Ministerie van Defensie
Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES Den Haag
Telefoon (070) 318 81 88
Fax (070) 318 78 88
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Afschrift aan de Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 22
2513 AA Den Haag
Datum 27 oktober 2009
Ons kenmerk P/2009014010
Onderwerp Evaluatie vragenlijst nazorg voor militairen
Inleiding
In 2007 is de Tweede Kamer toegezegd dat zij zou worden geïnformeerd over de proef met
de vereenvoudigde nazorgvragenlijst voor militairen (Kamerstuk 27 925, nr. 289). Met deze
brief informeer ik u over de evaluatie van deze proef.
De deelname aan militaire missies kan voor militairen medische en psychosociale gevolgen
hebben. Door de jaren heen heeft Defensie een zorgsysteem ontwikkeld om de negatieve
medische en psychosociale gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen, te herstellen of te
verlichten. Als een van de vangnetten van het zorgsysteem zet Defensie de "Vragenlijst
Nazorg voor Militairen" in. Defensie stuurt militairen deze vragenlijst zes maanden na
terugkeer van uitzending toe. Het doel van de vragenlijst is militairen te identificeren die
mogelijk zorg behoeven vanwege klachten die verband houden met de uitzending en die tot
dan toe nog geen hulp hebben gezocht. Als de ingevulde vragenlijst daartoe aanleiding geeft,
neemt een hulpverlener van Defensie contact op met de militair om de situatie te bespreken
en zo nodig een zorgaanbod te doen.
Aanpassingen
Tot 2007 werd de afhandeling van de ingevulde vragenlijsten per Operationeel Commando
uitgevoerd vanuit een centrale locatie. Een arts of psycholoog nam daarbij in eerste instantie
telefonisch contact op met de respondent.
Pagina 1/6
Ministerie van Defensie
Door de afhandeling op afstand was de onderdeelsarts echter niet altijd op de hoogte van
eventuele problemen, waardoor de commandant van betrokkene niet kon worden
geïnformeerd. Dit heeft er in het verleden toe geleid dat militairen soms ten onrechte door
hun commandant opnieuw voor een uitzending werden aangewezen. Deze gang van zaken
was aanleiding de procedure te wijzigen. Vanaf begin 2007 neemt de onderdeelsarts in geval
van bijzonderheden contact op met de militair. Daarnaast zijn waarborgen ingebouwd zodat
ook militairen die de vragenlijst niet retourneren de zogenaamde non-respondenten
aandacht krijgen. Tevens is de inhoud van de vragenlijst aangepast en beknopter geworden
met het doel de respons, die op dat moment 30 procent bedroeg, te verhogen.
De evaluatie van deze aangepaste werkwijze omvat de vragenlijsten die het Dienstencentrum
Gedragswetenschappen (GW) in 2008 heeft verstuurd en weer retour heeft ontvangen. Ten
eerste is bezien of de nieuwe procedure, dat wil zeggen de afhandeling door de
onderdeelsarts, zowel bij respondenten als non-respondenten voldoende waarborgen biedt
om inzicht te krijgen in mogelijke klachten of aandoeningen of een niet eerder onderkende
zorgbehoefte bij militairen na uitzending. Ten tweede is bekeken of de respons is gestegen
ten opzichte van eerdere versies van de vragenlijst.
Nieuwe vragenlijst en procedures
Midden 2005 is begonnen met de vormgeving van een nieuwe nazorgvragenlijst. Het was
vooral de bedoeling een screeningslijst te ontwikkelen waarmee vroegtijdig kan worden
vastgesteld of er sprake is van mogelijke klachten of aandoeningen die door de militair
worden toegeschreven aan de afgelopen uitzending. Het is vervolgens de taak van de
onderdeelsarts in contact te treden met de militair om vast te stellen of zorg nodig is.
Gedragswetenschappen verstuurt zes maanden na terugkeer van een uitzending de
vragenlijsten. Vervolgens worden de ingevulde geretourneerde vragenlijsten geautomatiseerd
verwerkt. Een analyse van de antwoorden kan leiden tot een indicatie van specifieke
medische of psychosociale klachten. In dat geval neemt de onderdeelsarts (telefonisch)
contact op met de militair om de zorgbehoefte te inventariseren. De arts probeert maximaal
drie maal telefonisch contact op te nemen en stuurt daarna zo nodig een brief of e-mail met
het verzoek contact op te nemen.
Pagina 2/6
Ministerie van Defensie
Als er na deze vier pogingen geen contact is geweest, wordt de militair door de arts
aangemerkt als non-respondent. De onderdeelsarts verwerkt de informatie uit het contact of
nazorggesprek in het geautomatiseerde geneeskundig informatiesysteem (GIDS) en kan een
initiatief nemen, bijvoorbeeld een verwijzing naar een specialist. Na afloop informeert de arts
Gedragswetenschappen op hoofdlijnen zijn bevindingen en ondernomen acties.
Gedragswetenschappen bewaakt de volledigheid van de terugkoppelingen. Als een
terugkoppeling ontbreekt, wordt de onderdeelsarts daarop geattendeerd.
Gedragswetenschappen bewaakt, onder andere op basis van de terugkoppeling van de
onderdeelsartsen, de validiteit van de vragenlijst en past deze zo nodig aan.
De procedure bij non-respons
Wanneer de militair drie weken na een rappel geen nazorgvragenlijst heeft geretourneerd,
wordt hij als non-respondent genoteerd. Gedragswetenschappen zendt vervolgens de
onderdeelsarts de naam van de non-respondent en tijdens het eerstvolgende reguliere
spreekuurcontact brengt de arts alsnog de uitzending ter sprake om te bezien of er een
verband is met de klachten. Als een dergelijk contact niet tot stand komt, volgt het gesprek
uiterlijk vóór de eerstvolgende uitzending of bij de beëindiging van het dienstverband.
Evaluatie van de procedure
Bij de evaluatie van de procedure bij de operationele commando's zijn de uitvoerbaarheid
van de procedure, praktische problemen bij de uitvoering en de beschikbare capaciteit
bezien. Bij de operationele commando's is de procedure voor de afhandeling van de
belindicaties goed uitvoerbaar gebleken. In de meeste gevallen lukt het de respondenten te
bereiken binnen de gestelde vier pogingen. Als dat niet lukt, wordt een aantekening gemaakt
in het GIDS en wordt de militair bij het eerstvolgende contact alsnog benaderd. Het blijkt dat
op deze wijze vrijwel alle militairen op enig moment worden benaderd.
Bij het CZSK en het CLSK zijn er geen capaciteitsproblemen bij de uitvoering. Bij het CLAS
doen zich wel capaciteitsproblemen voor. Omdat afwisselend een van de drie brigades wordt
aangewezen voor uitzending, dient het gezondheidscentrum op de desbetreffende
legerplaats in korte tijd zeer veel militairen te benaderen.
Pagina 3/6
Ministerie van Defensie
Door personele tekorten in de ondersteuning (doktersassistentes) en onder artsen lukte het
niet altijd de desbetreffende militairen binnen de afgesproken termijn te benaderen, maar
door een herverdeling van de bestaande capaciteit binnen het CLAS en het nodige overwerk
door het personeel van het desbetreffende gezondheidscentrum worden de militairen toch
tijdig benaderd.
De procedure om de non-respondenten in GIDS te registreren is door de administratieve
werklast onwerkbaar gebleken. In afwachting van een specifieke functionaliteit in Peoplesoft
en GIDS is er vooralsnog voor gekozen de non-respondenten niet handmatig in GIDS te
verwerken. In 2010 komen de benodigde functionaliteiten wel beschikbaar en is er ook voor
het benaderen van de non-respondenten een sluitende procedure. De arts treft dan bij het
openen van GIDS automatisch een melding in zijn scherm aan dat de militair op uitzending is
geweest en al dan niet een vragenlijst heeft geretourneerd.
Conclusie en vooruitblik
Uit het evaluatieonderzoek is gebleken dat de nieuwe procedure een verregaande mate van
zekerheid biedt dat alle respondenten worden bereikt. Praktische problemen doen zich
nauwelijks voor, maar bij het CLAS leidt capaciteitsgebrek in de uitvoering op een aantal
legerplaatsen tot problemen. De tekorten betreffen zowel ondersteunend personeel, dat het
eerste contact met de militair legt, als de arts die uiteindelijk het nazorggesprek voert. Voor dit
probleem bestaat vooralsnog geen structurele oplossing. Daarom zullen de tijdelijke
maatregelen, te weten herverdeling van capaciteit binnen het CLAS en het verrichten van
overwerk, gehandhaafd blijven zolang de vulling nog niet op het gewenste niveau is.
De registratie en signalering van non-respondenten is nog niet goed geregeld. De
programma's Peoplesoft en GIDS zullen in oktober 2010 zijn aangepast, waarna de melding
aan de onderdeelsarts van non-respondenten in de toekomst automatisch wordt uitgevoerd.
Gelet op de uitkomsten van de non-respons onderzoeken is het aantal militairen dat bij
registratie in GIDS alsnog een zorgaanbod zou hebben gekregen waarschijnlijk zeer gering.
Daarnaast wordt voorafgaand aan een volgende uitzending aandacht geschonken aan
gezondheidsklachten tijdens of na vorige uitzendingen.
Pagina 4/6
Ministerie van Defensie
Daarom acht ik het aanvaardbaar dat vooralsnog wordt afgezien van de specifieke registratie
in GIDS door de operationele commando's.
De respons is gestegen van 30 naar 42 procent. Hiermee is de doelstelling gehaald om de
respons te verhogen, zij het dat de toename nog betrekkelijk gering is. In het najaar 2009 en
in 2010 zijn enkele ontwikkelingen voorzien die vooral een positieve invloed zullen hebben op
de respons. In oktober 2009 start Gedragswetenschappen met het afnemen van de
vragenlijst via internet. Deze werkwijze biedt een aantal grote voordelen die
responsverhogend kunnen werken. De betrouwbaarheid van de gegevens neemt toe omdat
het onjuist of onvolledig invullen van de vragenlijst grotendeels kan worden voorkomen door
de invoering van verplicht in te vullen velden. Ook krijgt de militair, na het invullen van de
vragenlijst, direct antwoord op de vraag of hij op grond van zijn antwoorden door een arts zal
worden benaderd.
Het invullen via internet biedt voorts de mogelijkheid allerlei informatie aan te bieden aan de
militair. Respondenten kunnen op basis van de resultaten of hun interesse direct zelf aan de
slag met bijvoorbeeld informatie of zelfhulpprogramma's om hun welzijn te verbeteren. Dit
laatste staat overigens los van de zorg die Defensie zal blijven aanbieden als de ingevulde
vragenlijst daartoe aanleiding geeft. Ook sluit het invullen van een vragenlijst via internet aan
bij de levensstijl van een belangrijk deel van de doelgroep.
In 2010 zal de vragenlijst worden gevalideerd. Deze validatie moet uitwijzen of de gebruikte
meetinstrumenten nauwkeurig zijn. Zo ja, dan neemt de voorspellende waarde toe en daalt
het beslag op schaarse capaciteit.
Pagina 5/6
Ministerie van Defensie
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
drs. J.G. de Vries
Pagina 6/6
---- --