelijke aanpak aan voor de grensoverschrijdende uitwisseling en de vrijwillige verkoop van vaccins binnen de EU, bijvoorbeeld aan werkgevers in verband met hun verantwoordelijkheid naar werknemers met een verhoogde kans op blootstelling. Er kan worden nagedacht over een mechanisme voor samenwerking tussen de lidstaten om een tekort aan vaccins in de ene lidstaat te verhelpen met de grote voorraad in een ander land; dit mechanisme zou op EU-niveau kunnen worden gecoördineerd.

7

In het tweede werkdocument, betreffende vaccinatiestrategieën, worden mogelijke

opties aangegeven die de lidstaten in overweging kunnen nemen bij het bepalen van vaccinatiestrategieën. Op basis van de grote lijnen die in het document zijn uitgezet, kunnen de lidstaten uiteenlopende vaccinatieplannen opstellen die aan specifieke nationale omstandigheden zijn aangepast en rekening houden met de epidemiologische trends, de structuren van de gezondheidsdiensten, wettelijke verantwoordelijkheden en de beschikbare middelen. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van vaccinatiestrategieën ligt bij de lidstaten. In het derde werkdocument, betreffende communicatie, worden de belangrijkste problemen behandeld die verband houden met gecoördineerde publiekscommunicatie over de pandemie. Het doel is gerichte en wetenschappelijk gevalideerde mededelingen aan het grote publiek en aan specifieke risicogroepen te doen om te zorgen voor een goede acceptatie van vaccins door deze groepen. Het document geeft mogelijkheden voor een gemeenschappelijk optreden van de EU-lidstaten en de Commissie aan om een coherente Europese voorlichtings- en communicatiestrategie te ontwikkelen.
In het vierde werkdocument, betreffende de ontwikkeling van vaccins, wordt een uitgebreid overzicht gegeven van de belangrijkste fasen en aspecten van de verlening van vergunningen voor antivirale geneesmiddelen en vaccins. Er is specifiek aandacht besteed aan een beschrijving van ad-hocbepalingen voor het verlenen van vergunningen volgens een versnelde procedure in een pandemische situatie, en van de verdere verplichtingen uit het oogpunt van geneesmiddelenbewaking. In het vijfde werkdocument, betreffende steun aan derde landen, schetst de Commissie gebieden en bestaande EU-mechanismen waarmee de voorzieningen en de behoeften van derde landen kunnen worden ondersteund. Op die manier zou ernaar worden gestreefd het niveau van bescherming tegen pandemie (H1N1) 2009 van deze landen gestaag te verhogen, terwijl de beginselen van de eigen verantwoordelijkheid van het betrokken land en de doeltreffendheid van de hulp in acht zouden worden genomen. Het is tevens belangrijk ervoor te zorgen dat de initiëring en de concrete hulpverlening aan derde landen plaatsvinden in nauwe samenwerking met de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) en, waar dit relevant is, met niet-gouvernementele organisaties (ngo's).
Ten aanzien van dit onderwerp onderkent de EU haar belangrijke rol die voortvloeit uit het feit dat het merendeel van de productiecapaciteit van de griepvaccinfabrikanten binnen de EU gehuisvest is. Tevens leggen de EU landen het grootste beslag op de productie door middel van de afgesloten Advance Purchase Agreements. De EU heeft daarmee een natuurlijke onderhandelingsrol met de fabrikanten.
8

Ook onderkent de Commissie zijn rol om in het kader van het Europese

Ontwikkelingsbeleid, nadruk te leggen op versterking van de algemene gezondheidszorg-infrastructuur, als basis voor epidemische en pandemische situaties. Ten slotte stelt de commissie voor om het Europese Centrum voor Ziektepreventie en ­controle (ECDC) nauwer te laten samen werken met nieuwe lidstaten en buurlanden, om zo tot grotere beleidscoherentie te komen.
Bevoegdheid
De verantwoordelijkheid voor de aanpak van pandemie (H1N1) 2009 berust in de eerste plaats bij de lidstaten. Overeenkomstig artikel 152 van het EG-Verdrag is het optreden van de Gemeenschap, dat een aanvulling vormt op het nationale beleid, gericht op verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid. Dit optreden omvat ondermeer de bestrijding van grote bedreigingen van de volksgezondheid zoals de onderhavige pandemie. Nederland acht artikel 152 van het EG-Verdrag een juiste rechtsbasis. Subsidiariteit
Nederland ziet de meerwaarde in van Europese samenwerking bij pandemie (H1N1) 2009. Een wereldwijde pandemie is een grensoverschrijdende bedreiging van de gezondheid die niet alleen van invloed is op de volkgezondheid, maar ook op de samenleving en de economieën van de EU. Ondermeer de technische capaciteit en de structuren om zich voor te bereiden, zijn niet in alle lidstaten gelijkwaardig en in gelijke mate beschikbaar. Daarom kan een gecoördineerde en ondersteunende aanpak op EU-niveau ten aanzien van volksgezondheidsmaatregelen van de lidstaten aanzienlijke voordelen opleveren.
Nederland benadrukt wel dat de autonomie van de lidstaten voor de invulling van een nationale vaccinatiestrategie niet mag worden aangetast. De mededeling respecteert deze autonomie.
Proportionaliteit
Momenteel verwacht Europa aan de vooravond te staan van een uitgebreide verspreiding van het H1N1 virus. De inspanningen zijn er nu vooral op gericht de risico's van grootschalige uitbraken en met name de consequenties voor de doelgroepen met een verhoogd risico te beperken. Een ondersteunende en coördinerende rol van de Commissie voor het Europese continent is daarbij van groot belang. De door de Commissie voorgestelde Europese aanpak hierin is proportioneel. Financiële gevolgen
Kosten die voortvloeien uit de voorstellen van de commissie worden ingepast in de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement (VWS). Overigens worden er
9

op dit moment geen kosten voorzien. Het betreft hier namelijk door Nederland reeds

ingezet beleid.

4. Nederlandse positie over de mededeling
Onderstaand het Nederlandse oordeel over de voor Nederland belangrijkste aangekondigde acties.
Nederland kan het doel van de mededeling -het beschermen van de volksgezondheid door de burgers zo goed mogelijk tegen de huidige pandemie te beschermen- ondersteunen. Nederland vraagt, naast aandacht voor volksgezondheid in het algemeen, aanvullend ook aandacht voor het belang van bescherming van werknemers. Nederland acht coördinatie tussen de sectoren en lidstaten, zowel op communautair, nationaal, regionaal als lokaal niveau om de maatschappelijke gevolgen van een influenzapandemie te beperken van groot belang. Een wereldwijde pandemie is een grensoverschrijdende bedreiging van de gezondheid. Europese samenwerking tussen de lidstaten en afstemming en coördinatie door de Europese Commissie is daarom essentieel.
Een pandemie kan ernstige gevolgen hebben voor de economie, de werkgelegenheid en de veiligheid van burgers en kan leiden tot maatschappelijke ontwrichting, die zich niet beperkt tot één lidstaat. Nederland is voorstander van het uitwisselen van gezichtspunten, ervaringen en maatregelen tussen de lidstaten en wil graag bijdragen aan de inspanningen van de Commissie op dit vlak om de continuïteit van vitale sectoren te borgen. De uitwisseling door experts van ervaringen met de pandemie (H1N1) 2009 kunnen nuttig zijn om spoedig met resultaten te komen. De Commissie schetst in de mededeling en de bijbehorende werkdocumenten een correct beeld van de nationale verantwoordelijkheid van de lidstaten in de bestrijding van de Nieuwe Influenza A (H1N1). Nederland onderschrijft het belang van de nationale verantwoordelijkheid bij de bestrijding van deze pandemie en erkent het belang van EU instituties als het Europees Centrum voor ziekte preventie en -controle (ECDC), het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMEA) en het Europees Comité voor de bescherming van de gezondheid (HSC) in deze. Daarnaast hecht Nederland eraan dat het Europees optreden in deze pandemie plaats vindt binnen de kaders van de aanpak van de Wereld Gezondheidsorganisatie.
Gezamenlijk aanschaf vaccins
Nederland heeft al eerder richting de Commissie laten weten dat het de ondersteunende rol van de Commissie bij landen die nog geen contract hebben met een vaccinproducent ondersteunt. Daarnaast ondersteunt Nederland de rol van de Commissie als facilitator bij eventuele vrijwillige doorverkoop van vaccins.
10

Vaccinatiestrategie

Nederland waardeert de Europese coördinatie op het terrein van de vaccinatiestrategie, maar blijft benadrukken dat het vaststellen van nationale vaccinatiestrategieën een verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf is. Verlenen van vergunningen vaccins
EMEA (European Medicines Agency) heeft inmiddels beide door Nederland aangeschafte vaccins geregistreerd.
Voorlichting van het publiek
Nederland hecht aan Europese afstemming om te komen tot coherente voorlichtings- en communicatiestrategieën op nationaal niveau. Het brengen van inhoudelijk verschillende boodschappen in de lidstaten over hoe om te gaan met H1N1 is niet gewenst. Nederland is geen voorstander van Europese voorlichtingscampagnes op het terrein van het bestrijden van H1N1. Nederland is tevreden met de huidige vorm van samenwerking van nationale voorlichters binnen de kaders van het Europees Comité voor de bescherming van de gezondheid (HSC).
Steun aan derde landen
Nederland hecht eraan dat de Europees steun bij deze pandemie aan derde landen plaats vindt binnen de kaders van de aanpak van de Wereld Gezondheidsorganisatie.


11

Fiche 3: Verordening inzake euromunten


1. Algemene gegevens
Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie Datum Commissiedocument: 11 september 2009
Nr. Commissiedocument: COM(2009) 459
Prelex:
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0459:FIN:NL:PDF Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld.
Behandelingstraject Raad:
Behandeling van het voorstel vindt plaats in de Raadswerkgroep bestrijding van fraude, het Economische en Financieel Comité (EFC) en de Ecofin Raad (waarschijnlijk onder Spaans Voorzitterschap).
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Financiën Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie a) Rechtsbasis: artikel 123, vierde lid, derde zin EG-verdrag b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement: Gekwalificeerde meerderheid/ advies. c) Comitologie: geen comitologieprocedure.

2. Samenvatting BNC-fiche
De voorgestelde verordening heeft tot doel procedures vast te stellen voor de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie.
Rechtsgrondslag: De Commissie baseert de bevoegdheid op artikel 123, vierde lid, derde zin, van het EG-verdrag. Volgens Nederland is dit de juiste rechtsbasis. bsidiariteits- en proportionaliteitsoordee : beiden positief. Su l Risico's / implicaties/ kansen: Geen.
Nederlandse positie en eventuele acties: Nederland kan instemmen met het voorstel van de Commissie.

3. Samenvatting voorstel
Hoofdstuk I. Echtheidscontrole van euromunten:

12

De vervalsing van euromunten is een belangrijke bedreiging, voornamelijk voor de

hoogste denominaties (munten van 50 Eurocent, 1 en 2 Euro). Om de euromunten veiliger te maken voor de gebruikers, moeten de in omloop zijnde munten op gezette tijden op hun echtheid worden gecontroleerd zodat valse euromunten worden gedetecteerd en uit de omloop worden genomen.
Een groot aantal lidstaten heeft procedures voor echtheidscontrole ingevoerd. Toch blijven er nog grote verschillen bestaan in de mate waarin de lidstaten de methoden voor de echtheidscontrole van munten toepassen. Tegen deze achtergrond wil dit voorstel ervoor zorgen dat in de gehele eurozone gemeenschappelijke procedures voor de echtheidscontrole van euromunten in omloop bestaan, alsmede mechanismen voor het toezicht op deze procedures door de autoriteiten. Hoofdstuk II. Voor circulatie ongeschikte euromunten: Na de echtheidscontrole moeten, behalve valse euromunten, ook echte euromunten die niet langer voor circulatie geschikt zijn, uit de omloop worden genomen en vernietigd. Het uit de omloop nemen van deze munten en het vernietigen ervan wordt beschouwd als een onderdeel van de procedures die de euromunten moeten beschermen tegen fraude en valsemunterij. De voorschriften en voorwaarden van de procedures verschillen per lidstaat en in sommige lidstaten bestaan er helemaal geen procedures. Er moet derhalve ook een regeling worden getroffen voor een uniforme behandeling van deze voor circulatie ongeschikte euromunten. 4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteit- en proportionaliteitsoordeel a) Bevoegdheid: De Commissie baseert de bevoegdheid op artikel 123, vierde lid, derde zin, van het EG-verdrag.
b) Functionele toets:

- Subsidiariteit: positief

- Proportionaliteit: positief

- Onderbouwing: Voorschriften die de gemeenschappelijke munt betreffen kunnen alleen op gemeenschappelijk niveau worden genomen. Er bestaat een behoefte aan bindende gemeenschappelijke voorschriften voor de echtheidscontrole van euromunten en voor circulatie van ongeschikte euromunten. Betrokken instellingen worden daarmee verplicht actief valse euromunten op te sporen en de geldcirculatie vrij te houden van valse en ongeschikte munten. De voorgestelde maatregelen zijn van dien aard dat de werking van de betrokken instellingen daardoor niet wordt verstoord. In het bijzonder wordt voorgesteld dat de echtheidscontrole van euromunten ofwel door passende muntsorteermachines ofwel door daarvoor opgeleid personeel wordt verricht. De voornaamste betrokken actoren, namelijk de geldvervoerders, blijken immers reeds over uiterst krachtige machines te beschikken, die valse euromunten kunnen detecteren of gemakkelijk hiervoor
13

kunnen worden aangepast. Wanneer de instellingen handmatige

echtheidscontroles verrichten, heeft het betrokken personeel (kassiers) daarvoor doorgaans een opleiding gekregen. Bijgevolg kan dankzij de bestaande muntsorteerprocessen en ­uitrusting de echtheidscontrole van euromunten worden ingevoerd zonder dat de omloop van contanten wordt verstoord of grote investeringen nodig zijn. c) Nederlands oordeel: Nederland vindt het wenselijk dat op het onderhavige beleidsterrein Europees initiatief wordt ontplooid. De geldcirculatie dient vrij te worden gehouden van valse munten en van voor circulatie ongeschikte munten. Door de uniforme behandeling van voor circulatie ongeschikte munten krijgen lidstaten de mogelijkheid vergoeding te weigeren van voor circulatie ongeschikte munten, wanneer die opzettelijk zijn veranderd of door een proces waarvan redelijkerwijs mocht worden verwacht dat het de munt zou veranderen. Hierbij moet gedacht worden aan munten uit huisvuilverbranding en de scrapindustrie. 5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting: Geen.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden: Geen.
De rijksoverheid vergoedt de nominale waarde van de vernietigde, beschadigde munten en vergoedt de ontmuntingskosten van de Koninklijke Nederlandse Munt. Naar verwachting zal de verordening niet leiden tot een lager aanbod dan wel een hoger aanbod van ter vernietiging aangeboden beschadigde munten. c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger: Geen. De betrokken instellingen detecteren momenteel al valse munten. De verordening zal daarin geen verandering brengen.
Muntverwerkers en burgers kunnen doorgaan met het inleveren van beschadigde munten. Het ligt niet in de bedoeling deze partijen afhandelingskosten in rekening te brengen. Beschadigde munten uit huisvuilverbranding en scrapindustrie werden al niet geaccepteerd. De invoering van de verordening brengt daarin derhalve geen verandering.
Zou de verordening al leiden tot kostenbesparing bij de Koninklijke Nederlandse Munt(waar beschadigde munten worden afgehandeld en vernietigd), dan zal sprake zijn van een marginaal voordeel.
d) Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden: Geen. e) Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger: Geen. 6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: Geen.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met
14

commentaar t.a.v. haalbaarheid: Inwerkingtreding de 20e dag volgend op die van

bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Van toepassing met ingang van 1 januari 2012.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: niet van toepassing. 7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
a) Uitvoerbaarheid: De voornaamste betrokken actoren, namelijk de geldvervoerders, beschikken reeds over uiterst krachtige machines die valse euromunten kunnen detecteren of die gemakkelijk met het oog hierop kunnen worden aangepast. b) Handhaafbaarheid: (Vermoedelijk) valse euromunten worden ter beoordeling ingeleverd bij het Nationaal Analyse Centrum voor Munten, gevestigd bij de Koninklijke Nederlandse Munt te Utrecht. Per kwartaal ontvangt het Ministerie van Financiën een rapportage. Munten die ongeschikt zijn voor de circulatie kunnen eveneens bij de Koninklijke Nederlandse Munt worden ingeleverd, de nominale waarde wordt vergoed en de munten worden vernietigd. Verrekening vindt maandelijks met het Ministerie van Financiën plaats. 8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen.
9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt) Nederland vindt het wenselijk dat op het onderhavige beleidsterrein Europees initiatief wordt ontplooid. De geldcirculatie dient vrij te worden gehouden van valse munten en van voor circulatie ongeschikte munten. Er blijven grote verschillen in de mate waarin lidstaten de methoden voor de echtheidscontrole van munten toepassen. Ook de behandeling van voor circulatie ongeschikte munten verschilt sterk tussen lidstaten, van niet accepteren tot alles accepteren. Nederland vindt uniforme procedures voor de echtheidscontrole en de behandeling van voor circulatie ongeschikte munten daarom nodig. Hetzelfde geld voor toezicht op deze procedures. Vooral het kunnen weigeren om beschadigde munten te vergoeden die opzettelijk beschadigd zijn of beschadigd zijn geraakt in een proces waarvan het duidelijk mag zijn dat daardoor munten beschadigd raken is een grote verbetering. Beschadigde euromunten uit huisvuilverbranding en uit de scrapindustie die daarnaast ook vaak zeer vervuild zijn of met agressieve middelen zijn schoongemaakt, kunnen nu op uniforme wijze worden behandeld. Vooralsnog worden dergelijke munten geweigerd onder verwijzing naar op handen zijnde Europese regelgeving betreffende de behandeling van voor circulatie ongeschikte munten. Dit om te voorkomen dat Nederland, indien alle beschadigde munten zouden worden geaccepteerd, overspoeld zou worden met het ter vergoeding aanbieden van beschadigde munten uit huisvuilverbranding en scrapindustie wereldwijd.

15

Fiche 4: Richtlijn inzake vervoerbare drukapparatuur


1. Algemene gegevens

Voorstel:
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende vervoerbare drukapparatuur
Datum Commissiedocument: 18 september 2009
Nr. Commissiedocument: COM (2009) 482 definitief
Prelex:
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=fr&DosId=198604 Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld.
Behandelingstraject Raad:
Raadswerkgroep Transport, Transportraad (naar verwachting zal dit worden opgepakt door het Spaans voorzitterschap)
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie a) Rechtsbasis: artikel 71 EG-verdrag
b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement: gekwalificeerde meerderheid, medebeslissingsprocedure
c) Comitologie: de Commissie krijgt bijstand van een comité; regelgevingsprocedure met toetsing

2. Samenvatting BNC-fiche
Het voorstel is een technische wijziging van de bestaande richtlijn 1999/36/EG en vervangt deze bestaande richtlijn. Het voorstel beoogt aan de hand van gemeenschappelijke normen inzake ontwerp, constructie en follow-upcontroles een hoog niveau van vervoersveiligheid voor vervoerbare drukapparatuur (bijv. gasflessen) te verwezenlijken (zonder daarbij het vrije verkeer en gebruik op de Europese vervoermarkt te beperken). Het voorstel is bedoeld ter voorkoming van tegenstrijdigheden tussen diverse internationale regelgeving en sluit aan bij recente
16

ontwikkelingen in communautaire wetgeving inzake het vrij verhandelen van

industriële producten op de Europese interne markt.

Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid. Subsidiariteit en proportionaliteit worden positief beoordeeld. Nederland is voorstander van het in overeenstemming brengen van EU regelgeving met internationale regelgeving betreffende vervoerbare drukapparatuur ten behoeve van meer eenduidige en eenvoudige regelgeving. Voorliggend voorstel van de richtlijn wordt door Nederland als een logisch gevolg gezien van het onderbrengen van de EG-richtlijn in de internationale vervoerregelgeving en richtlijn 2008/68/EG.

3. Samenvatting voorstel:
De bestaande richtlijn 1999/36/EG verzekert aan de hand van gemeenschappelijke normen inzake ontwerp, constructie en follow-upcontroles een hoog niveau van vervoersveiligheid voor vervoerbare drukapparatuur (zonder daarbij het vrije verkeer en gebruik op de Europese vervoermarkt te beperken). Met voorliggend voorstel worden richtlijn 1999/36/EG en een aantal verouderde richtlijnen ingetrokken:
· Het veiligheidstechnische deel van de inhoud van de bestaande richtlijn 1999/36/EG wordt ondergebracht in de internationale overeenkomsten1 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land en de richtlijn 2008/68/EG.
· Het deel van de richtlijn 1999/36/EG met betrekking tot het op de markt brengen en het gebruik van de vervoerbare drukapparatuur wordt overgebracht naar voorliggende conceptrichtlijn. Daarbij wordt rekening gehouden met een nieuw wetgevend kader inzake het verhandelen van industriële producten op de Europese interne markt, zoals vastgelegd in verordening 765/2008/EG en besluit 768/2008/EG; dit wetgevende kader omvat regels betreffende accreditatie, verplichtingen marktdeelnemers, conformiteitsbeoordelingen, controle van producten uit derde landen en de CE- markering.
Met het voorstel wordt bewerkstelligd dat:
· tegenstrijdigheid tussen diverse internationale regelgeving wordt voorkomen; en

1 ADR: Europese overeenkomst betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over land; RID: Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor; ADN: Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren

17

· wordt aangesloten bij recente ontwikkelingen in communautaire wetgeving inzake het vrij verhandelen van industriële producten op de Europese interne markt.


4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel a) Bevoegdheid: Gedeelde bevoegdheid van de Gemeenschap en de Lidstaten op basis van Artikel 71. Dit is de juiste rechtsbasis.
b) Functionele toets
· Subsidiariteit: positief
· Proportionaliteit: positief
· Onderbouwing:
Subsidiariteitsbeginsel
De voorgestelde richtlijn beoogt niet alleen een hoog veiligheidsniveau voor het vervoer van gevaarlijke goederen, maar bevat ook voorschriften voor het behoud van de bestaande interne markt voor de apparatuur die nodig is voor het vervoer van gassen. Hiervoor worden de algemene
Europese beginselen die zijn opgenomen in de voorschriften van het zogenaamde "Nieuw wetgevend kader" (verordening 765/2008/EG en besluit 768/2008/EG), als basis gebruikt. Met nationale maatregelen alleen kan zo'n doelstelling niet worden behaald.
Proportionaliteitsbeginsel
Aangezien er al een richtlijn bestaat, hebben de wetgevende organen van de Europese Unie reeds geoordeeld dat een dergelijke maatregel noodzakelijk en evenredig is. Dit oordeel is gegrond, omdat stoffen die in vervoerbare drukapparatuur verpakt moeten worden, inherent gevaarlijk zijn. Het vervoer is nodig om stoffen die plaatselijk niet beschikbaar zijn en toch nodig zijn voor onder andere medisch, wetenschappelijk en industrieel gebruik, internationaal te vervoeren. Daarom is een Europese wetgeving die zorgt voor een gemeenschappelijk veiligheidsniveau en een efficiënt gebruik van vervoerbare drukapparatuur gerechtvaardigd. Een richtlijn biedt de mogelijkheid voor lidstaten eigen organisatorische keuzes te maken ten aanzien van de uitvoering. d) Nederlands oordeel
Aangezien vervoerbare drukapparatuur internationaal wordt ingezet, is het doelmatig om deze kwestie in gezamenlijkheid te regelen vanuit oogpunt van veiligheid en vrije verhandelbaarheid van drukapparatuur. Nederland vindt een richtlijn het juiste instrument gezien de mogelijkheid eigen organisatorische keuzes te maken ten aanzien van uitvoering.

5. Implicaties financieel
a) Consequenties EG-begroting
De Commissie geeft in het voorstel aan dat het minieme financiële gevolgen heeft voor de EU-begroting.

18

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale

overheden
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger d) Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden e) Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger Ad b), c), d) en e):
Voorstel voor richtlijn behelst geen substantiële verzwaring ten opzichte van huidige richtlijn 1999/36/EG. Immers de inhoud van huidige richtlijn wordt voortaan deels geregeld in richtlijn 2008/68/EG en deels in voorliggende (voorstel tot) richtlijn. Verwacht worden lagere administratieve lasten voor het bedrijfsleven door meer eenduidige en geharmoniseerde regelgeving.


6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid De huidige richtlijn vervoerbare drukapparatuur is geïmplementeerd in de regeling vervoerbare drukapparatuur. Deze regeling zal, nu daarin een groot aantal verwijzingen naar de oude richtlijn zijn opgenomen, als gevolg van de nieuwe richtlijn volledig moeten worden aangepast.
Op een aantal punten is (wetstechnische) verduidelijking van de richtlijn wenselijk. Zo is het nieuwe toepassingsbereik gekoppeld aan verschillende situaties die verderop in de richtlijn (artikel 12) weer terug komen, hetgeen een en ander minder overzichtelijk maakt. Ook de verhouding tussen de "erkende instantie" als bedoeld in de oude richtlijn en de "aangemelde instantie" in de nieuwe richtlijn verdient verduidelijking. De nieuwe richtlijn spreekt voorts van een aanmeldende autoriteit die toeziet op procedures voor beoordeling, de aanmelding en op de aangemelde instanties. Deze taak ligt op dit moment bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Gewaarborgd moet worden dat deze taak ook na de implementatie van de nieuwe richtlijn bij het ministerie kan worden gelegd. Voorkomen moet worden dat de richtlijn het ontstaan van een nieuwe autoriteit ten behoeve van deze taak noodzakelijk maakt. Het expliciete onderscheid tussen fabrikanten, eigenaars, importeurs en distributeurs maakt het systeem volledig en meer overzichtelijk, maar kan een uitbreiding betekenen van het aantal actoren waar toezicht op moet worden gehouden. b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De implementatietermijn is 30 juni 2011. Nu zeer waarschijnlijk enkel op het niveau van ministeriële regeling de Nederlandse regelgeving hoeft te worden aangepast, hoeft deze termijn geen probleem te vormen.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

19

Evaluatie- /horizonbepaling is niet opgenomen in het voorstel. Gelet op het doel en de

strekking van dit voorstel lijkt dit niet noodzakelijk.


7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
a) Uitvoerbaarheid
Voorstel van richtlijn behelst meer eenduidige, eenvoudige en geharmoniseerde regelgeving, waardoor de uitvoerbaarheid wordt verbeterd ten opzichte van de huidige situatie.
b) Handhaafbaarheid
Voorstel van richtlijn behelst meer eenduidige, eenvoudige en geharmoniseerde regelgeving, waardoor de handhaafbaarheid wordt verbeterd ten opzichte van de huidige situatie.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
N.v.t.

9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt) a) Nederlandse belangen en eerste algemene standpunt Nederland is voorstander van het in overeenstemming brengen van EU regelgeving met internationale regelgeving betreffende vervoerbare drukapparatuur ten behoeve van meer eenduidige en eenvoudige regelgeving. Aangezien na 30 juni 2011 de bepalingen van de internationale overeenkomsten en richtlijn 2008/68/EG verplicht moeten worden toegepast is het van belang voor die datum de richtlijn 1999/36/EG in te trekken teneinde tegenstrijdige regelgeving te voorkomen. Voorliggend voorstel van richtlijn wordt door Nederland als een logisch gevolg gezien van het onderbrengen van de EG-richtlijn in de internationale vervoerregelgeving en richtlijn 2008/68/EG. Wel zou Nederland graag zien dat de Commissie aangeeft wat de precieze financiële gevolgen zijn voor de EU-begroting.


20


---- --