Partij van de Arbeid
Speech Wouter Bos op Politieke Ledenraad
'Met de verhoging van de AOW-leeftijd sluiten we niet een debat af
maar openen we een ambitieuze agenda die veel werk en veel strijd zal
opleveren. Ik hoop oprecht die strijd samen met de vakbonden te kunnen
voeren.' Dat zei Wouter Bos maandagavond op de Politieke Ledenraad in
de Jaarbeurs in Utrecht. Klik op 'lees meer' om zijn speech terug te
lezen.
'Partijgenoten, beste mensen, vrienden en vriendinnen,
Vandaag gaat het over grote zaken en belangrijke beslissingen. Wat mij
betreft gaat het niet alleen maar over de vraag of de AOW-leeftijd
omhoog moet. Het gaat minstens zozeer om ons sociale gezicht, hoe we
de verzorgingsstaat ook voor onze kinderen en kleinkinderen behouden
en of we onze sociale ambities op een solide manier weten te
financieren. Dat wil zeggen, met een rechtvaardige verdeling over
generaties. Want ook dat hoort bij solidariteit.
Een discussie over de AOW hoort evenwel bij Drees te beginnen.
Fantastisch hoe juist de Jonge Socialisten de afgelopen week de
SP-spandoeken bij het standbeeld van Drees weg haalden onder het motto
"Drees was van ons en blijft van ons." Gelijk hebben ze. De
totstandkoming van de AOW in 1957 onder verantwoordelijkheid van
partijgenoten Drees en Suurhoff is een hoogtepunt in de geschiedenis
van de sociaal democratie. Er was mij dus ook heel veel aan gelegen om
in die traditie te blijven staan. Voorop staat dan het behoud van de
AOW als volksverzekering, een onvervreemdbaar recht op AOW op de
AOW-gerechtigde leeftijd, nooit meer dat ouderdom automatisch armoede
betekent. Die gedachte was leidend voor Drees en is leidend voor ons.
Overigens, wie zich echt verdiept in Drees en de AOW komt wel meer
tegen wat tot nadenken stemt. Bijvoorbeeld dat zowel Drees als
Suurhoff in 1957 zelf al vonden dat de pensioengerechtigde leeftijd
ooit opgetrokken zou kunnen worden. Eén citaat van Suurhoff uit 1957:
"De voortgaande vergrijzing van ons volk is een niet te ontkennen
feit. Zij maakt het treffen van voorzieningen voor de oude dag
urgenter, maar ook moeilijker want kostbaarder. Zou de last te zwaar
worden in de toekomst, dan is verlichting mogelijk door de
pensioengerechtigde leeftijd te verhogen, een mogelijkheid welke goed
aansluit aan een toeneming van de gemiddelde leeftijd en een
verbeterende lichamelijke conditie der bejaarden."
Dat was 1957, dat was een sociaal democraat, dat was Ko Suurhoff
minister onder Drees. Dus zeg ik met de Jonge Socialisten richting de
SP en ieder ander die ons beschuldigt van het aantasten van de erfenis
van Drees: afblijven! Wij staan voor die volksverzekering, wij staan
voor de AOW, wij willen zorgen dat `ie er ook nog voor onze kinderen
en kleinkinderen is en we staan daarbij meer dan wie ook in de
traditie van onze Willem Drees! Je mag van de verhoging van de
AOW-leeftijd vinden wat je wil maar van Drees blijf je af!
Nog een stapje terug in de geschiedenis maar nu iets recenter.
Tweeduizend zes, we maakten een verkiezingsprogramma en daar stond het
verhogen van de AOW-leeftijd niet in. In plaats daarvan zetten we in
op het fiscaliseren van de AOW en een bescheiden aanpak van de
hypotheekrente-aftrek. Inmiddels hebben we een wet aangenomen gekregen
waardoor langzaam maar zeker vanaf 2011 de fiscalisering haar intrede
doet. En hebben we ondanks dat we in het regeerakkoord afspraken zelfs
niet te mogen studeren op een aanpassing van de fiscale behandeling
van het eigen huis, toch voor elkaar gekregen dat eigenaren van dure
huizen meer belasting gaan betalen, ten gevolge van een verhoging van
het eigenwoningforfait. Maar toch, dan komt de Partij van de Arbeid
ondanks dat verkiezingsprogramma nu alsnog met een verhoging van de
AOW-leeftijd. Dat vraagt om uitleg en vooral ook om rechtvaardiging.
Overigens, er is nu een brede meerderheid in de Nederlandse politiek
voor verhoging van de AOW-leeftijd ongeacht wat de PvdA er van vindt.
En ook voor CDA, VVD, CU en in mindere mate GL geldt dat zij het niet
in hun verkiezingsprogramma hadden staan. Deze verandering van
standpunt is dus geen interne PvdA-kwestie maar komt door iets wat
veel meer partijen heeft geraakt. En dat heet: de crisis.
Daarvoor neem ik u voor een derde keer terug in de geschiedenis maar
nu de heel recente, ons voorjaarscongres afgelopen maart in deze
zelfde Jaarbeurs. Toen lag het voornemen om de AOW-leeftijd te
verhogen ook al voor en toen kregen we uw instemming. Maar met dat
formele argument wil ik u vanavond niet overtuigen. Het gaat mij
terugkijkend op die avond in maart om iets heel anders. Die avond
besloten wij immers niet alleen over de AOW maar maakten we
bijvoorbeeld ook ruim 7.5 miljard euro vrij voor crisisbestrijding,
extra geld voor scholen, extra geld tegen de jeugdwerkloosheid, extra
geld voor duurzaamheid, extra geld voor schuldhulpverlening.
Daarbovenop maakten we nog eens een kleine 9.5 miljard euro vrij om
-als de werkloosheid door de crisis inderdaad zou verdubbelen, niet op
de werkloosheidsuitkeringen te hoeven bezuinigen maar ze gewoon op
peil te kunnen houden. En tenslotte accepteerden we dat er in de
crisisjaren er een gapend gat in de schatkist zou ontstaan, dat we in
twee jaar tijd van een overschat van een miljard of 6 terug zouden
vallen naar een tekort van ergens tussen de 30 en de 40 miljard. Omdat
we het belangrijk vonden in crisistijden niet te bezuinigen en
consumptie en investeringen op peil te houden. Dit was een
crisisaanpak waar een Minister van Financiën normaliter
verschrikkelijke hoofdpijn van krijgt maar die ik vol overtuiging
verdedig omdat je alleen op die manier voorkomt dat doodgewone
kwetsbare mensen als eerste slachtoffer worden van een crisis die ze
zelf niet veroorzaakt hebben.
Overal in Nederland lopen nu mensen rond die werk hebben in plaats van
dat ze werkloos zijn, die een goede WW-uitkering hebben in plaats van
een gekorte uitkering, die schuldhulpverlening krijgen in plaats van
dat ze aan de grond zitten omdat wij dit voorjaar vele miljarden uit
trokken voor crisisbestrijding. Dat kostte geld en dat moet wel een
keer betaald worden. Voor ons en voor al die andere partijen was dat
een belangrijke reden om alsnog het voorstel om de AOW-leeftijd te
verhogen, te steunen. En dus ja, dat stond niet in ons
verkiezingsprogramma, maar de crisis stond er ook niet in en dat we
ondanks hoog oplopende tekorten nog meer zouden uitgeven en niet
zouden bezuinigen stond er ook niet in.
Er was dus samenhang tussen de investeringen enerzijds en het betalen
van de rekening anderzijds. En dus mogen we het nu ook niet verder
uitstellen. Dat doen we ook niet met die extra gelden voor de
deeltijd-WW of het extra geld ter bestrijding van de
jeugdwerkloosheid. We kunnen niet selectief winkelen. We geven vol
overtuiging veel meer geld uit dan we van plan waren. We moeten net zo
vastberaden nu de rekening willen betalen.
Toch is de financiële dimensie er maar één. De houdbaarheid van
sociale en solidaire voorzieningen voor latere generaties is niet
alleen een kwestie van centen. Als toekomstige generaties ouderen en
jongeren meer dan voldoende belasting afdragen om eindeloos veel
onderwijzers en verpleegkundigen salaris te kunnen betalen dan heb je
daar pas wat aan als die onderwijzers en verpleegkundigen er ook zijn!
En met steeds minder jongeren en steeds meer ouderen op de
arbeidsmarkt wordt dat in toenemende mate een probleem. Een probleem
dat je dus niet oplost met hogere belastngen of met bezuinigingen maar
alleen maar door van ieder die dat kan, te vragen langer door te
werken.
Dat is ook het wezen van solidariteit. Dat je van mensen die het
kunnen een extra inspanning vraagt om voor mensen die in de hoek
zitten waar de klappen vallen goede voorzieningen in stand te kunnen
houden.
En in essentie is dat ook wat we doen. Maar de rechtvaardigheid staat
of valt wel bij hoe je om gaat met mensen die dat niet meer kunnen
opbrengen.. Ik denk dat iedereen wel ziet dat we vijftig jaar na Drees
gezonder zijn, langer leven, later beginnen met werken en betere
arbeidsomstandigheden kennen. Dan is het natuurlijk niet zo vreemd om
te veronderstellen dat we met elkaar langer kunnen doorwerken dan in
1957 het geval was, net zoals Drees en Suurhoff toen zelf al
voorspelden.
Daar zit mijn zorg dus ook niet. Die zit bij het feit dat er nu al te
veel mensen zijn die op latere leeftijd niet meer aan de bak komen.
Omdat ze vroegtijdig versleten zijn, omdat ze afgedankt worden of
omdat er door de werkgever nooit voldoende in hen is geïnvesteerd. Van
die mensen kunnen we het dus niet vragen. Voor hen moeten goede
voorzieningen op tenminste AOW-niveau blijven bestaan. De echte vraag
is evenwel: accepteren we het dat mensen zo aan de kant worden gezet,
dat talenten zo verspild worden?
Ik niet. Ik weiger te accepteren dat het aan de individuele werkgever
is om iemand aan zijn of haar lot over te laten, ik weiger te
accepteren dat talenten niet gebruikt worden omdat mensen te vroeg aan
de kant worden gezet, ik weiger te accepteren dat mensen best willen
doorwerken maar niet meer kunnen of mogen. En dus is het cruciaal dat
we beseffen dat we het hier niet alleen hebben over de verhoging van
de AOW-leeftijd maar dat we onszelf opzadelen met de dure plicht om
veel feller en ambtieuzer dan we de afgelopen jaren gedaan hebben te
strijden voor het recht op een leven lang leren, voor een goed
arbeidsmarktbeleid voor oudere werknemers, tegen
leeftijdsdiscriminatie en voor goede arbeidsomstandigheden. Ook daarom
is het van belang dat we pas in 2020 beginnen met het verhogen van de
leeftijd. Dat geeft ons nog 10 jaar de tijd om deze ambitieuze agenda
te realiseren en die tijd zullen we hard nodig hebben.
Beste mensen, met de verhoging van de AOW-leeftijd sluiten we niet een
debat af maar openen we een ambitieuze agenda die veel werk en veel
strijd zal opleveren. Ik hoop oprecht die strijd samen met de
vakbonden te kunnen voeren. Ik hoop dat zij zien dat er nu kansen
komen om kansen voor ouderen, arbeidsomstandigheden, zware beroepen,
een leven lang leren op de agenda te zetten als nooit tevoren. De PvdA
kan in haar eentje dat gevecht niet aan, de vakbond in haar eentje ook
niet. Maar geheel in sociaal democratische traditie geldt ook hier:
samen staan we sterker. Laten we die daad bij het woord voegen. Dank u
wel.'