Partij van de Arbeid
Den Haag, 21 oktober 2009

Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

over de Nederlandse tegenstem op de resolutie over het rapport Goldstone in de VN-Mensenrechtenraad.


1. Kunt u op basis van passages in de brief{1} over de appreciatie van het rapport Goldstone en de Nederlandse inzet voor de behandeling daarvan in de VN-Mensenrechtenraad aangeven tegen welke onderdelen van de resolutie u bezwaren had? Kunt u daarbij per onderdeel waartegen u bezwaar had met gebruikmaking van passages uit de betreffende Kamerbrief duidelijk aangeven wat de strijdigheid is tussen het betreffende onderdeel van de resolutie en het standpunt van de regering zoals verwoord in de Kamerbrief?


2. Op welke wijze is het overleg tussen de EU-lidstaten die tevens lid zijn van de VN-Mensenrechtenraad verlopen, zoals door u aangekondigd in de Kamerbrief? Kunt u aangeven op welke wijze uw inzet om te komen tot een gemeenschappelijk standpunt is gegaan? Welke inspanningen heeft u gedaan om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen? Bent u daarbij bereid geweest tot een compromis?


3. Waarom hebben Groot-Brittannië en Frankrijk niet deel willen nemen aan de stemming over de resolutie?


4. Waarom vindt u de Franse en Britse argumentatie niet valide dan wel niet overtuigend?


5. Waarom heeft Nederland deelgenomen aan de stemming en niet de opstelling van Frankrijk en Groot-Brittannië willen volgen?


6. Waarom heeft België besloten zich van stemming te onthouden?


7. Waarom vindt u de Belgische argumentatie niet valide dan wel niet overtuigend?


8. Waarom heeft Nederland zich niet van stemming onthouden?


9. Waarom vond u het verstandig een tegenstem uit te brengen?


10. Waarom acht u een verdeelde opstelling van de EU wenselijker dan een gemeenschappelijke opstelling waarbij noch voor noch tegen zou worden gestemd?


11. Wat heeft u bereikt door tegen de resolutie te stemmen?


12. Zal Nederland in de AVVN en in de beïnvloeding van leden van de VN-Veiligheidsraad hetzelfde standpunt in blijven nemen als in de Mensenrechtenraad, namelijk dat partijen zelf onderzoek moeten doen en dat vervolgstappen zullen volgen indien partijen in gebreke blijven?


13. Gaat u proberen om ten aanzien van mogelijke behandeling van het rapport Goldstone in de AVVN of de VN-Veiligheidsraad te komen tot een gemeenschappelijk EU-standpunt?


14. Kunt u bovenstaande vragen ieder afzonderlijk en in verband met de mogelijkheid dat een en ander op korte termijn op tafel komt bij de AVVN of de VN-Veiligheidsraad zo spoedig mogelijk beantwoorden?