Rechtbank 's-Gravenhage

Uitspraken schadevergoeding Staat in Fortis zaken

Op 21 oktober 2009 heeft de rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in zestien afzonderlijke zaken tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën), aangespannen door personen die stellen dat zij eind september of begin oktober 2008 aandelen Fortis hebben gekocht waarop zij verlies hebben geleden.

De zestien eisers vorderden schadevergoeding van de Staat, voor bedragen die variëren van EUR 300 tot ongeveer EUR 30.000. In tien zaken, betreffende vorderingen van minder dan EUR 5.000, heeft de kantonrechter beslist, in de andere zaken een meervoudige kamer, waarvan de kantonrechter deel uitmaakte.

De eisers stellen dat zij mede zijn afgegaan op mededelingen van de minister van Financiën of andere organen van de Staat in het weekend van 27 en 28 september 2008. Toen heeft de minister een kapitaalinjectie van de Staat ten bedrage van EUR 4 miljard aangekondigd. Met dit bedrag zou de Staat 49% van de aandelen van Fortis Bank Nederland (Holding) NV verwerven. Eisers stellen dat zij in goed vertrouwen op de redding van Fortis aandelen hebben gekocht op een tijdstip waarop, naar later is gebleken, aan de minister al duidelijk was dat de bedoelde kapitaalinjectie geen succes had. Volgens hen had de minister beleggers zoals zij hierover moeten informeren, of op zijn minst moeten bewerkstelligen dat de beurshandel in aandelen Fortis zou worden stilgelegd. Zij voelen zich op het verkeerde been gezet en misleid. Na de mededeling op vrijdagavond 3 oktober 2008 over een tweede kapitaalinjectie van de Staat, die daarmee - onder meer - eigenaar van alle aandelen van de Holding werd, zijn de door de eisers verworven aandelen Fortis sterk in waarde gedaald. Met hun vorderingen willen zij de daardoor veroorzaakte schade verhalen op de Staat.

De rechtbank heeft, met goeddeels gelijkluidende vonnissen, de vorderingen afgewezen. Zij heeft tot uitgangspunt genomen dat de Staat met de aanvankelijk beoogde kapitaalinjectie de bedoeling heeft gehad
- en heeft kunnen hebben - de problemen van Fortis op te lossen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de daarover gedane mededelingen in en direct na het weekend van 27 en 28 september 2009 niet misleidend geweest. In de loop van de daarop gevolgde week is aan de minister duidelijk geworden dat de verwerving van een belang van 49% niet het beoogde resultaat zou hebben. Volgens de rechtbank was de minister niet verplicht potentiële beleggers, zoals de eisers in deze zaken, daarover direct te informeren. In het algemeen rust op degenen die onderhandelen over overnames niet de verplichting daaraan meteen bekendheid te geven. Dit geldt ook voor overheden die bij de vervulling van hun publieke taak betrokken zijn bij dergelijke transacties. De betrokkenheid van de Staat had een andere en grotere reikwijdte dan die van een commerciële marktpartij die onderhandelt over een overname. De Staat is hier opgetreden in de uitvoering van zijn publieke taak. Hiertoe behoort het behoud van een zogeheten systeembank. Bekendmaking van het feit dat de aanvankelijk beoogde kapitaalinjectie mogelijk - en later: zeker - niet het gewenste effect had, zou onoverzienbare gevolgen kunnen hebben gehad. De bank had dan kunnen omvallen. In deze situatie heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen besluiten tot het geheim houden van de intussen ontstane situatie en zich daartoe zelfs verplicht kunnen voelen. Het mogelijke nadeel voor beleggers die alsnog aandelen Fortis zouden kopen weegt hiertegen niet op. Hier komt bij dat het aanvaarden van risico's inherent is aan beleggen en dat de Staat nooit garanties heeft gegeven aan beleggers en zich ook niet in het bijzonder de belangen van deze groep behoorde aan te trekken, met voorbijzien aan de andere belangen die hier in het geding waren. Ook een stillegging van de handel in aandelen Fortis zou - al aangenomen dat de minister daarvoor zou hebben kunnen zorgen - verregaande onbeoogde gevolgen kunnen hebben gehad. De minister heeft in redelijkheid kunnen besluiten ook die weg niet te bewandelen.

LJ Nummer

BK0741

Zie het origineel
origineel

Bron: Rechtbank 's-Gravenhage Datum actualiteit: 21 oktober 2009