Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum 19 oktober 2009
Betreft Toezegging Kamerbehandeling wetsvoorstel implementatie van de
richtlijn Audiovisuele mediadiensten in de Mediawet
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel `Wijziging van de Mediawet
2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele
mediadiensten' (31876), heb ik toegezegd de Kamer nader te informeren over de
vraag of het in het debat genoemde voorbeeld van een sportorganisatie
aangemerkt dient te worden als `mediadienst' in de zin van de richtlijn.
De specifieke vraag van het lid Atsma was of een organisatie, die als
rechthebbende een contract heeft afgesloten met een omroeporganisatie en
bepaalt waar camera's staan en wanneer en waar geïnterviewd wordt, als
`dienstenaanbieder' onder de mediarichtlijn valt.
Wanneer is er sprake van een `audiovisuele mediadienst'?
Een audiovisuele mediadienst (kort gezegd een televisiedienst) in de zin van de
richtlijn, moet aan een aantal criteria voldoen:
·
het hoofddoel1 moet het leveren van programma's2 zijn;
·
er is sprake van redactionele verantwoordelijkheid van een dienstaanbieder;
·
het is een economische dienst in de zin van het EG-Verdrag; en
·
het moet het karakter van een massamedium3 hebben.
Aan alle vier de criteria moet worden voldaan om een audiovisuele mediadienst in
de zin van de richtlijn te zijn.
1 Voor het bepalen van het hoofddoel spelen de volgende indicatoren een rol: presentatie,
herkenbaarheid bij het publiek en de verhouding van het betreffende onderdeel ten opzichte
van andere onderdelen van de dienst. Er is geen sprake van hoofddoel als de inhoud van
zuiver bijkomstige betekenis is.
2 Een programma is media-aanbod dat wordt aangeboden via een chronologisch schema of
een catalogus.
3 Er is sprake van massamedia als de mediadienst door het algemene publiek met
standaardapparatuur kan worden ontvangen (dus geen `narrowcasting' waarbij de groep
ontvangers afgebakend en identificeerbaar is).
a
na 1 van 2
Pagi
Wanneer is er sprake van `redactionele verantwoordelijkheid'?
Onze referentie
MLB/JZ/161.642
In dit verband is ook van belang wat de omschrijving van redactionele
verantwoordelijkheid is. Bij redactionele verantwoordelijkheid moet de
dienstaanbieder doorslaggevende invloed uitoefenen op zowel de keuze van de
inhoud van de audiovisuele mediadienst als op de wijze van plaatsing. De wijze
van plaatsing, via een videocatalogus of een programmaschema, moet een
toegevoegde waarde verlenen aan de dienst en gaat dus verder dan het één-op-
één doorgeven van programma's.
Concluderend
Pas wanneer een (sport)organisatie voldoet aan alle bovengenoemde criteria
wordt deze aangemerkt als mediadienst in de zin van de richtlijn. In het
voorbeeld van het lid Atsma gaat het om een sportorganisatie die als
rechthebbende een contract met een omroeporganisatie heeft afgesloten, waarin
onder meer is vastgelegd waar de camera's staan en wanneer en waar
geïnterviewd wordt. In dat geval heeft de sportorganisatie weliswaar enige
invloed op de inhoud van het programma maar is er nog niet direct sprake van
een organisatie die programma's aanbiedt en redactionele verantwoordelijkheid
uitoefent. Het is aan het Commissariaat voor de Media om, op grond van de
definities in de Mediawet, te bepalen of er in specifieke gevallen sprake is van een
audiovisuele mediadienst.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Pagina 2 van 2
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag
Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA DEN HAAG
Onze referentie
MLB/JZ/161.642