http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/lsa/110670.pdf
NL
14311/09 (Presse 287)
PERSMEDEDELING
2965e zitting van de Raad
Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Brussel, 12 oktober 2009
Voorzitter Mevrouw Marie Larsson
minister van Bejaardenzorg en Volksgezondheid van Zweden
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 2
NL
Voornaamste resultaten van de Raadszitting
De Raad heeft van gedachten gewisseld en conclusies aangenomen over "Pandemie (H1N1) - een
strategische aanpak".
12.X.2009
1 . Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het
betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens.
. De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad
http://www.consilium.europa.eu.
. Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor
het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde
internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst.
14311/09 (Presse 287) 3
NL
INHOUD1
DEELNEMERS.................................................................................................................................4
BESPROKEN PUNTEN
INFLUENZA A/H1N1 - Conclusies van de Raad ...............................................................................6
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
VOLKSGEZONDHEID
. Speciaal verslag nr. 2/2009 betreffende het volksgezondheidsprogramma van de EU (2003-2007) -
Conclusies van de Raad........................................................................................................................................15
. Preventie van het drugsgebruik - Conclusies van de Raad ....................................................................................15
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 4
NL
DEELNEMERS
De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:
België:
de heer Jean-Marc DELIZEE staatssecretaris voor Armoedebestrijding
Bulgarije:
de heer Lubomir GAYDOV viceminister van Gezondheid
Tsjechië:
mevrouw Dana JURASKOVA minister van Volksgezondheid
Denemarken:
de heer Jakob Axel NIELSEN minister van Volksgezondheid en Voorzorg
Duitsland:
mevrouw Ulla SCHMIDT minister van Volksgezondheid
Estland:
de heer Hanno PEVKUR minister van Sociale Zaken
Ierland:
mevrouw Geraldine BYRNE NASON plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Griekenland
mevrouw Mariliza XENOGIANNAKOPOULOU minister van Volksgezondheid en Sociale Solidariteit
Spanje:
de heer Jose MARTINEZ OLMOS secretaris-generaal voor Volksgezondheid
Frankrijk:
mevrouw Roselyne BACHELOT-NARQUIN minister van Volksgezondheid en Sport
Italië:
de heer Ferruccio FAZIO staatssecretaris van Arbeid, Gezondheid en Sociaal Beleid
Cyprus:
mevrouw Stella Canna MICHAELIDOU fungerend secretaris-generaal, ministerie van
Volksgezondheid
Letland:
mevrouw Baiba ROZENT.LE minister van Volksgezondheid
Litouwen:
mevrouw Algis .APLIKAS minister van Volksgezondheid
Luxemburg
de heer Mars DI BARTOLOMEO minister van Volksgezondheid en Sociale Zekerheid
Hongarije:
de heer Tamas SZEKELY minister van Volksgezondheid
Malta:
de heer Mario GALEA parlementair secretaris
Nederland:
de heer Abraham KLINK minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Oostenrijk:
de heer Walter GRAHAMMER plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Polen:
de heer Adam FRONCZAK onderstaatssecretaris, ministerie van Volksgezondheid
Portugal:
de heer Francisco RAMOS minister van Volksgezondheid
Roemenië :
de heer Adrian STREINU CERCEL staatssecretaris
Slovenië:
de heer Ivan ER.EN staatssecretaris, ministerie van Volksgezondheid
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 5
NL
Slowakije:
de heer Daniel KLA.KO staatssecretaris, ministerie van Volksgezondheid
Finland:
mevrouw Paula RISIKKO minister van Volksgezondheid en Sociale Voorzieningen
Zweden:
mevrouw Maria LARSSON minister van Bejaardenzorg en Volksgezondheid
Verenigd Koninkrijk:
de heer Andy LEBRECHT plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger
Commissie:
mevrouw Androulla VASSILIOU lid
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 6
NL
BESPROKEN PUNTEN
INFLUENZA A/H1N1 - Conclusies van de Raad
De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:
"Op 11 juni 2009 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de alarmfase voor influenzapandemie
verhoogd van 5 naar 6, wat overeenkomt met de wereldwijde verspreiding van het
Influenza A-virus (H1N1) 2009. Op basis van wetenschappelijke en epidemiologische gegevens en
kennis adviseren de WHO en het Europees Centrum voor ziektepreventie en .bestrijding (ECDC)
de landen van het noordelijk halfrond zich voor te bereiden op een nieuwe pandemiegolf.
De Raad van de Europese Unie:
1. MEMOREERT de Internationale Gezondheidsregeling (IGR) van de WHO (IHR 2005),
Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van
24 september 1998 tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en
beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap1 en het alarm- en
reactienetwerk voor overdraagbare ziekten (EWRS) en Verordening (EG) nr. 851/2004 van
het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees
Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding2.
2. MEMOREERT Verordening (EG) nr. 1085/2003 van de Commissie van 3 juni 2003
betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van een vergunning voor het
in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor
diergeneeskundig gebruik die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EEG)
nr. 2309/93 van de Raad vallen, en in het bijzonder de artikelen 7 en 8; STELT VAST dat
er specifieke wettelijke bepalingen bestaan die flexibiliteit bieden qua gegevensvereisten
en die voorzien in de mogelijkheid van een versnelde vergunning voor influenzavaccins na
het uitroepen van de pandemie, en dat de Commissie diverse influenzavaccins heeft
toegelaten waarin wijzigingen zullen moeten worden aangebracht als antwoord op een
concrete pandemie;
3. PRIJST de doeltreffendheid van het werk van het Europees Geneesmiddelenbureau
(EMEA) dat zijn advies heeft gegeven over de eerste vaccins en de doortastende wijze
waarop de Commissie vergunningen heeft verleend voor het in de handel brengen ervan;
1 PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1.
2 PB L 142 van 30.4.2004.
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 7
NL
4. MEMOREERT de conclusies van de Raad van 16 december 2008 over
gezondheidsbeveiliging, waarin de lidstaten worden opgeroepen de samenwerking inzake
voorbereiding, surveillance, vroegtijdige waarschuwing en gecoordineerde reactie voort te
zetten en te verruimen voor alle aangelegenheden die te maken hebben met noodsituaties
op het gebied van de volksgezondheid waar verscheidene lidstaten bij betrokken zijn;
5. MEMOREERT de conclusies van de Raad van 30 april 2009 over besmetting met het
influenzavirus A/H1N1, waarin de lidstaten met aandrang wordt verzocht om, onder
leiding van de WHO en in samenwerking en overleg met de Commissie, samen te werken;
6. MEMOREERT de bestaande structuren voor informele samenwerking en coordinatie
inzake bedreigingen van de volksgezondheid, in het bijzonder het Gezondheidsbeveiligingscomite
(HSC) dat in 2001 is ingesteld door de ministers van Volksgezondheid
en de Europese Commissie en dat in drie verklaringen een gezamenlijke aanpak heeft
uiteengezet over sluitingen van scholen, over reizigers met symptomen en over doelgroepen
en prioritaire groepen voor vaccinatie;
7. ERKENT dat de VN, en dan vooral de WHO, de coordinator van de Verenigde Naties
voor de bestrijding van griep bij vogels en mensen alsook de Wereldbank, belangrijk werk
heeft verricht bij het steunen van derde landen;
8. MEMOREERT de aanbevelingen van de strategische adviesgroep van deskundigen
inzake immunisering (SAGE), die de WHO op 11 juli heeft bekrachtigd, over vaccins voor
de pandemie (H1N1) 2009 voor de verwezenlijking van de volgende drie doelstellingen
van een inentingsstrategie: bescherming van de integriteit van de gezondheidszorg en van
de kritieke infrastructuur van het land, terugdringing van de morbiditeit en mortaliteit en
van de overdracht van het influenza A (H1N1)-virus binnen gemeenschappen;
9. MEMOREERT het debat dat is gevoerd tijdens de informele bijeenkomst van de
ministers van Volksgezondheid in Jonkoping op 6 en 7 juli 2009, waar mogelijke
elementen voor een strategische aanpak op EU-niveau zijn besproken,
10. ERKENT dat de per lidstaat verschillende omstandigheden een specifiek op een bepaald
land gerichte aanpak kunnen vergen en dat de lidstaten niet noodzakelijkerwijs dezelfde
maatregelen behoeven te nemen, zoals ondermeer is vastgesteld in de samenvatting van de
besprekingen van de bijeenkomst van het voorzitterschap over pandemische influenza in
Jonkoping op 2 en 3 juli 2009;
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 8
NL
11. PRIJST het werk van het Europees Centrum voor ziektepreventie en .bestrijding en het
Europees Geneesmiddelenbureau, die op wetenschappelijk niveau advies en sturing aan de
lidstaten en de Commissie hebben geboden en ondersteund, met betrekking tot aangelegenheden
inzake influenza en de activiteiten van het Gezondheidsbeveiligingscomite;
12. NEEMT NOTA van de mededeling van de Commissie over de Pandemie (H1N1) 20091,
zijnde een belangrijke bijdrage aan het antwoord dat momenteel op de pandemie wordt
gegeven;
13. ERKENT dat de lidstaten alle vereiste maatregelen moeten nemen voor de meest
efficiente bescherming van de burgers, en zich daarbij moeten baseren op de meest recente
wetenschappelijke gegevens en op overleg op Europees niveau en met de WHO, en
rekening moeten houden met de ontwikkelingen in de epidemiologische situatie;
14. STELT VAST dat de voorbereiding en de reactie op gezondheidsrisico's in de EU tot de
bevoegdheid van de lidstaten behoren en dat de maatregelen inzake volksgezondheid
kunnen worden ondersteund en versterkt door verdere samenwerking en uitwisseling van
informatie en ervaringen via de WHO en de bestaande EU-structuren;
15. ERKENT dat de impact van de nationale maatregelen nog meer aan kracht zal winnen
door samenwerkings- en coordinatiemaatregelen die door de Commissie en de lidstaten
met bijstand van het Europees Centrum voor ziektepreventie en .bestrijding en het
Europees Geneesmiddelenbureau in overleg met de WHO worden genomen;
16. BENADRUKT dat de lidstaten samen moeten werken in sectoroverschrijdende vraagstukken,
vooral de sectoren vervoer, energie en informatie en telecommunicatie, teneinde
de mogelijke economische en maatschappelijke impact van deze en van toekomstige
pandemieen en van vergelijkbare bedreigingen van de volksgezondheid te verzachten;
17. HERINNERT ERAAN dat lidstaten (en derde landen) die geconfronteerd worden met
een ernstige noodsituatie die hun nationaal reactievermogen te boven gaat, te allen tijde
een beroep kunnen doen op het communautaire mechanisme voor civiele bescherming;
18. KOMT OVEREEN dat onderstaande hoofdpunten deel moeten uitmaken van een
gecoordineerde EU-aanpak van de pandemie (H1N1) 2009:
1 COM(2009) 481 definitief.
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 9
NL
Beschikbaarheid van vaccins
De lidstaten die nu geen of slechts gedeeltelijke afspraken hebben met fabrikanten moeten,
om ervoor te zorgen dat er op tijd voor alle lidstaten vaccins beschikbaar zijn, een pakket
aankondigingen van aanbestedingen overwegen als de meest doelmatige werkwijze.
Onder voorbehoud van nader onderzoek van juridische aspecten, zoals de wet op de
mededinging en de aansprakelijkheid, willen de lidstaten die reeds afspraken met
fabrikanten hebben, wellicht overwegen vaccins ter beschikking te stellen van andere
landen.
Vaccinatiestrategie
Tot de doelgroep behoren alle mensen die volgens nationale plannen het advies moeten
krijgen zich te laten inenten.
Aangezien er in eerste instantie niet voldoende vaccins beschikbaar zullen zijn, moeten de
lidstaten prioritaire groepen voor inenting aanwijzen. Deze groepen moeten worden
aangewezen aan de hand van de evoluerende wetenschappelijke gegevens en een analyse
van de risico's en de voordelen, en overeenkomstig de specifieke omstandigheden per land.
Op 25 augustus 2009 heeft het Gezondheidsbeveiligingscomite, gelet op de huidige
epidemiologische en wetenschappelijke informatie en kennis over de pandemie (H1N1)
2009, drie groepen voorgesteld voor de meest prioritaire inenting1.
Het regelgevingsproces
Er bestaan degelijke regelgevingsprocedures, zoals een gedegen analyse van de risico's en
de voordelen door een bevoegde en onafhankelijke instantie, die ervoor moeten zorgen dat
er in de gehele EU doeltreffende, veilige en kwalitatief hoogwaardige vaccins beschikbaar
zijn. Het is van essentieel belang dat bijkomende gegevens snel worden geraadpleegd
zodra ze beschikbaar worden en dat er goed wordt gelet op onverwachte ernstige negatieve
reacties, zodat de verhouding risicovoordeel waar nodig kan worden bijgesteld. Nauwe
samenwerking tussen de lidstaten, het Geneesmiddelenbureau en het Europees Centrum
voor ziektepreventie en .bestrijding, en toezicht na het in de handel brengen, zoals
geneesmiddelenbewaking en risicobeheersingsplannen, zijn derhalve van belang.
1 - Alle mensen vanaf de leeftijd van 6 maanden met onderliggende chronische aandoeningen
die het risico op een ernstige ziekte verhogen, te beginnen bij hen die een ernstige onderliggende
aandoening hebben (zoals zware astma, instabiele coronaire hartziekte,
ongecompenseerd hartfalen, enz), waarbij het voorstel het best kan worden gedaan door de
directe zorgverlener van de patient;
- zwangere vrouwen;
- gezondheidswerkers.
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 10
NL
Informatie voor en communicatie naar het publiek
Communicatie naar het publiek, de media en anderen in een bepaalde lidstaat of door de
Commissie kan in alle lidstaten gevolgen hebben. Tegenstrijdige berichten moeten zo veel
mogelijk worden vermeden en de partijen moeten waar nodig voortdurend vertrouwen
opbouwen en belangrijke passages van berichten aan de media uitwisselen, teneinde
mogelijke ongewenste maatschappelijke en economische gevolgen zo gering mogelijk te
houden.
Waar nodig moeten afspraken worden overwogen over gemeenschappelijke strategische
hoofdlijnen inzake belangrijke aangelegenheden, zodat de samenhangendheid van de
informatie verzekerd wordt. Daarbij moet worden gedacht aan aangelegenheden van
gemeenschappelijk belang zoals het risiconiveau van het virus, de vraag met welke
problemen de lidstaten geconfronteerd kunnen worden als gevolg van de pandemie, de
reeds genomen en nog te nemen maatregelen, en het belang van de maatregelen voor
individuele personen om zichzelf te beschermen. Zulke gemeenschappelijke strategische
hoofdlijnen moeten gebaseerd zijn op wetenschappelijk advies van de WHO en het
Europees Centrum voor ziektepreventie en .bestrijding, met aandacht voor landenspecifieke
omstandigheden zoals de evolutie van de pandemie.
Wereldwijde samenwerking
De pandemie (H1N1) 2009 is een wereldwijd probleem en dus herhaalt de EU dat zij de
wereldwijde samenwerking, die onder auspicien van de VN, in nauwe samenwerking met
de WHO verloopt, steunt.
Sectoroverschrijdende vraagstukken
Pandemieen kunnen gevolgen hebben voor de productiviteit en het vermogen om de
continuiteit van essentiele dienstverlening in de lidstaten te handhaven. Ter vermijding van
onderbreking van het vervoer (van voedsel, geneesmiddelen, brandstof enz.), van
communicatie en van energievoorziening, werken de lidstaten samen aan een sectoroverschrijdende
coordinatie op vele verschillende niveaus, al naar gelang:
. Voorbereid zijn op een pandemie is een verantwoordelijkheid die berust bij veel
verschillende actoren. Deze situatie vergt coordinatie en informatie-uitwisseling op
strategisch en operationeel niveau binnen de bestaande structuren en zonder dat het
werk van bestaande groepen en mechanismen op EU-niveau, die zich reeds bezig
houden met de diverse aspecten van de pandemie (H1N1) 2009, wordt overgedaan.
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 11
NL
. Bestaande maatregelen en regelingen die moeten garanderen dat kritieke diensten
blijven werken, moeten worden herzien en er moet een analyse worden gemaakt van
de behoeften in de sectoren informatie en telecommunicatie, vervoer en energie,
zodat er verdere regelingen kunnen worden getroffen. Deze sectoren omvatten een
aantal transnationale dienstexploitanten die regionaal of over de gehele EU actief
zijn, evenals continuiteitsplanning. Onderlinge afhankelijkheid binnen deze sectoren
en met andere sectoren kan de noodzaak doen ontstaan van intensievere informatieuitwisseling
en collectief optreden op EU-niveau, naarmate de pandemie evolueert.
19. VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE
. Informatie voor en communicatie naar het publiek
. te zoeken naar mogelijke gemeenschappelijke strategische lijnen die moeten worden
gevolgd om te zorgen voor samenhangende informatievoorziening via deskundigen
van het Gezondheidsbeveiligingscomite en verder uit te werken via het netwerk van
communicatoren van dat comite.
Sectoroverschrijdende vraagstukken
- samen te werken bij de uitwisseling van strategische en operationele informatie over
sectoroverschrijdende vraagstukken.
Wereldwijde samenwerking
. manieren te zoeken om steun te bieden aan de onmiddellijke inspanningen van de
VN, en in het bijzonder de WHO, gericht op het beperken van de pandemie
(H1N1) 2009, zoals het leveren en op adequate wijze verdelen van vaccins en
antivirale middelen, maar ook te overwegen of er een noodplanning en
volksgezondheidscampagnes moeten komen en overeenstemming te bereiken over
een standpunt naar aanleiding van het verslag over de beoordeling van de behoeften
dat de VN, de WHO en de VN-griepcoordinator hebben opgesteld1, op een zodanige
wijze dat andere wereldwijde prioriteiten op gezondheidsgebied niet negatief worden
beinvloed;
. doeltreffend gebruik te maken van financiele en andere mechanismes van de
Europese Unie (zoals logistieke mechanismes, kennisondersteuning) ten bate van
derde landen, in het bijzonder ontwikkelingslanden, en wereldwijde samenwerking;
1 "Urgent Support for Developing Countries' Responses to the H1N1 Influenza Pandemic" van 17
september 2009 [WHO, Bureau voor de Coordinatie van Humanitaire Aangelegenheden (OCHA),
VN-griepcoordinatie (UNSIC)]
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 12
NL
. de ontwikkelingslanden krachtig te blijven steunen bij het ontwikkelen van duurzame
stelsels voor de volksgezondheid;
. een bredere productie en een ruimer gebruik van griepvaccins te stimuleren, evenals
het gebruik van nieuwe innovatieve technologieen, met als doel de wereldwijde
productie van vaccins te verhogen en de capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden
te verbeteren, zodat deze landen kunnen werken aan hun eigen vaccins en antivirale
middelen.
20. VERZOEKT DE COMMISSIE
Beschikbaarheid van vaccins
aanbestedingsprocedures voor het vaccin te blijven steunen voor die lidstaten, kandidaatlidstaten,
mogelijke kandidaten en naburige landen die momenteel geen afspraken
hebben met producenten;
. transparante mechanismes voor te stellen die een lidstaat die daartoe bereid is de
mogelijkheid bieden vaccins beschikbaar te stellen aan een andere lidstaat, ter
bestrijding van het tekort aan veilige vaccins in een lidstaat, en duidelijkheid te
verschaffen over aangelegenheden van communautair recht inzake de overdracht van
vaccins tussen de lidstaten, zoals de wetten op de mededinging en de
aansprakelijkheid;
. verslag te doen van de mechanismes voor de beschikbaarheid van vaccins, hun
werking en resultaten en toekomstige samenwerkingsinitiatieven.
Het regelgevingsproces
. ervoor te zorgen dat procedures voor de beoordeling van de risico's en voordelen en
voor de aanneming van formele besluiten over vergunningen voor het in de handel
brengen van vaccins, zo snel en strak mogelijk blijven;
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 13
NL
. nauwe samenwerking te stimuleren tussen de lidstaten, het Geneesmiddelenbureau
en het Europees Centrum voor ziektepreventie en .bestrijding inzake aspecten van de
periode na het verlenen van de vergunningen, zoals geneesmiddelenbewaking en
toezicht.
Informatie voor en communicatie naar het publiek
. samenwerking te blijven vergemakkelijken met betrekking tot gemeenschappelijke
benaderingen voor communicatie via het netwerk van communicatoren van het
Gezondheidsbeveiligingscomite;
. goede manieren te zoeken om de communicatieactiviteiten van de lidstaten te
steunen, daar waar zulke steun nodig kan zijn.
Sectoroverschrijdende vraagstukken
. verslag uit te brengen over de nationale planningsuitgangspunten van iedere lidstaat
voor de pandemie (H1N1) 2009;
. de mogelijke waarde te onderzoeken van het ontwikkelen van
sturing/beginselen/instrumentarium voor continuiteitsplanning op EU-niveau;
. een overzicht te maken van bestaande communautaire bepalingen en capaciteiten van
de lidstaten voor het beheren van grensoverschrijdende en intersectorale onderbrekingen
ten gevolge van een pandemie, in eerste instantie in de sectoren informatie
en telecommunicatie, vervoer en energie;
. de Mededeling van de Commissie betreffende een draaiboek voor een influenzapandemie
in de Europese Gemeenschap van 28 november 20051 bij te werken".
* * *
Voorts heeft de Raad van gedachten gewisseld over de huidige situatie met betrekking tot de
pandemie. In het algemeen wezen de ministers erop dat de informatie en de communicatie over de
influenza A(H1N1) in de EU moeten worden gecoordineerd, met name in verband met een
mogelijke tweede golf. De publieksinformatie dient te kaderen binnen een gemeenschappelijke
strategische gedragslijn, die wetenschappelijk is onderbouwd en aan de nationale situatie is
aangepast. Er dient gebruik te worden gemaakt van bestaande structuren zoals het netwerk van
communicatoren van het Gezondheidsbeveiligingscomite (HSC).
1 COM(2005) 607 def.
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 14
NL
De ministers wezen voorts op de noodzaak van mondiale samenwerking met betrekking tot de
huidige en eventuele toekomstige pandemieen. Vele delegaties waren het erover eens dat de
ontwikkelingslanden op de korte termijn geholpen moeten worden door het leveren van vaccins; op
de lange termijn echter dient de steun eerder gericht te zijn op versterking van het volksgezondheidsstelsel
en op het bevorderen van het vermogen van de ontwikkelingslanden om besmettelijke
ziekten te bestrijden; de steun aan de ontwikkelingslanden moet worden verleend via de
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Verenigde Naties (VN). De ministers verklaarden
nogmaals het beginsel van solidariteit tussen de lidstaten hoog in het vaandel te dragen. De
delegaties noemden bij wijze van voorbeeld de aankondiging van aanbestedingsberichten op basis
van een gemeenschappelijk model, en - omdat een dosis voor de bescherming zou moeten volstaan -
het delen van de vaccinvoorraden met andere lidstaten.
Tenslotte waren de ministers het erover eens dat de gevolgen van influenza A(H1N1) zich ook
buiten de gezondheidssector zouden kunnen doen voelen, in essentiele sectoren zoals vervoer,
energie en communicatie. De ministers braken een lans voor het uitvoeriger delen van informatie
over de voorbereidingen op een pandemie in deze en andere sectoren.
12.X.2009
14311/09 (Presse 287) 15
NL
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
VOLKSGEZONDHEID
Speciaal verslag nr. 2/2009 betreffende het volksgezondheidsprogramma van de EU
(2003-2007) - Conclusies van de Raad
De Raad heeft de conclusies in document 13737/09 aangenomen.
Preventie van het drugsgebruik - Conclusies van de Raad
De Raad heeft de conclusies in document 13405/09 aangenomen.
Raad van de Europese Unie