Schriftelijk overleg met het oog op de Raad Algemene Zaken en Externe
Betrekkingen (RAZEB) van 26 en 27 oktober 2009
Kamerbrief inzake Schriftelijk overleg met het oog op de Raad Algemene Zaken
en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 26 en 27 oktober 2009
Kamerbrief | 22 oktober 2009
Met verwijzing naar het verslag van het schriftelijke overleg van 16
oktober 2009 (uw brief nr 21 501 02), gaan uw Kamer hierbij toe de
antwoorden op de gestelde vragen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
Algemene Zaken
Voorbereiding Europese Raad 29-30 oktober 2009
Het voorzitterschap was aanvankelijk voornemens onder het agendapunt
"Voorbereiding Europese Raad" over Iran te spreken. Inmiddels heeft
het echter bekend gemaakt dit onderwerp tijdens het diner op maandag
26 oktober aan de orde te stellen.
Acquis communautaire
In antwoord op vragen van de PvdA-fractie over het acquis
communautaire en het nemen van maatregelen tegen lidstaten die het
acquis schenden, diene dat lidstaten moeten voldoen aan het acquis
communautaire. Het rechtssysteem in de EU-lidstaten is zodanig
ingericht dat eventuele gebreken via de rechter aan de orde kunnen
worden gesteld.
Institutionele kwesties
Bekrachtiging door Tsjechië
Op vragen van de PvdA-fractie en de SP-fractie kan de regering
mededelen dat President Klaus zijn zorg heeft geuit dat de
Benes-decreten zullen worden aangevochten in geval het Handvest van de
Grondrechten direct toepasbaar wordt en dat dat tot
eigensdomsaanspraken zou kunnen leiden. President Klaus heeft
aangegeven deze mogelijkheid te willen uitsluiten.
Niet duidelijk is welke juridische vorm President Klaus hierbij voor
ogen heeft. Zolang niet helder is wat de precieze wens is van
President Klaus, is het moeilijk daarover een oordeel te vellen. Voor
de regering staat de spoedige inwerkingtreding van het Verdrag van
Lissabon voorop. De Tsjechische regering heeft zich op het punt
gesteld dat het geen heropening wenst van ratificatieproces in alle
lidstaten. De regering deelt deze mening.
Benoeming
De leden van de fractie van de SP vragen zich af of ze (op grond van
wat wordt gesteld in de geannoteerde agenda over de nominaties voor de
vaste voorzitter van de Europese Raad en Hoge Vertegenwoordiger) er
vanuit mag worden gegaan dat wat betreft de samenstelling van de
Europese Commissie er niet langer gewacht zal worden.
Of deze Europese Raad zal spreken over de samenstelling van de nieuwe
Commissie, hangt mede af van de uitspraak van het Tsjechisch
Constitutioneel Hof, dat een hoorzitting organiseert op 27 oktober
as., en van de vraag of aan de door President Klaus geformuleerde wens
op enigerlei wijze gevolg zal worden gegeven. Op dit moment is het
onduidelijk of het Zweeds voorzitterschap de samenstelling van de
nieuwe Commissie uiteindelijk op de agenda plaatst.
Daarnaast vragen de SP-leden zich af of de opstelling van de
Tsjechische President ook mogelijke gevolgen heeft voor het verkrijgen
van een `eigen' eurocommissaris, zoals commissievoorzitter Barroso
onlangs suggereerde. De leden van de SP-fractie vragen, indien dat het
geval is, of de regering die suggestie steunt.
Tijdens de Europese Raad van juni jl. is uitgesproken dat het Verdrag
van Lissabon uiterlijk eind 2009 in werking zou moeten zijn getreden.
De regering gaat er vanuit dat de Tsjechische regering zich daaraan
houdt. Als blijkt dat het langer gaat duren dan moet het
voorzitterschap met de lidstaten bezien hoe daar mee om te gaan.
Mocht het zeker worden dat de Tsjechische president niet binnen
afzienbare tijd zal overgaan tot het tekenen van de goedkeuringswet
bij het Verdrag van Lissabon, dan zal de nieuwe Commissie moeten
worden aangesteld op basis van het Verdrag van Nice. Dat betekent dat
de Commissie moet worden verkleind ten opzichte van de huidige
Commissie met 27 commissarissen. In dat geval zullen alle scenario's
voor reductie van het aantal leden van de Commissie worden besproken.
Die situatie is op dit moment niet aan de orde.
De regering verwijst tevens naar de brief van 5 oktober jl. (over de
Nederlandse positie inzake de betekenis van de uitslag van het Ierse
referendum voor Europa en voor de ratificatie en implementatie van het
Verdrag van Lissabon) waarin de benoeming van de Commissie op grond
van het Verdrag van Nice en het Verdrag van Lissabon beschreven staat.
Leden van de VVD-fractie vragen het kabinet of de profielschets voor
de vaste voorzitter van de Europese Raad in het Benelux-memorandum
moet worden uitgelegd als een afwijzing van de kandidatuur van de heer
Blair voor deze functie. Voorts vragen zij of het klopt dat België en
Luxemburg zich al tegen de kandidatuur van de heer Blair hebben
uitgesproken en wat het betekent voor de gezamenlijk positiebepaling
van de Benelux-landen.
De regering benadrukt dat de profielschets voor de vaste voorzitter
van de Europese Raad als omschreven in het Benelux-memorandum geen
afwijzing van welke kandidatuur dan ook impliceert. Bij het opstellen
van deze profielschets samen met de andere Benelux-landen heeft de
regering altijd het institutioneel evenwicht voor ogen gehad en niet
een specifieke persoon. Daaruit volgt dat het Benelux-memorandum niet
tot doel had een gezamenlijk standpunt in te nemen namens de Benelux
ten aanzien van een kandidaat voor vaste voorzitter van de Europese
Raad, maar wel ten aanzien van bepaalde kwalificaties waaraan een
kandidaat moet voldoen.
Klimaatverandering
In antwoord op de vragen van de leden van de SP-fractie over
klimaatverandering kan de regering mededelen dat financiering van
klimaatadaptatie in ontwikkelingslanden in deze periode prominent op
de agenda staat van de diverse Raadsformaties. De inzet van de
regering is om de komende weken de EU-inzet verder te concretiseren om
weer stappen te kunnen maken in de mondiale klimaatonderhandelingen.
De Milieuraad behandelt alle elementen die Nederland wenst terug te
zien in een Kopenhagen-akkoord - mitigatie, adaptatie, financiering en
technologie. De Ecofin-Raad buigt zich met name over de EU-inzet ten
aanzien van financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden. De
Europese Raad zal naar aanleiding van de Milieuraad en de Ecofin de
EU-positie nader concretiseren.
Over de exacte uitkomsten van de Europese Raad kan dus enkel nog
gespeculeerd worden. Financiering van klimaatacties in
ontwikkelingslanden staat nog volop ter discussie, waarbij onder de
lidstaten zowel voor- als tegenstander zijn van het noemen van
concrete bedragen. Ook de interne lastenverdeling is nog onderwerp van
discussie. De Nederlandse inzet blijft ongewijzigd: een bedrag van 100
miljard euro (zowel publiek en privaat) is nodig in 2020 voor de
bekostiging van mitigatie- en adaptatieacties in ontwikkelingslanden.
De omvang van de benodigde publieke middelen is afhankelijk van het
aandeel dat de koolstofmarkt levert en wat ontwikkelingslanden zelf
bij kunnen dragen. De EU zal in de publieke financiering haar eerlijke
aandeel bijdragen. Nederland zet in op een eerlijk aandeel van de EU
op 20-30% van de totale benodigde publieke financiering. Dat is
realistischer dan het aandeel van 10-30% dat de Europese Commissie
noemt. Wat Nederland betreft kan de interne verdeling van deze
EU-bijdrage ná Kopenhagen vastgelegd worden.
EU-regeringsleiders hebben al wel erkend dat een snelle start moet
worden gemaakt met internationale financiële steun voor klimaatacties
waarbij ze verwezen naar de mededeling van de Europese Commissie van
10 september jl. In mondiaal kader wordt er gekeken naar Europa als
voortrekker in de onderhandelingen en men hoopt dat de aankomende
Europese Raad een extra impuls kan geven, ook op het gebied van
klimaatfinanciering. Hier zet Nederland zich ook voor in, en wil graag
concrete getallen zien voor klimaatacties op de korte termijn. Daarom
heeft het kabinet toegezegd aan het EU-bedrag voor de periode
2010-2012 een geloofwaardige bijdrage te leveren van 100 miljoen euro
per jaar, die deels via de EU-begroting zou kunnen lopen. Aangezien
Nederland een van de eerste landen is die concrete bedragen noemt, is
het nog niet mogelijk om in te schatten wat de andere lidstaten
bijdragen.
Tenslotte is Nederland zeer geloofwaardige onderhandelingspartner,
binnen- en buiten de Europese Unie, als het gaat om het behalen van
zijn emissiereductiedoelen en haar klimaatbeleid in bredere zin.
In antwoord op een vraag van de VVD-fractie over een nieuwe en
ongecontroleerde ODA-stroom richting armere landen benadrukt de
regering dat klimaatverandering het gevolg is van een probleem dat
ontwikkelingslanden niet zelf hebben veroorzaakt en het behalen van de
millennium ontwikkelingsdoelstellingen nog kostbaarder maakt. Met name
voor de armste en meest kwetsbare landen zijn deze additionele lasten
moeilijk te dragen. De regering is daarom van mening dat adaptatie aan
klimaatverandering in de meest kwetsbare landen zoveel mogelijk met
nieuw en additioneel geld dient te worden gefinancierd.
De regering zet zich in voor een eerlijke, efficiënte en effectieve
internationale financiële architectuur voor klimaatbeleid. Zij wil
daadwerkelijke klimaatacties in ontwikkelingslanden zien, in ruil voor
financiële ondersteuning. Al in de Bali-routekaart is afgesproken dat
mitigatieacties van ontwikkelingslanden en de voor deze acties
bestemde financiering meetbaar, controleerbaar en verifieerbaar dienen
te zijn.
Daarom benadrukt de regering het belang van een bottom-up benadering
bij het financieren van klimaatacties. Het opstellen van nationale low
carbon growthplannen door zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden is
in dit kader van grote waarde, omdat goed nationaal beleid de
effectiviteit van financiële ondersteuning vergroot. De
beheersstructuur voor klimaatfinanciering moet volgens het kabinet
bestaan uit een verschillend aantal fondsen en landen die samenwerken
op basis van hun comparatieve voordelen, waarbij efficiënt kan worden
gewerkt. Vanwege deze decentrale opzet is er de noodzaak om een
coördinatiemechanisme op te zetten. Dit mechanisme zal primair de
voorwaarden scheppen voor de effectieve koppeling van financiering aan
acties en daarvoor verantwoording afleggen aan de Partijen bij het
Kopenhagen-akkoord. Het kabinet hecht grote waarde aan het bewaken van
de voortgang van klimaatacties en dat er voldoende balans is in de
aanwending van de middelen. Hierbij is geen sprake van een
ongecontroleerde financieringsstroom.
Illegale immigratie
De leden van de SP-fractie vragen waar de besprekingen inzake illegale
migratie toe moeten leiden nu het wederom is geagendeerd voor de
Europese Raad. Voorts wordt gevraagd welke meningsverschillen er
beslecht moeten worden.
In vervolg op de conclusies van de Europese Raad van juni jl. zal de
Europese Commissie tijdens de aanstaande Europese Raad verslag doen
van de voorstellen en maatregelen die sindsdien zijn gedaan. De
besprekingen zullen uiteindelijk moeten leiden tot een effectieve(re)
bestrijding van de illegale migratiestromen in het Middellandse
Zeegebied. Het gaat daarbij om hervestiging van van asielzoekers
binnen de Europese Unie, de versterking van Frontex en samenwerking
met derde landen op het gebied van migratie.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het staat met de Nederlandse
ambities om Frontex te versterken met een fregat of patrouilleboten.
Nederland biedt momenteel op verschillende manieren ondersteuning aan
Frontex-operaties, waaronder door middel van deinzet van grenswachten.
Tevens heeft Nederland een Rigid Hull Inflatable Boatmet tweehoofdige
bemanning ingezet in de Griekse wateren. De mogelijkheden om binnen de
Nederlandse randvoorwaarden een bijdrage te leveren aan
Frontex-operatiesdoor middel van de inzet van een fregat of
patrouilleboten, worden onderzocht.
Baltische Zee Strategie
Volgens het voorstel van de Commissie zullen geen nieuwe instellingen
worden opgetuigd voor de Baltische Zee Strategie. Nederland deelt deze
zienswijze van de Commissie. Op de vraag van de leden van de
PvdA-fractie of dit ook de algemene opvatting is van andere EU-landen
kan de regering mededelen dat, voor zover bekend, ook de andere
EU-lidstaten deze mening zijn toegedaan. In de concept-Raadsconclusies
wordt dan ook niet gesproken over nieuwe instellingen.
Externe Betrekkingen
Afghanistan/Pakistan
De Raad zal naar verwachting een strategiepapier goedkeuren waarin de
geïntensiveerde EU-inzet ten aanzien van Afghanistan en Pakistan
uiteen wordt gezet. Bij dit strategiepapier zal ook een overzicht
worden opgenomen van de actuele hulpinspanningen van de lidstaten.
Nederland heeft bij bespreking van het strategiepapier er op gewezen
dat de in het papier geschetste geïntensiveerde strategie moet leiden
tot een effectievere implementatie van het bestaande beleid ten
aanzien van Afghanistan en Pakistan. Aan de CDA-fractie kan worden
gemeld dat deze zienswijze door alle lidstaten wordt gedeeld.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is de
opvattingen over regionale vredesonderhandelingen, zoals die door de
Amerikaanse ex-minister van Buitenlandse Zaken Kissinger zijn
ontvouwd, in de Razeb in te brengen. Ook vragen de leden van de
SP-fractie of de regering in de Razeb wil pleiten voor een regionale
conferentie. De regering zal allereerst haar eigen opvattingen over
regionale vredesonderhandelingen in de Razeb inbrengen. Dit jaar zijn
er diverse regionale bijeenkomsten geweest tussen Afghanistan,
Pakistan, en andere bij de regio betrokken landen en organisaties. De
internationale conferentie over Afghanistan in Den Haag afgelopen
maart en de G8 Foreign Ministers meeting in Triëst in juni jl. zijn
twee belangrijke voorbeelden hiervan. Nederland zal in EU-kader
blijven pleiten voor verdere EU-ondersteuning van de regionale
politieke dialoog. Het is echter in eerste instantie aan de partijen
in de regio zelf om te beslissen of de organisatie van een regionale
vredesconferentie op dit moment een nuttige bijdrage kan leveren aan
de wederzijdse betrekkingen. Indien een dergelijke conferentie door
Afghanistan en Pakistan wenselijk wordt geacht zal Nederland pleiten
voor EU-ondersteuning van dit initiatief.
Het beoogde geïntensiveerde EU-beleid is sterk gericht op een
regionale aanpak, ook al vergen de uitdagingen in beide landen ieder
ook een op maat gesneden benadering. Ten aanzien van het stimuleren
van regionale samenwerking zal de EU zich met name richten op
technische en financiële ondersteuning van bestaande regionale
organisaties, zoals bijvoorbeeld de South Asian Association Regional
Cooperation(SAARC), de Central Asia Regional Economic
Cooperation(CAREC) en de Shanghai Cooperation Organisation(SCO). De EU
is voornemens hierbij aan Afghanistan en Pakistan hulp in de vorm van
capaciteitsopbouw te geven, zodat beide landen op een effectieve wijze
kunnen deelnemen aan deze organisaties. Daarnaast is de EU bereid bij
te dragen aan initiatieven op het gebied van regionale infrastructuur,
zoals transportverbindingen in de regio, en aan de totstandkoming van
handels- en transitovereenkomsten. Ook zal de EU technische expertise
leveren voor verbeterd grensbeheer en voor het tegengaan van illegale
migratie aan Afghanistan, Pakistan en hun buurlanden. Een ander
voorbeeld van EU-steun voor regionale samenwerking is het hoger- en
beroepsonderwijs. De EU is voornemens onderlinge samenwerking tussen
onderwijsinstituten in de regio te stimuleren, in lijn met
prioriteiten van de betreffende overheden.
De SP-fractieleden menen dat de Amerikaanse bombardementen bijdragen
aan een diepere staat van oorlog in Pakistan en dat deze
bombardementen moeten worden beëindigd. De Amerikaanse en Pakistaanse
autoriteiten spreken onderling over deze militaire acties en de acties
vinden plaats in samenspraak en samenwerking. In deze militaire
operatie heeft de EU geen rol.
Aan de leden van de PVV- fractie kan gemeld worden dat Nederland geen
gedetailleerde informatie heeft over bombardementen op schuilplaatsen
van moslimextremisten door de Pakistaanse luchtmacht. Pakistan heeft
dit voorjaar een groot offensief ingezet in gebieden waar de Taliban
(vaak ook openlijk) zijn invloed had uitgebreid. Dit legeroffensief in
de North West Frontier Provinces en FATA wordt voortgezet in die
gebieden waar Taliban nog steeds aanwezig is. Op zaterdag 17 oktober
jl. is een grote nieuwe operatie tegen Taliban stellingen in
Zuid-Waziristan van start gegaan. Hierbij vinden zowel luchtacties als
grondoffensieven plaats.
Afghanistan
Aan de leden van de CDA-fractie kan worden gemeld dat alle EU-partners
de lijn ondersteunen dat ook de Afghaanse regering zelf het beleid ten
aanzien van goed bestuur, democratisering en bestuurlijke en
economische vernieuwingen effectiever dient te implementeren.
Tegelijkertijd zal de EU kijken naar nieuwe mogelijkheden om
initiatieven op deze gebieden te steunen. Zo zal de EU mede met het
oog op de Afghaanse parlementaire- en districtsverkiezingen in 2010
nauw betrokken zijn bij de implementatie van verbeteringen in het
verkiezingsproces en, zal zij zich inzetten voor bevordering van het
functioneren van een pluralistisch politiek partijenstelsel en van een
beter functionerend parlement. Ook zal de EU samen met de Afghaanse
regering werken aan concrete maatregelen voor hervorming van de
begroting en zal zij financiële en technische steun geven aan het UNDP
programma (Afghan Sub-National Governance Programme, ASGP) op het
gebied van lokaal bestuur.
De toekomstige Afghaanse regering zal nieuwe afspraken moeten maken
over het beleid van de komende jaren. Enerzijds zouden die afspraken
als een soort contract tussen de regering en de bevolking kunnen
worden vastgelegd. Anderzijds moeten er hernieuwde afspraken met de
Internationale Gemeenschap worden gemaakt. Het huidige Afghanistan
Compactloopt in 2010 af en in een nieuw Compact, tussen de Afghaanse
regering en de internationale Gemeenschap, zouden realistische
doelstellingen en meetbare benchmarks moeten worden geformuleerd. De
internationale Gemeenschap, inclusief de EU, kan aan de hand daarvan
bezien hoe de regering te helpen bij het bereiken van deze doelen. In
antwoord op de vragen van de CDA-fractie dient dat Nederland zal
aandringen op een actieve rol van de EU in dit proces. Prioriteiten
daarbij moeten zijn: Afghaans ownership, goed bestuur, anticorruptie,
mensenrechten, transitional justice, rule of lawen veiligheid. Ook in
de implementatiefase zal de EU door nauwe samenwerking met de
Afghaanse regering en andere internationale spelers in Afghanistan
intensief betrokken moeten blijven.
In antwoord op de vragen van de SP-fractie over de Nederlander die lid
is van de Klachtencommissie Verkiezingen kan het volgende worden
vermeld. De Afghaanse Kieswet bepaalt dat de Klachtencommissie uit
vijf leden bestaat. Volgens de wet dienen het Afghaanse
Hooggerechtshof en de Afghaanse Onafhankelijke Mensenrechtencommissie
elk één lid aan te wijzen. De VN-Speciaal Vertegenwoordiger dient drie
internationale leden aan te wijzen. Volgens het Reglement van Orde van
de Klachtencommissie dienen de leden hun taken op een tijdige,
objectieve, onpartijdige en niet-politieke wijze te vervullen. De
Nederlander werd door de VN-Speciaal Vertegenwoordiger voor
Afghanistan, Kai Eide, benoemd als één van de drie onafhankelijke
internationale leden. Betrokkene is dus als onafhankelijke deskundige
door de VN voorgedragen en hij is niet verbonden met de Nederlandse
regering.
Ten aanzien van het ontslag van de UNAMA-medewerker Galbraith, verwijs
ik u naar de op 16 oktober jl. beantwoorde Kamervragen van de
SP-fractie en de op 16 oktober beantwoorde vragen van GroenLinks (met
de respectievelijke kenmerken 2009Z18397 en 2009Z18545). De wijze van
hertelling is onderling door de Klachtencommissie Verkiezingen en de
Onafhankelijke Verkiezingscommissie overeengekomen, na consultatie van
internationale experts op dit onderwerp. Een dergelijke
steekproefsgewijze methode voor hertelling is in het verleden elders
in de wereld toegepast. De regering heeft vertrouwen in de wijze
waarop deze methodiek overeengekomen is. Op 20 oktober jl. bepaalde de
Onafhankelijke Verkiezingscommissie op basis van de hertelling dat een
tweede verkiezingsronde nodig is. Deze ronde zal worden gehouden op 7
november 2009. Nederland zal er in de Raad voor pleiten dat de EU ook
tijdens deze tweede ronde met een verkiezingswaarnemersmissie in
Afghanistan aanwezig is.
Pakistan
De CDA-fractie vraagt op welke wijze de EU actieve steun biedt voor
snelle implementatie van de Malakand Strategie. Op dit moment zijn er
nog geen activiteiten in uitvoering, omdat de Strategie pas op 24
september jl. tijdens een top van regeringsleiders en staatshoofden
van de Friends of Democratic Pakistanformeel werd aangenomen. In
EU-kader heeft Nederland aangedrongen op een snelle overgang van
papieren strategie naar concrete actie. De EU is van plan met name in
te zetten op de hervormingen van de veiligheidssector en het
verbeteren van de rule of law. Alle lidstaten bekijken momenteel hoe
op lange termijn middelen kunnen worden vrijgemaakt om het plan
volledig te laten uitvoeren. Het door de VS, VK en Pakistan opgezette
Multidonor Trustfund, beheerd door de Wereldbank, zou een modaliteit
kunnen bieden voor financiering van de Malakand Strategie en
soortgelijke activiteiten elders in de grensregio. Op bijdragen aan
dit fonds beraden alle partijen zich nog.
De leden van de PvdA-fractie vragen of Nederland of de EU eigen
waarnemingen heeft om de veiligheid van het kernwapenarsenaal in
Pakistan te kunnen beoordelen en, indien dat zo is, hoe deze
waarnemingen luiden. De veiligheid van het Pakistaanse
kernwapenarsenaal is een Pakistaanse aangelegenheid. Noch de EU, noch
Nederland hebben eigen waarnemingen om deze veiligheid te kunnen
beoordelen. De VS onderhoudt hierover wel nauwe contacten met de
Pakistaanse autoriteiten en beoordeelt het Pakistaanse
kernwapenarsenaal op basis van de door de Pakistaanse aangeleverde
informatie. Vooralsnog verklaart de VS dat de veiligheid van het
kernwapenarsenaal in Pakistan voldoende is.
MOVP
In reactie op de opmerkingen en vragen van uw Kamer over het
Midden-Oosten Vredesproces en Syrië bericht de regering het volgende.
De regering heeft kennis genomen van de uitspraken van minister
Lieberman naar aanleiding van zijn gesprek met de Amerikaanse
MOVP-gezant Mitchell, waaraan de leden van de PvdA-fractie refereren.
Deze uitspraken weerspiegelen, naar het voorkomt, opvattingen van
minister Lieberman. Voor de regering zijn de beleidsopvattingen van de
Israëlische regering als geheel, zoals uitgedragen door premier
Netanyahu, leidend. Namens Israël heeft Premier Netanyahu in zijn
toespraak in juni jl. bij de Bar-Ilan Universiteit zich uitgesproken
als voorstander van de hervatting van de vredesbesprekingen met de
Palestijnen, leidend tot de oprichting van een Palestijnse staat,
zonder voorwaarden vooraf en op basis van bestaande verplichtingen van
alle partijen. Tot die verplichtingen horen ook de afspraken die
gemaakt zijn over nederzettingen in de Routekaart voor de Vrede. In
reactie op de vraag van leden van de SP-fractie benadrukt de regering
dat zij blijft pleiten voor krachtige stellingname van de EU in het
Kwartet tegen de uitbreiding van nederzettingen, ook in
Oost-Jeruzalem. Dit is ook tot uitdrukking gebracht in de laatste
verklaring van het Kwartet van 24 september 2009.
De fracties van het CDA, de SP, de PVV en GroenLinks verwijzen naar
het Associatieakkoord met Syrië. Het beleid van de EU is sinds 2004 om
in akkoorden met derde landen op te nemen dat schending van een van de
essentiële clausules, waaronder die inzake mensenrechten, kan leiden
tot opschorting van het akkoord. In het Associatieakkoord met Syrië is
een clausule opgenomen inzake mensenrechten. De tekst van het
Associatieakkoord met Syrië is uitonderhandeld op basis van een
mandaat van voor 2004. De regering heeft er in EU-verband op
aangedrongen dat, in overeenstemming met de geldende praktijk na 2004,
wordt vastgelegd dat schending van deze essentiële clausule gevolgen
heeft voor de toepassing van de overeenkomst. Deze vastlegging zal
plaatsvinden in de vorm van een verklaring van de RAZEB, waarin wordt
bevestigd dat naleving van mensenrechtenstandaarden een essentieel
onderdeel vormt van de associatieakkoorden die de EU afsluit; derhalve
kan de EU tot opschorting van de toepassing besluiten in geval van
schending van die standaarden. Over de tekst van deze verklaring is op
niveau van de EU-ambassadeurs overeenstemming bereikt. Deze
verklaring, waarop wordt gedoeld door de leden van de fractie van
GroenLinks, betreft geen gemeenschappelijke verklaring maar een
unilaterale EU-verklaring. De regering zal zich er uiteraard steeds
voor inzetten dat de EU de noodzakelijke stappen neemt zodra blijkt
dat Syrië zijn verplichtingen op mensenrechtengebied niet nakomt.
Overigens heeft Syrië op maandag 19 oktober aan het EU-voorzitterschap
te kennen gegeven nog enige tijd nodig te hebben voor interne
afstemmingsprocedures, alvorens het tot ondertekening van het
Associatieakkoord kan overgegaan. Op het moment van schrijven is het
nog niet duidelijk of hierdoor de ondertekening van het akkoord en
marge van de oktober-RAZEB aan de orde zal komen.
Ten aanzien van de wenselijkheid om over te gaan tot implementatie van
een systeem van benchmarks, doelstellingen op maat en monitoring als
onderdeel van de EU-associatieakkoorden, zoals opgemerkt door de
fractie van GroenLinks, geldt dat een dergelijk systeem reeds vorm
heeft gekregen in het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB). Binnen het
ENB worden per land afspraken gemaakt omtrent specifieke
doelstellingen en acties voor een periode van drie tot vijf jaar. De
Europese Commissie evalueert periodiek de voortgang van de
verschillende ENB-partners en brengt hierover schriftelijke
rapportages uit aan de lidstaten. Het ENB omvat landen aan de
oostelijke en zuidelijke grenzen van de Unie, waaronder Syrië.
Daarnaast rapporteert de regering periodiek aan de Tweede Kamer over
de naleving van de mensenrechten in de wereld, zowel per thema als
voor landen en regio's. Daarbij worden ook de mensenrechtenstandaarden
waaraan de mensenrechtenparagraaf van de Associatieakkoorden refereert
onder de loep genomen.
Bosnië-Herzegovina
De leden van de CDA, PvdA en SP-fracties maken een aantal opmerkingen
over Bosnië-Herzegovina. Op 8 oktober hebben het Zweedse
EU-voorzitterschap en de VS, in aanwezigheid van vertegenwoordigers
van de Europese Commissie en het Raadssecretariaat, een pakket
maatregelen voorgesteld aan de Bosnische leiders. Het pakket is
bedoeld om vooruitgang te boeken met betrekking tot de voorwaarden
voor sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger, en om de
politieke samenwerking in het land te bevorderen. De voorgestelde
grondwettelijke wijzigingen die onderdeel uitmaken van het pakket
hebben onder meer als doel om de centrale staatsorganen efficiënter te
laten functioneren. Op 20 en 21 oktober worden de besprekingen
voortgezet onder leiding vande initiatiefnemers. De Nederlandse
regering hoopt dat de Bosnische leiders hun onderlinge verschillen
ondergeschikt kunnen maken aan een gezamenlijk belang en bereid zijn
tot een compromis.
De regering deelt het oordeel van de leden van de CDA-fractie dat
gezamenlijke schoolgang zou kunnen bijdragen aan verzoening en daarmee
aan de toekomst vanBosnië-Herzegovina. De etnische groepen hechten
echter sterk aan hun eigen onderwijssystemen, waardoor het niet
waarschijnlijk is dat op afzienbare tijd een uniform systeem tot stand
komt.
In het kader van het bilaterale OS-programma heeft (onder andere)
Nederland bijgedragen aan het opruimen van overtollige munitie en
wapens. UNDP besteedt hier aandacht aan in uiteenlopende programma's.
Ook de OVSE voert programma's uit op dit terrein. Nederland is
voorstander van voortzetting van dergelijke programma's.
De CDA- en SP-fractie hebben gevraagd naar de voortgang met betrekking
tot de benchmarks voor sluiting van het kantoor van de Hoge
Vertegenwoordiger (HV). De regering hecht eraan dat wordt vastgehouden
aan de gestelde conditionaliteit voor sluiting van het kantoor.
Momenteel zijn er nog twee doelstellingen (verdeling staats- en
defensie-eigendommen) niet of onvolledig gerealiseerd en is er nog
geen sprake van een stabiele politieke situatie. De overige drie
doelstellingen (duurzame regeling voor de status van Brcko; akkoord
over verdeling van de belastinginkomsten; functionerende rechtstaat)
zijn wel gehaald. Ook was al eerder voldaan aan de voorwaarde van
sluiting van de Stabilisatie- en Associatie-Overeenkomst met de EU.
Het voldoen aan de doelstellingen en voorwaarden die zijn gesteld voor
sluiting van het kantoor van de HV vormt ook onderdeel van de
onderhandelingen die zijn opgestart naar aanleiding van het initiatief
van het Zweedse EU voorzitterschap. Zo liggen er momenteel concrete
voorstellen op tafel voor de verdeling van staats- en
defensie-eigendommen.
Een aantal EU-lidstaten streeft naar een snelle sluiting van het
kantoor van de HV. Hiertoe zou ten vroegste tijdens de geplande
vergadering van de Steering Board van de Peace Implementation Council
(PIC) van 18 en 19 november een besluit kunnen worden genomen. De
voorstanders van snelle sluiting bepleiten een flexibele interpretatie
van de gestelde voorwaarden. De regering deelt de zorgen van de
SP-fractie over de politieke situatie in Bosnië-Herzegovina en heeft
in PIC en EU verband steeds opgeroepen om alle voorwaarden strikt na
te leven en besluitvorming zoveel mogelijk te baseren op
daadwerkelijke uitvoering van wetgeving.
De regering meent echter wel dat een eventueel politiek akkoord nieuwe
kansen biedt om uit de langdurige politieke impasse te komen en het
noodzakelijke hervormingsproces weer op gang te brengen. De op 8
oktober jl. voorgestelde grondwetswijziging vereist complexe
besluitvorming in de staatstructuur van Bosnië-Herzegovinaen zal naar
verwachting tijd kosten.
De regering deelt de zorgen van de Kamer over georganiseerde misdaad
in Bosnië-Herzegovinaen merkt op dat er niettemin langzaam vooruitgang
wordt geboekt, o.m. op het gebied van bestrijding van smokkel van
mensen en drugs. Politiecoördinatie, binnen Bosnië-Herzegovinaen met
de buurlanden, toont enige verbetering. De EUPM speelt hierbij een
belangrijke rol. De verwevenheid tussen georganiseerde misdaad,
corruptie en politiek kan echter alleen effectief worden aangepakt
door nationale instellingen op het gebied van politiesamenwerking,
anticorruptie en rechtshandhaving. Het vertrek van internationale
rechters en aanklagers per 1 januari 2010 zou de positie van het
staatshof en van staatsaanklagers verzwakken. Staatshof en
staatsaanklagers vormen een belangrijk onderdeel van de discussie over
grondwetsherziening. Meer inspanningen van de Bosnische autoriteiten
blijven nodig, zoals ook de Europese Commissie constateert in het
recente Voortgangsrapport.
Kroatië
Joegoslavië-tribunaal
De leden van de fracties van de PVV, het CDA, de PvdA en de SP vragen
allen aandacht voor het gebrek aan samenwerking van Kroatië met het
ICTY. In het voortgangsrapport van de Europese Commissie van 14
oktober 2009 gaat de Commissie in op de aanzienlijke voortgang die
Kroatië heeft geboekt in het pre-accessietraject, waarmee het einde
van de onderhandelingen in zicht komt. Nederland erkent dat Kroatië
flinke stappen heeft gezet in het hervormingsproces. Maar
tegelijkertijd benadrukt de Nederlandse regering de noodzaak van het
opbouwen van een geloofwaardige staat van dienst bij de
tenuitvoerlegging van het acquis op bepaalde onderdelen, waaronder de
hervormingen op justitieel terrein. Deze hervormingen dienen in 2009
en in 2010 te worden voortgezet.
De Nederlandse regering is daarnaast van mening dat Kroatië de
samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal dient te verbeteren. De
hoofdaanklager van het Joegoslavië-tribunaal, Brammertz, liet zich op
4 juni 2009 tegenover de VN Veiligheidsraad wederom kritisch uit over
de gebrekkige samenwerking. Deze heeft met name betrekking op de
toegang tot vermiste documenten, en het onderzoek hieromtrent, in het
gerechtelijk onderzoek naar onder andere voormalig Generaal Gotovina.
Nederland blijft, samen met een aantal andere lidstaten, van oordeel
dat Kroatië meer inspanningen dient te leveren in de samenwerking met
ICTY, alvorens voortgang kan worden geboekt in de onderhandelingen
over het hoofdstuk over rechtelijke macht en fundamentele rechten
(hoofdstuk 23).
Onderhandelingen
De leden van verschillende fracties vragen naar de visie van de
regering op het verdere tijdpad voor de onderhandelingen. De Europese
Commissie meldt in het voortgangsrapport van 14 oktober 2009 dat
wanneer Kroatië aan alle voorwaarden voldoet, de onderhandelingen
volgend jaar zouden kunnen worden afgerond. De regering verzet zich
tegen het vroegtijdig noemen van streefdata; dit is immers in strijd
met de uitbreidingsstrategie van december 2006. Hierin is vastgelegd
dat het tempo van het toetredingsproces afhangt van de resultaten van
de hervormingen in het land waarmee over toetreding wordt
onderhandeld, waarbij ieder land op zijn merites zal worden
beoordeeld. De Europese Unie zal pas vlak voor het einde van de
onderhandelingen streefdata voor toetreding moeten vaststellen.
Daarbij is de vraag leidend of de betreffende kandidaat-lidstaat, in
dit geval Kroatië, aan alle voorwaarden heeft voldaan.
Grensgeschillen
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven of
eventueel bestaande grensgeschillen tussen Kroatië met Servië en/of
met Bosnië-Herzegovinaook opgelost moeten worden voor een eventuele
aanvraag van het EU lidmaatschap door Kroatië. Goed nabuurschap is een
essentieel onderdeel van het pre-accessietraject. Grensgeschillen
tussen landen onderling worden gezien als een bilaterale kwestie die
buiten het onderhandelingsproces dienen te worden beslecht.
Moldavië
Op 16 oktober kondigde een EU-delegatie onder leiding van de Zweedse
minister Bildt in Chisinau een snelle start van de onderhandelingen
over een nieuwe brede overeenkomst met Moldavië aan. De regering
steunt dit voornemen en acht het niet noodzakelijk om de verkiezingen
voor een nieuwe president af te wachten voordat de onderhandelingen
over een nieuw akkoord worden begonnen. De recent aangetreden
Moldavische regering geniet de steun van een parlementaire meerderheid
en is volledig handelingsbevoegd. Er zijn geen juridische of politieke
beletsels voor het openen van onderhandelingen. Hierbij komt dat de
nieuwe regering bemoedigende beleidsvoornemens als versnelling van het
hervormingsproces, verbetering van de mensenrechtensituatie en
toenadering tot Europa heeft aangekondigd. Deze positieve signalen
hebben er toe geleid dat er onder de EU-lidstaten veel steun is voor
een spoedige start van de onderhandelingen over een nieuwe brede
overeenkomst. Dit biedt een kans om de hervormingsgezinde krachten in
Moldavië te steunen. Voorts wil de EU voorkomen dat de EU kritische
oppositie via frustratie van de Presidentsverkiezingen de facto een
veto kan uitspreken over het openen van de onderhandelingen. De
grondwettelijk laatst mogelijke datum voor de presidentsverkiezing is
11 november.
Oezbekistan
De fracties van CDA en SP verwijzen naar de discussie in Raadsverband
over de verlenging van de sancties tegen Oezbekistan. Het is gebleken
dat nagenoeg alle lidstaten menen dat de Europese Unie effectiever kan
werken aan de verbetering van de mensenrechtensituatie in Oezbekistan
als de sancties niet nogmaals worden verlengd, maar de Unie wel
duidelijk haar zorgpunten nog eens onder de aandacht van de Oezbeekse
autoriteiten brengt en de situatie nauwlettend blijft volgen. De
regering streeft naar een zo effectief mogelijke dialoog met
Oezbekistan en blijft van mening dat sancties hierin een rol kunnen
spelen. Wel wil de regering een eventuele EU-consensus over het niet
verlengen van de sancties niet in de weg staan.
EU-Rusland Top
De regering heeft kennisgenomen van het rapport van de Independent
International Fact-Finding Mission on the Conflict in Georgia onder
leiding van de Zwiterse diplomate Tagliavini. Dit onderzoek werd in
opdracht van de Europese Unie uitgevoerd. Op 30 september heeft
mevrouw Tagliavini het rapport aangeboden aan Georgië, de Russische
Federatie, de EU, de Verenigde Naties en de OVSE. Ook heeft zij op die
dag de inhoud van het rapport aan de EU lidstaten toegelicht. In
antwoord op de vragen van de CDA-fractie bericht de regering dat zij
meent dat het zgn. Tagliavini-rapport een genuanceerd feitenrelaas
biedt dat kan bijdragen aan een beter begrip van de oorzaak en het
verloop van het conflict tussen Georgië en Rusland in augustus vorig
jaar. Het rapport zal, naar verwacht, in aanloop naar de EU-Rusland
Top niet nader worden besproken, maar het kan vooral een positieve
bijdrage leveren aan de internationale besprekingen die in Genève mede
onder leiding van de EU plaatsvinden tussen de bij het conflict in
Georgië betrokken partijen.
De agenda voor de EU-Rusland Top op 18 november in Stockholm is nog
niet bekend. Op grond van eerdere bijeenkomsten is het de verwachting
dat ook deze keer gesproken zal worden over de mensenrechtensituatie.
Nederland zal tijdens de voorbereidingen van de Top wederom aandacht
vragen voor de mensenrechtensituatie in Rusland en in het bijzonder de
positie van mensenrechtenverdedigers. Verder zal de regering zorg
uitspreken over de sterke toename van geweldsincidenten in de
Noordelijke Kaukasus. Voor de goede orde zij vermeld dat tijdens de
EU-Rusland mensenrechtendialoog op 5 en 6 november in Stockholm de
situatie in de regio, de positie van mensenrechtenverdedigers alsook
de vooralsnog onopgeloste moorden op de mensenrechtenverdedigers
Politkovskaja en Estemirova aan de orde zullen worden gesteld.
Sri Lanka
De fracties van CDA en PvdA vroegen naar de mensenrechtensituatie in
Sri Lanka en het verband met de APS-plus preferenties waar Sri Lanka
gebruik van maakt.
In algemene zin is uitgangspunt van Nederland dat de APS-plus regeling
een objectief, stimulerend handelsinstrument moet zijn dat
ontwikkelingslanden onder voorwaarden aanvullende handelspreferenties
toekent. De voorwaarden betreffen met name de ratificatie en
effectieve implementatie van een aantal verdragen op het terrein van
mensen- en arbeidsrechten en milieu. Wanneer op basis van onderzoek
van de Europese Commissie blijkt dat niet (of niet langer) aan de
voorwaarden wordt voldaan, vindt Nederland dat preferenties geheel of
gedeeltelijk moeten worden opgeschort. De minister van Economische
Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken hebben dit ook
kenbaar gemaakt aan de Sri Lankaanse minister van Handel tijdens zijn
bezoek aan Nederland op 12-13 oktober jl.
De Europese Commissie is in oktober 2008 een onderzoek gestart naar de
effectieve implementatie van verschillende mensenrechtenconventies in
Sri Lanka. Het rapport van de Commissie d.d. 19 oktober jl., dat is
gebaseerd op een onderzoek van onafhankelijke experts, concludeert dat
Sri Lanka in de periode 2005-2008 zijn verplichtingen voortvloeiende
uit het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke
Rechten, het Verdrag tegen Foltering, en de Conventie inzake de
Rechten van het Kind niet effectief heeft geïmplementeerd. De regering
vindt dat dit aanleiding moet zijn voor opschorting van de APS-plus
handelspreferenties waarvan Sri Lanka gebruik maakt. De verwachting is
dat de Commissie dit ook aan de lidstaten zal voorstellen. Zonodig zal
de regering hiervoor pleiten.
Bij een beslissing over herinvoering van de APS-plus preferenties
zullen vervolgens de Sri Lankaanse vorderingen ten aanzien van de
implementatie van de relevante conventies worden beoordeeld, inclusief
de rechten van vluchtelingen en ontheemden.
De komende RAZEB zal er bij de Sri Lankaanse regering op aandringen de
condities in de vluchtelingenkampen op internationaal geaccepteerd
niveau te brengen. Dat wil zeggen dat de regering de onmiddellijke
vrijwillige en veilige terugkeer van de ontheemden mogelijk moet maken
en de overblijvende ontheemden in de kampen bewegingsvrijheid moet
verlenen. Ook dienen hulpverleners ongehinderd toegang tot de kampen
krijgen. Onder deze voorwaarden is de EU bereid om in dialoog met de
Sri Lankaanse regering de terugkeer van ontheemden te faciliteren door
projecten te steunen gericht op reconstructie en ontwikkeling.
Iran
De leden van de fractie van de PVV vragen de regering meer
duidelijkheid te verschaffen over het nucleaire dossier van Iran.
Gegeven het gebrek aan bereidheid bij Iran volledige openheid te
betrachten met betrekking tot het nucleaire programma is het niet
eenvoudig een inschatting te maken over de Iraanse ambities. Het
perspectief dat Iran op afzienbare termijn het vermogen om een
kernwapen te maken verwerft, baart de regering, evenals de bredere
internationale gemeenschap, ernstige zorgen. Iran moet er toe worden
gebracht uitvoering te geven aan de betreffende
Veiligheidsraadresoluties en zijn internationale verplichtingen
nakomen.
Momenteel wordt door de E3+3, bestaande uit de permanente leden van de
VN-Veiligheidsraad en Duitsland, en HV Solana met Iran gesproken om te
komen tot een oplossing voor het Iraanse nucleaire vraagstuk. Naar
verwacht zullen de E3 en HV Solana de Raad informeren over de laatste
gepreksronde (19 oktober). Deze gesprekken bieden Iran de kans om
openheid van zaken te geven. De regering is van mening dat dit
diplomatieke proces alle steun verdient. Tegelijkertijd is de regering
van mening dat indien deze gesprekken binnen afzienbare tijd
onvoldoende resultaat opleveren, de internationale gemeenschap
passende nieuwe maatregelen moet nemen. Met de leden van de fractie
van de SP is de regering van mening dat dergelijke maatregelen, mede
uit oogpunt van effectiviteit, bij voorkeur in VN-verband moeten
geschieden. Echter, indien de VN-Veiligheidsraad niet tot
overeenstemming kan komen is de regering van mening dat, indachtig de
motie van het lid Voordewind c.s., de EU met zoveel mogelijk
gelijkgezinde landen maatregelen moet treffen. Overigens heeft de EU
reeds nu verdergaande sanctiemaatregelen getroffen dan de
VN-Veiligheidsraad voorschrijft.
De regering deelt de zorgen van de PVV-fractie en over de
mensenrechtensituatie in Iran en de verschillende veroordelingen tot
doodstraf in de massaprocessen. Er bestaat bij de Iraanse autoriteiten
geen misverstand over de principiële Nederlandse afwijzing van de
doodstraf en de Nederlandse zorgen omtrent de procesgang bij de
massaprocessen. Zowel in VN-kader en EU-verband, alsook in bilaterale
contacten is dit Nederlandse standpunt uitgedragen en onder de
aandacht van de Iraanse autoriteiten gebracht. In diverse
EU-verklaringen en demarches naar aanleiding van de ontwikkelingen na
de verkiezingen heeft de EU Iran gewezen op zijn verantwoordelijkheden
met betrekking tot het handhaven van mensenrechten. Nederland zal zich
ervoor blijven inzetten dat de Unie Iran blijft oproepen de doodstraf
af te schaffen. In aanvulling hierop heeft Nederland op nationale
basis in de Mensenrechtenraad zorgen geuit over het verloop van de
massaprocessen en de vele willekeurige arrestaties van politieke
opponenten, journalisten, mensenrechtenverdedigers en anderen. Ook
sprak Nederland in de nationale verklaring zijn bezorgdheid uit over
rapporten over mensenrechtenschendingen in gevangenissen en het
gebruik van de doodstraf. De regering volgt de ontwikkelingen
nauwgezet. De gezamenlijke druk op Iraanse autoriteiten zal worden
voortgezet en zonodig worden opgevoerd.
Ministerie van Buitenlandse Zaken