26 oktober 2009
Betreft Toezeggingen gedaan in het algemeen overleg
onderzoeksinfrastructuren op 7 oktober 2009
In het algemeen overleg over onderzoeksinfrastructuren op 7 oktober 2009 heb ik
een aantal toezeggingen gedaan. De eerste betreft het advies dat een commissie
van de KNAW onder leiding van de heer Van der Vliet in voorbereiding heeft over
onderzoeksscholen. Dit advies zal volgens de huidige inzichten in januari volgend
jaar verschijnen. Zodra ik het advies van de KNAW heb ontvangen, zal ik het aan
uw Kamer toezenden. Ditzelfde geldt voor de evaluatie van de toponderzoek-
scholen en mijn reactie daarop. Het evaluatierapport verwacht ik in april 2010,
hierna zal ik hierover een standpunt innemen.
Voorts heb ik u toegezegd op korte termijn de samenstelling van de werkgroep
bekend te maken die, zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op de Nederlandse
Roadmap Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten (Kamerstuk 27406, nr. 145), tot
taak krijgt de implementatie van de roadmap verder te stimuleren en deze op de
relevante agenda's te brengen en te houden en daarbij ook alternatieve
financieringsmogelijkheden te verkennen. Inmiddels heb ik de heer Van Velzen
bereid gevonden het voorzitterschap van deze werkgroep op zich te nemen. Zodra
de samenstelling van de werkgroep bekend is, zal deze in de Staatscourant worden
gepubliceerd en zal ik de Kamer een afschrift sturen van de instellingsbeschikking.
Ik heb de Kamer ook toegezegd te zullen terugkomen op het door mij in het
overleg genoemde percentage van publieke R&D-uitgaven in relatie tot het Bruto
Binnenlands Product (BBP). Ik noemde een percentage van 0,8 procent van het
BBP (voor 2009). Van de zijde van de Kamer werd vervolgens gewezen op een
ander (lager) percentage. Er zijn uit twee verschillende bronnen cijfers over de
publieke financiering van R&D in omloop, cijfers die op verschillende manieren zijn
verzameld en daarom niet per definitie dezelfde zijn:
a) Het overzicht Totale Onderzoek Financiering 2007-2013, dat ik op 1 april van
dit jaar naar de Kamer heb gestuurd (TK 2008-2009, 29 338, nr. 78). Daarin is
voor het jaar 2009 sprake van een percentage van 0,72. Dit is exclusief de
gelden die niet in Nederland, maar in het buitenland worden besteed (zoals de
a
Pagina 1 van 3
contributies en programma's van de internationale onderzoeksorganisaties.
Inclusief die gelden is dit 0,77 (door mij tijdens het debat afgerond op 0,8).
b) De OCW-begroting 2010, waarin terugkijkend voor het jaar 2007 sprake is van
een door OCW geschat percentage van 0,62 in dat jaar. Dit cijfer is gebaseerd
op CBS-cijfers over in Nederland uitgevoerde R&D, waarbij het CBS het aandeel
van de verschillende financiers zo goed mogelijk inschat. Het verschil met het
hierboven genoemde percentage heeft verschillende oorzaken. Ten eerste het
jaar waarop de cijfers betrekking hebben: 2009 tegenover 2007. Ten tweede
zijn de CBS-cijfers exclusief de gelden die in het buitenland worden besteed.
Ten derde is in de OCW-begroting gebruik gemaakt van (een extrapolatie van)
de CBS-cijfers voor het jaar 2003 op basis van de ontwikkeling van voorlopige
CBS-cijfers over uitgevoerde R&D tot en met 2007.
Zoals uit ondertaande tabel blijkt, heeft het percentage van 0,62 betrekking op het
begrotingsjaar 2007 (niet door dit kabinet opgesteld) en blijkt dat wanneer op
gelijke grondslag wordt vergeleken- de overheidsfinanciering voor R&D tijdens de
hierop volgende jaren gestaag gestegen is (0,70; 0,73; 0,77).
In alle gevallen zijn de cijfers exclusief de WBSO-middelen.
Samenvattend:
Overheidsfinanciering van R&D Datum
2007 2008 2009 26 oktober 2009
CBS * 0,62 - - Onze referentie
OCW-TOF totaal, incl. gelden naar het buitenland 0,70 0,73 0,77 OWB/FO/2009/161693
OCW-TOF excl. gelden naar het buitenland 0,66 0,69 0,72
* Het CBS-cijfer is gebruikt in de OCW-begroting 2010, het gaat om een schatting van
OCW op basis van de ontwikkeling van voorlopige CBS-cijfers over uitgevoerde R&D tot
en met 2007.
Voor de volledigheid wijs ik erop dat in de EZ-begroting 2010 en de brief "Naar een
robuuste kenniseconomie" (TK 2009-2010, 27 406 nr. 153) voor publieke R&D-
uitgaven wordt uitgegaan van OESO-cijfers voor het percentage van publiek
uitgevoerde R&D (0,67% van het BBP voor 2007 en 0,70% van het BBP voor
2006), terwijl de hiervoor genoemde cijfers betrekking hebben op de publieke
(overheids)financiering van R&D. Daarnaast moeten bovenstaande cijfers niet
verward worden met de cijfers over de kennisinvesteringsquote (7,5%), die in deze
brief zijn opgenomen. Deze bevatten immers naast de publieke
(overheids)financiering van R&D (en onderwijs) ook de private uitgaven voor
onderwijs en R&D.
Ook werd in het algemeen overleg gevraagd naar de in de kabinetsreactie op de
Nederlandse Roadmap Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten aangekondigde
besluitvorming over een aantal nationale voorstellen van de Nederlandse roadmap.
Op het moment van aanbieding van de kabinetsreactie aan uw Kamer werd nog
getoetst of deze in aanmerking kwamen voor financiering uit de FES-enveloppe van
168 miljoen voor grootschalige researchfaciliteiten en het oplossen van
toekomstige lerarentekorten. De Kamer is over deze besluitvorming geïnformeerd
bij de aanbieding van de vaststelling van de begrotingsstaat van het
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP. Pagina 2 van 1
Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2010 (Kamerstuk 32 123 D,
nr. 2). Dit betreft de aangepaste voorstellen NCB: Biodiversiteit (30 miljoen),
Nanolab (deel II, 13,1 miljoen), Dynamic Two Phase Flow Lab (14 miljoen) en
Delta Faciliteit (25,3 miljoen). Eerder heb ik uw Kamer al geïnformeerd (Kamerstuk
31 700 D, nr. 7) over de positieve besluitvorming inzake de projecten Lifelines (40
miljoen, sluit aan bij het ESFRI-project BBMRI), Surfnet 7 (32 miljoen) en Nanolab
(deel I, 15 miljoen) uit diezelfde FES-enveloppe.
Tot slot heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over de stand van zaken
met betrekking tot de implementatie van de ERIC-verordening. Vrijdag 9 oktober is
op de eerste bijeenkomst van de ERIC commissie gesproken over de procedures
voor indienen van een ERIC. De conceptguidelines hiervan zullen begin november
op de website over ERIC worden gezet
(http://ec.europa.eu/research/infrastructures/eric_en.html), zodat waar nodig men
zich alvast kan voorbereiden op de stappen die gezet moeten worden in het proces
voor het aanvragen van de ERIC-status. Op de eerstvolgende vergadering van de
ERIC-commissie in januari 2010 zal de procedure worden vastgesteld.
Datum
26 oktober 2009
Onze referentie
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, OWB/FO/2009/161693
dr. Ronald H.A. Plasterk
Pagina 1 van 3
Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
Rijnstraat 50
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA DEN HAAG www.minocw.nl
Onze referentie
OWB/FO/2009/161693
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap