beantwoording vragen van het lid Koser Kaya over de prijs die vrouwen
betalen voor de economische crisis
Kamerbrief inzake beantwoording vragen van het lid Koser Kaya over de prijs
die vrouwen betalen voor de economische crisis
Kamerbrief | 23 oktober 2009
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Koser Kaya over de prijs die vrouwen betalen voor
de economische crisis. Deze vragen werden ingezonden op 30 september
2009 met kenmerk 2009Z17628.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
Antwoorden van de heer Koenders, Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Ko s er Kaya (D66)
over De prijs die vrouwen betalen voor de economische crisis.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het rapport van Plan over de positie van
meisjes en vrouwen in de wereld?
Antwoord
Ja
Vraag 2
Wat is uw opvatting over het rapport dat een duidelijk verband legt
tussen het investeren in meisjes en de economische vooruitgang van een
land?
Antwoord
Het rapport van Plan haalt een groot aantal studies aan van instituten
als de Wereldbank, IFC, de VN en gerenommeerde academische
instellingen om te onderbouwen dat investeren in meisjes een
economisch slimme stap is, voor huishoudens, voor bedrijven en voor
een economie als geheel (o.m. p. 19-22, p.137-143). Ook wordt de
conclusie van de president van de Wereldbank, Robert Zoellick,
geciteerd: "Investing in adolescent girls is precisely the catalyst
poor countries need to break the intergenerational poverty and to
create a better distribution of income. Investing in them in not only
fair, it is a smart economic move" (p.28). Dit is geheel in lijn met
mijn analyse, die mij deed besluiten om gender tot speerpunt van mijn
beleid te verklaren.
Het interessante van het rapport is dat het niet bij een korte analyse
op macroniveau blijft, maar dat het wordt aangevuld met een groot
aantal relevante voorbeelden, illustraties en citaten uit de
dagelijkse praktijk. Die praktijk wordt zelfs nog zichtbaarder gemaakt
met de `Real Choices, Real Lives' cohort studie, waar Plan sinds 2007
een steekproef van 142 meisjes vanaf hun geboorte is gaan volgen. Dit
geeft het rapport iets extra's ten opzichte van andere rapporten en
studies.
In het zesde hoofdstuk van het rapport beschrijft Plan een agenda om
hier actie op te nemen. Ik kan mij goed vinden in het '10 point action
plan' dat hier wordt aangedragen (p.167). Wel wil ik voor mijn beleid
vasthouden aan de zeven interventieterreinen die de UN Task Force on
Education and Gender Equality in 2006 heeft geïdentificeerd. Deze
agenda is iets breder en kijkt ook naar de bevordering van seksuele en
reproductieve gezondheid en rechten en de bestrijding van geweld tegen
vrouwen en meisjes: onderwerpen die meer impliciet dan expliciet in
`het 10 point action plan' terugkomen.
Vraag 3
Hoe verhouden de goede resultaten op het gebied van gelijkheid van
vrouwen, met name in het onderwijs, zich tot de uitkomsten van het
rapport van Plan?
Antwoord
De resultaten op het gebied van gelijkheid van vrouwen zijn niet in
het woord `goed' samen te vatten. Zoals ik al in `Een zaak van
iedereen' stelde zijn MDG3 en MDG5 de MDG's waarop in de meeste landen
minder voortgang is geboekt dan op de andere MDG's. Er is wel
voortgang, maar deze gaat traag. Van de 113 landen die in 2005 nog
geen gendergelijkheid in primair en secundair onderwijs hadden zullen
slechts 18 dit doel in 2015 gaan halen 1 .
Er is zeker een inhaalslag gemaakt wanneer het gaat over gelijke
toegang tot basisonderwijs. De gender-pariteit, die de verhouding
tussen jongens en meisjes in het onderwijs meet, is met name op de
basisschool sterk gestegen, naar 0.95 in 2006. Er is vooral
vooruitgang geboekt in landen als Burkina Faso, Ethiopië, Guinee,
India, Nepal, Niger en Jemen. In veel landen blijkt dat wanneer
meisjes eenmaal onderwijs volgen, zij vaak beter presteren dan jongens
en minder vaak blijven zitten. Nederland heeft eind jaren '90 sterk
ingezet op onderwijs voor iedereen. Studies geven aan dat wanneer
meisjes de mogelijkheden worden gegeven de basisschool af te ronden en
door te leren, zij de mogelijkheid krijgen om ook hun economisch
potentieel te benutten 2 . Ongeveer de helft van alle landen kent
echter nog geen gendergelijkheid in het onderwijs.
De toename van de gender-pariteit in het voortgezet onderwijs gaat
echter een stuk minder snel. Het rapport van Plan besteedt hier veel
aandacht aan. Vooral in Zuid Azië en Sub-Sahara Afrika beginnen nog
steeds veel minder meisjes dan jongens aan het secundair onderwijs 3 .
Ook is het percentage meisjes dat het secundair onderwijs niet afmaakt
in veel landen nog steeds groot. In Bangladesh maakt slechts 40% van
de meisjes de middelbare school af 4 . Oorzaken moeten worden gezocht
in een veelheid aan factoren: een gebrek aan geschoolde leerkrachten,
een gebrek aan vrouwelijke leerkrachten, onvoldoende op meisjes
toegesneden schoolmateriaal, onveiligheid op en naar school, tekort
aan sanitaire voorzieningen, culturele achterstelling van meisjes,
uithuwelijking, tienerzwangerschappen en kinderhandel. Doordat meer
meisjes dan jongens de middelbare school niet afmaken is de instroom
in het tertiair onderwijs in deze regio's nog ongelijker: in
Sub-Sahara Afrika is de verhouding meisjes / jongens in het tertiair
onderwijs ongeveer 6 / 10. 5
De economische crisis werpt een schaduw op de positieve
ontwikkelingen. Er zijn tekenen dat vooral onder de armste
bevolkingsgroepen de klok wordt teruggedraaid en vooral meisjes door
de verslechterde financiële situatie van school worden gehaald, om
bijvoorbeeld te worden ingezet om huishoudelijke taken en andere
informele of niet-betaalde arbeid te verrichten. Dit biedt op
huishoudniveau wellicht soelaas voor de korte termijn, maar verkleint
helaas de kansen aanzienlijk om op de langere termijn sterker uit de
crisis te komen. Investeren in onderwijs voor meisjes blijft daarom
van groot belang.
Het rapport van Plan presenteert vergelijkbare cijfers uit diverse
officiële bronnen. Het is daarmee een genuanceerde weergave van de
feiten op dit terrein.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe en via welke kanalen Nederland een bijdrage levert
om meisjes en vrouwen in ontwikkelingslanden gelijke kansen te geven?
Antwoord
In 2008 is het MDG3 fonds van start gegaan. Hiermee stel ik 70 miljoen
euro ter beschikking aan organisaties die bijdragen aan het behalen
van MDG3. In totaal zijn er 45 activiteiten gefinancierd voor vrouwen
op het gebied van gelijke toegang tot de arbeidsmarkt en economische
versterking, gelijke land en eigendomsrechten, bevordering van
politieke participatie en bestrijding van geweld tegen vrouwen.
Onderwijs is een belangrijk element in het ontwikkelingsbeleid.
Ongeveer 13% van het OS-budget wordt besteed aan onderwijs. De kanalen
die hiervoor worden gebruikt zijn overheden, multilaterale
organisaties en NGO's. In de 14 partnerlanden waarin Nederland de
onderwijssector ondersteunt, wordt consequent aandacht besteed aan de
positie van meisjes en vrouwen. Dit leidt tot de invoering van
specifieke maatregelen die de toegang van meisjes tot school vergroot
en hun uitval vermindert. Voorbeelden hiervan zijn o.a. de bouw van
aparte toiletten, werving van vrouwelijke leerkrachten en directeuren
en positievere beeldvorming van meisjes in lesmateriaal.
Via de ambassades in partnerlanden worden activiteiten uitgevoerd om
gelijkheid van vrouwen te bevorderen. In de landen waar de overheid
wordt ondersteund in het onderwijs- of gezondheidsprogramma wordt
expliciet aandacht geschonken aan toegang van meisjes tot onderwijs.
Bijvoorbeeld hoe tienermoeders weer kunnen instromen, aandacht voor
seksueel geweld tegen meisjes en het opzetten van internaten wanneer
de afstand tussen huis en school te groot is. Ook worden ambassades
gevraagd een actieve genderdiplomatie te bedrijven en de (politieke)
dialoog over de positie van vrouwen en meisjes op nationaal niveau aan
te gaan.
Vraag 5
Hoe gaat u, gezien de onzekerheid over het herstel van de
wereldeconomie, uw beleid intensiveren om ervoor te zorgen dat deze
meisjes niet het slachtoffer blijven van de crisis?
Antwoord
Gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes zijn en blijven een
centraal punt in mijn beleid. Ik onderschrijf de uitspraak van Maria
Eitel van de Nike Foundation in het rapport van Plan (p.138) dat er
sprake is van een `irrational gap', waar het uitblijven van
investeringen in meisjes betreft, terwijl vele analyses laten zien dat
juist dit de hoogste return on investment oplevert. Vrouwen en meisjes
zijn een belangrijk deel van de oplossing van de economische crisis,
en niet alleen maar lijdend voorwerp. Dat blijf ik benadrukken, ook op
internationale conferenties en tijdens mijn bezoeken aan landen.
1 Ministerie van Buitenlandse Zaken (2009), Resultaten in
Ontwikkeling: Rapportage 2007-2008.
2 Abu-Ghaida, Dina and Klasen, S. (2004) The costs of missing the
millennium development goal on gender equity ; WB (2008) Annual report
2008: Millennium Development Goal 3 Fact sheet ; Overseas Development
Institute (London,UK, 2008) A significant Shift: women, food security
and agriculture in a global market place
3 Mayra Buvinic et al., Wereldbank (2008), Equality for Women: Where
do we stand on MDG3?
4 Integrated Regional Information Networks (IRIN), Bangladesh: Gender
gap, dropout rate a challenge for schools , (2009)
5 Mayra Buvinic et al., Wereldbank (2008), Equality for Women: Where
do we stand on MDG3 ?
Ministerie van Buitenlandse Zaken