ChristenUnie


Blootvoets naar school altijd nog beter dan werken in steengroeven

Blootvoets naar school altijd nog beter dan werken in steengroeven

vrijdag 23 oktober 2009 10:06 Vandaag schrijft Joël Voordewind vanuit India, waar hij op werkbezoek is, over projecten van hulporganisatie Stewart Trust: ,,Een kind van nog geen jaar oud ligt te slapen onder een paraplu. Met schroom maak ik toch maar een foto, om het in Nederland hopelijk te laten zien hoe men hier overleeft. Dit zijn de armsten onder de armen."

Vandaag waren we in Allahabad in de deelstaat Utra Pradesh, de grootste deelstaat waar ook de meeste kinderarbeid voorkomt. Stewart Trust, een hulporganisatie leidt ons rond langs hun projecten. Eerst 2,5 uur vliegen van Delhi, dan drieeneenhalf uur rijden door afgelegen dorpjes met gaten in de weg en veel koeien op de weg die niet reageren op ons getoeter. We komen in een gebied waar grote landeigenaren de baas waren en veel mensen door schulden, die van generatie op generatie gaan, in steengroeven of in de landbouw werken. We stoppen bij een oude boom. Toen Stuwart Trust hier voor het eerst kwam, werd de leiding met geweld bedreigd omdat de landeigenaren hadden beweerd dat zij hun kinderen kwamen ontvoeren. Toen John Sylverster, de directeur, uitlegde dat hij kwam om de kinderen onderwijs te geven, werd hij alsnog vriendelijk ontvangen. Hij brengt ons naar een school waar nu ruim 800 kinderen onderwijs krijgen van ouders die in de steengroeven werken. Als er geen school was in dit gebied, dan hielpen deze kinderen nog altijd hun ouders mee in de steengroeven. Ik vraag de kinderen wat ze willen worden. De ene jongen ziet een toekomst als landmeter, de andere als wegen- en bruggenontwerper. De meisjes willen onderwijzeres of dokter worden. Sommige oudere broertjes werken nog wel in de steengroeven. De kinderen lopen soms een uur naar school, de helft op blote voeten. Op papier zijn er veel overheidsscholen, we komen er maar een aantal tegen en de helft ervan staat leeg, omdat er geen geld is om leraren te betalen. John begon onder een oude boom les te geven en wist de kinderen met snoep te lokken. Later bouwde hij een afdak en nu staat er een groot gebouw met twaalf klaslokalen en zelfs een computerlokaal. Ook ouders kwamen naar school om te leren lezen wat er in hun arbeidscontract staat, om hun geld te kunnen tellen en de krant te kunnen begrijpen.

We rijden door naar een dorpje. Hier wordt John, die al 20 jaar werkt in dit district, hartelijk begroet. Hij heeft door rechtszaken tegen de landeigenaren vele families uit de gebonden arbeid gekregen en heeft ze met overheidssteun eigen stukken grond laten bewerken. De vrouwen namen deel aan `self help' projecten, waardoor ze een lening kregen om bijvoorbeeld een geit te kopen. De mensen zijn erg trots op hun huis en bezit, al ziet het er voor een westerling als ik nog erg primitief uit. Er staan waterpompen op strategisch plekken, kinderen gaan naar school en de vaders bewerken hun eigen grond. Als we terugrijden is het al donker en zelfs dan blijft men elkaar op de weg vol gaten rakelings passeren. Ik besluit mijn ogen maar dicht te doen om niet steeds te zuchten van verlichting als we weer net een auto, brommer of koe met succes ontweken hebben.

De volgende dag bezoeken we de gezinnen in de steengroeven in een ander district. Hier is Stewart Trust nog maar een paar jaar actief. De kinderen vanaf 6 jaar werken mee met het kapot slaan van grote stenen. Het is 35 graden en de kleinere kinderen dwarrelen rond de ouders. Een jongste kind van nog geen jaar ligt te slapen onder een paraplu. Met schroom maak ik toch maar een foto, om het in Nederland hopelijk te laten zien hoe men hier overleeft. Dit zijn de armsten onder de armen. De hulporganisatie probeert hier de mensen te overtuigen dat ze toch hun kinderen beter naar school kunnen laten gaan en dat ze via kleine leningen een eigen bedrijfje kunnen opzetten. Het werk in de steengroeven is niet alleen zwaar maar ook gevaarlijk. De longen worden aangetast door de stoffen die vrijkomen en soms valt er een dodelijk slachtoffer omdat bij de explosies in de groeven mensen geraakt worden door rondvliegende brokken steen. Als ik een andere foto wil nemen rennen de kinderen weg. Ze zijn bang dat ik de foto's laat zien aan de politie en dat ze dan hun baan kwijtraken. Ze bivakkeren in hutjes van stro en plastic dichtbij de groeven. Droevige omstandigheden, die me doen denken aan vluchtelingenkampen. Soms werken ze negen maanden aaneen totdat het regenseizoen begint. We rijden terug naar de bewoonde wereld en plotseling zien die dorpen eruit als een paradijs, vergeleken met de woonomstandigheden die we eerder hebben gezien. Wat een verschil heb je toch in armoede. We nemen voordat we in het vliegtuig stappen terug naar Delhi, nog het projectvoorstel door dat John ons meegeeft voor de Nederlandse ambassade in de hoop dat zij nog geld hebben om zijn werk daar te kunnen financieren. Het is niet makkelijk omdat grote donoren een voorkeur hebben voor projecten dichtbij een vliegveld. Het stemt overeen met mijn eigen ervaring als hulpverlener vroeger: hoe verder weg van het vliegveld hoe kleiner de organisaties, hoe moeilijker het was om geld los te krijgen. Triest, want zij hebben juist het meest onze steun nodig. 's Avonds terug in het hotel praat ik een Trouw-journalist uit Nederland via de telefoon bij. Ik vertel hem dat ook Nederlandse multinationals, vooral die gevestigd zijn in India, hun verantwoordelijk moeten nemen om kinderarbeid in hun hele productielijn te voorkomen.

Morgen spreken we met overlevenden van het geweld tegen christenen in Orissa, een andere deelstaat. Daar werden vorig jaar 50.000 christenen aangevallen door hindoe-extremisten. Honderden kwamen om en anderen vluchten de bush in. Inmiddels heerst er een gespannen rust, maar velen kunnen nog niet terug naar huis. Ze vliegen van Orissa naar Delhi om ons te spreken. Wordt vervolgd.