Universiteit van Tilburg

Persbericht 28 oktober 2009

Doorlichten handelsakkoorden op mensenrechten vraagt stuurmanskunst

Het doorlichten van internationale handelsverdragen op de effecten voor de mensenrechten kan op papier aantrekkelijk zijn, maar de praktijk is weerbarstig. Zogenaamde Human Rights Impact Assessments van deze akkoorden werken het beste in landen waar ze het minst hard nodig zijn en waar politieke instituties open staan voor 'non-trade concerns'. Dat concludeert Simon Walker in zijn proefschrift, dat het resultaat is van een samenwerkingsverband tussen de Universiteit van Tilburg en de Universiteit van Utrecht.

In deze tijd van globalisering worden over de gehele wereld handelsakkoorden gesloten, soms tussen landen, soms tussen economische blokken. Deze akkoorden zijn meestal gericht op economische samenwerking en daarmee verbonden zaken als het openstellen van markten en de hoogte van douanetarieven. Vaak echter ontbreekt het aan aandacht voor de gevolgen voor gemarginaliseerde groepen zoals inheemse volken, kleine boeren en mensen die zijn besmet met HIV-AIDS, of voor meer algemene mensenrechten als het recht op gezondheid, voedsel, of participatie in beslissingen. In het verleden is wel gediscussieerd over in hoeverre afspraken moesten worden gemaakt over de niet-toelaatbaarheid van producten die zijn gemaakt in kinderarbeid of dwangarbeid. Maar het debat over deze 'sociale clausule' werd gevoerd vanuit de aanbodzijde en niet vanuit het perspectief van de benadeelden.

Voor- en nadelen
De Australiër Simon Walker ging op systematische wijze na wat de mogelijkheden zijn om handelsakkoorden hetzij vooraf, hetzij achteraf te laten doorlichten op hun effecten op mensenrechtengebied. Hij ontwierp een methodologie waarin alle facetten aan de orde komen, zoals de verhouding tussen economische rechten en mensenrechten, de vraag welke mensenrechten precies aan de orde moeten komen, welke actoren van belang zijn, en welk moment het beste is. Vervolgens beschrijft hij in zijn boek welke zeven stappen moeten worden gezet bij de uitvoering van de Impact Assessment, van de voorbereiding tot aan de eindrapportage. Hij illustreert en test zijn methodologie aan de hand van de Centraal-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst (CAFTA) op Costa Rica. Ook besteedt hij veel aandacht aan de mogelijke voor- en nadelen, bijvoorbeeld het risico van politisering van de mensenrechten door het respect daarvoor te koppelen aan economische samenwerking, en het risico dat het gebruik van mensenrechtenterminologie zaken nodeloos op scherp zet, terwijl er wellicht subtieler mechanismen bestaan om hetzelfde te realiseren.

De onderzoeker concludeert dat Human Rights Impact Assessments wellicht het beste werken in landen waar ze het minst hard nodig zijn, namelijk in die landen waar het gebruik van mensenrechtenterminologie al is ingeburgerd en waar de politieke instituties open staan voor 'non-trade concerns'. Het 'plompverloren' uitvoeren van een Human Rights Impact Assessment kan op papier aantrekkelijk zijn en velen geruststellen, maar de praktijk is aanzienlijk weerbarstiger. Het doorlichten van handelsakkoorden vraagt om grote stuurmanskunst en subtiliteit als de mensenrechtenpraktijk in de landen in kwestie een stukje verder gebracht moeten worden.