Datum 15 oktober 2009
Betreft versterking preventieve gezondheidszorg voor ouderen
Geachte voorzitter,
1. Inleiding
De afgelopen tijd hebben wij een aantal keer met uw Kamer gesproken over de
zorg voor ouderen. In deze brief gaan wij in op de toezeggingen die daarbij zijn
gedaan. Het betreft:
· de invulling van artikel 5a Wet publieke gezondheid (Wpg) over
ouderengezondheidszorg;
· de toezegging van de staatssecretaris, tijdens het debat over het rapport `Lang
zullen we leven' van de Themacommissie Ouderenbeleid van uw Kamer op
7 februari 2008, dat zal worden nagegaan hoe het met de functie van
consultatiebureaus voor ouderen (CbO's) is gesteld;
· de motie van de leden Wolbert en Willemse-van der Ploeg1 waarin inzicht wordt
gevraagd in de verschillende zorg- en welzijnsloketten in relatie tot
doelmatigheid, kwaliteit en klantvriendelijkheid.
Gelet op de nauwe relatie tussen deze onderwerpen kiezen wij ervoor ze in
samenhang te behandelen. Het versterken van preventieve gezondheidszorg voor
ouderen vormt daarbij de inhoudelijke leidraad.
2. Preventieve gezondheidszorg voor ouderen in de Wpg
Op 1 december 2008 is de Wpg in werking getreden. Op verzoek van uw Kamer2
is in artikel 5a bepaald dat gemeenten zorg dragen voor de uitvoering van
ouderengezondheidszorg3. Het betreffende artikel is nog niet in werking getreden
omdat gemeenten zich moeten kunnen voorbereiden. Het is belangrijk om vooraf
helder te krijgen wat het artikel beoogt en hoe het concreet in de praktijk kan
worden uitgevoerd. Daarvoor zijn drie stappen gezet.
1 Bepalen van het belang van ouderengezondheidszorg: op welke problemen is
het gericht en wat is de verwachte meerwaarde voor de ouderen?
2 Inzicht verwerven in de voorzieningen en preventieve activiteiten die nu al voor
ouderen beschikbaar zijn.
3 Samenhang in kaart brengen van ouderengezondheidszorg in de Wpg en
andere preventieve activiteiten op basis van de Wpg, de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo), de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en
de Zorgverzekeringswet (Zvw). Aangezien die activiteiten ook deels ten goede
komen aan ouderen moeten dubbelingen en onduidelijke afbakeningen worden
voorkomen. Op deze manier worden `blinde vlekken' in het reeds bestaande
1 TK 20072008, 29 549, nr. 37
2 Amendement-Kant, TK 2007-2008, 31 316 nr. 10
3 Publieke gezondheidszorg ten behoeve van personen boven de vijfenzestig jaar.
aanbod opgespoord en kan de meerwaarde en het eigen karakter van de
activiteiten vanuit artikel 5a Wpg worden vormgegeven.
In de volgende paragrafen worden deze drie stappen uitgewerkt.
3. Preventieve gezondheidszorg voor ouderen
3.1. Het belang van preventieve gezondheidszorg voor ouderen
Aandacht voor preventieve gezondheidszorg in de Wpg kan worden gezien in het
licht van de toenemende belangstelling voor het thema vergrijzing en ontgroening
van de samenleving. Deze ontwikkelingen stellen de samenleving niet alleen voor
problemen. De hoge levensverwachting en het langer gezond blijven van ouderen
is een verworvenheid die duidt op maatschappelijke vooruitgang. Dit biedt kansen
en mogelijkheden, bijvoorbeeld om langer maatschappelijk actief te blijven.
Ouderen hechten aan hun autonomie, het behouden van hun zelfredzaamheid en
een goede gezondheid. Deze uitgangspunten komen terug in de preventievisie van
het Kabinet4 en het Kabinetsstandpunt op het rapport `Lang zullen we leven'5 van
de Themacommissie Ouderenbeleid van uw Kamer. Een goed functionerende
ouderengezondheidszorg - gericht op preventie in al haar facetten - kan bijdragen
aan de realisatie van de bovengenoemde doelen.
De centrale maatschappelijke uitdaging is mensen in staat te stellen `succesvol
ouder te worden'. Dit afhankelijk van een breed scala aan factoren zoals sociale
participatie, geestelijke gezondheid, fysieke en sociale omgeving, voeding,
lichamelijke activiteit, letselpreventie, geneesmiddelengebruik en gebruik/misbruik
van genotsmiddelen.6 Dit houdt in dat de specifieke behoeften van ouderen zeer
divers zijn.
Het thema `succesvol ouder worden' wordt maatschappelijk belangrijker omdat
het aantal ouderen de komende decennia sterk blijft toenemen, vanaf 2010 zelfs
in versnelde mate. Het aantal 65-plussers zal toenemen van 2,4 miljoen in 2009
tot bijna 4,5 miljoen in 2040. In 2040 is naar schatting 25,6% van de bevolking
65-plusser ten opzichte van 15% in 2009.7
De Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) 2006 laat zien dat met de leeftijd
ook het aantal mensen groeit met ziekten en beperkingen. De hoogste ziektelast
bij ouderen wordt veroorzaakt door hart- en vaatziekten, ziekten van het
bewegingsstelsel en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen (met name de
gehoor- en gezichtsstoornissen). Ook de psychische stoornissen zijn op deze
leeftijd van belang. Het betreft dan voornamelijk angststoornissen en dementie.
Bij de groep van 75 jaar en ouder wordt de meeste ziektelast veroorzaakt door
dementie.8 Verder heeft meer dan de helft van de ouderen een chronische ziekte.
Er zijn nu meer dan 1,2 miljoen ouderen met een chronische ziekte, waarvan de
helft er meer dan één heeft. Het aantal mensen met een chronische ziekte neemt
in de toekomst sterk toe9. Dit is het gevolg van de stijgende levensverwachting,
de medische vooruitgang en de negatieve trend in leefstijl zoals te weinig
beweging en ongezonde voeding.
4 TK 2007-2008, 22894, nr. 134
5 TK 2005-2006, 29549, nr. 8
6 Healthy Ageing, A Challenge for Europe. A short version. SNIPH, WHO, EuroHealthNet,
Age, European Commission, 2007
7 Centraal Bureau voor de Statistiek, Kerncijfers van de bevolkingsprognose, 2008-2050
8 Zorg voor gezondheid, Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006, Hollander AEM de,
Hoeymans N, Melse JM, Oers JAM van, Polder JJ., Bilthoven: RIVM, 2006
9 Gebaseerd op: `Vergrijzing en toekomstige ziektelast. Prognose chronische Pagina 2 van 11
ziektenprevalentie 2005-2025', Blokstra A, Verschuren WMM. Bilthoven: RIVM, 2007;
Dit jaar bracht de Gezondheidsraad een advies uit over preventie bij ouderen.10 Fout! Bladwijzer niet
Daarbij was het uitgangspunt dat niet alleen de ziekte zelf van belang is, maar dat gedefinieerd.
het vooral gaat om de gevolgen van ziekten in termen van beperkingen die de
zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie negatief beïnvloeden. Dit Ons kenmerk
betekent dat ouderen behoefte hebben aan zorg gericht op kwaliteit van leven: PG/OGZ-2939632
`minder belasting, beter functioneren en meer zelfredzaamheid'. De
Gezondheidsraad gebruikt in dit verband het begrip functioneringsgerichte
preventie. Het betreft activiteiten, al dan niet in aanvulling op ziektepreventie,
gericht op het voorkomen en beperken van functionele achteruitgang, het
versterken van de eigen mogelijkheden om zelfredzaamheid te behouden of het
beïnvloeden van niet-ziektegebonden factoren die de zelfredzaamheid bedreigen.
Dit zijn zowel persoons- als omgevingsfactoren. Daarbij is te denken aan
algemene programma's voor zelfmanagement, stimuleren van zelfvertrouwen en
bevorderen van veiligheid in de directe leefomgeving. Beperkingen kunnen ook
worden voorkomen of gecompenseerd door medische technologieën en
hulpmiddelen, aangepaste woningen, buurtvoorzieningen, huishoudelijke hulp,
openbaar vervoer en het bevorderen van sociale netwerken van ouderen.11
Volgens de Gezondheidsraad zijn er volop aanwijzingen dat op dit brede
preventieve vlak de nodige winst te boeken valt, maar daar moeten wel alle
partijen hun bijdrage aan leveren. Van zorgprofessionals mag een proactieve
houding worden verwacht. De sleutel ligt, volgens de Gezondheidsraad, bij de
eerstelijnszorg. Gezien het intersectorale karakter van deze vorm van preventie
zien wij ook een duidelijke link met het lokaal (gezondheids)beleid van
gemeenten. Dit sluit aan bij het recente advies van de RVZ waarin wordt
geconcludeerd dat intersectoraal beleid nodig is om gezondheidswinst te boeken.12
We concluderen dat preventieve ouderen(gezondheids)zorg belangrijk is. Het gaat
er om belemmeringen in het `succesvol ouder worden' vroegtijdig op te sporen en
op te lossen. Het gaat om zowel fysieke, psychische, als sociale aspecten. Daarom
is het van belang de problemen en oplossingen op de verschillende terreinen in
samenhang te bekijken. Dit betekent een intersectorale aanpak en individueel
maatwerk. Zo kan bijvoorbeeld een contactmoment in het ene domein gebruikt
worden voor preventieve activiteiten uit een ander domein. Te denken is aan de
mogelijkheid om ouderen, wanneer ze voor de griepprik komen, te screenen op
risicofactoren voor andere zaken zoals bewegingsarmoede, depressie of
eenzaamheid. Een ander voorbeeld is het zogenaamde keukentafelgesprek dat
gemeenten voeren met burgers in het Wmo-kader. Tijdens dit gesprek bekijkt de
gemeente met de klant welk probleem moet worden opgelost. Daarbij wordt breed
gekeken naar de eigen mogelijkheden, of er mantelzorg is en welke algemene en
welke individuele voorzieningen een bijdrage kunnen leveren.
3.2. Preventieve gezondheidszorg voor ouderen in de huidige praktijk
Om inzicht te krijgen in de preventieve activiteiten die nu al aan ouderen worden
aangeboden (stap 2), heeft het kenniscentrum Vilans een quickscan uitgevoerd.13
Vilans heeft in 40 gemeenten globaal geïnventariseerd wat het aanbod is voor 65-
plussers op het terrein van universele en selectieve preventie14 en hoe dit zich
verhoudt met de behoeften van de doelgroep. De bevindingen hebben we
vergeleken met resultaten uit eerdere studies. Daarbij hebben we ook gekeken
10 Preventie bij ouderen: focus op zelfredzaamheid. Gezondheidsraad, Den Haag 2009.
Publicatienr. 2009/07.
11 Gezond actief: de relatie tussen ziekten, beperkingen en maatschappelijke participatie
onder Nederlandse ouderen, Hoeymans, Timmermans, de Klerk et al., RIVM 2005
12 Buiten de gebaande paden, advies over intersectoraal gezondheidsbeleid, RVZ,
Den Haag 2009
13 Ouickscan Ouderengezondheidszorg, Vilans, Utrecht 2009
14 Zie begrippenlijst Pagina 3 van 11
naar de lessen uit het onderzoek naar de zorg- en welzijnsloketten15 (zie bijlage Fout! Bladwijzer niet
1) en de stand van zaken rond de consultatiebureaus voor ouderen16 (zie bijlage gedefinieerd.
2). Op deze twee laatste studies zullen we uitgebreider ingaan om te voldoen aan
de eerder genoemde toezegging van de staatssecretaris en de motie van de leden Ons kenmerk
Wolbert en Willemse-Van der Ploeg. PG/OGZ-2939632
Uitkomsten Quickscan Vilans
Het beeld dat uit de quickscan naar voren komt, is als volgt samen te vatten.
Veel initiatieven, lokale verschillen
Op het gebied van ouderengezondheidszorg bieden diverse partijen een groot
aantal uiteenlopende activiteiten aan. Het aanbod verschilt tussen de gemeenten.
In kleinere gemeenten is het aanbod beperkt, waardoor de ouderen op een buur-
gemeente aangewezen zijn. Er is aandacht voor het bevorderen van een gezonde
leefstijl bij ouderen, met name voor het tegengaan van overgewicht, het
bevorderen van gezond eten en meer bewegen. Ook valpreventie krijgt de nodige
aandacht. In het kader van psychisch functioneren is er aandacht voor
(vroeg)signalering m.b.t. angststoornissen, depressie en dementie. Op het sociale
vlak wordt vooral aandacht besteed aan het voorkomen van eenzaamheid en de
ondersteuning van oudere mantelzorgers.
De rol van gemeenten bij ouderengezondheidszorg varieert. Sommige gemeenten
zijn al heel actief op dit terrein, voor andere geldt dat in veel mindere mate. Er is
een tendens waarneembaar dat gemeentelijk beleid wordt ingezet om
samenwerking op gang te brengen tussen de relevante partijen op gemeente- of
wijkniveau.
Weinig samenhang, gebrek aan overzicht
Op meerdere niveaus ontbreekt het aan overzicht over preventiebeleid en -
activiteiten. Op het brede terrein van preventieve zorg voor ouderen is sprake van
een versnipperd aanbod en beperkte samenwerking tussen betrokken
organisaties. Ook ouderen zelf hebben aangegeven dat er binnen gemeenten
beter samengewerkt zou kunnen worden tussen de verschillende betrokken
organisaties.
Vertegenwoordigers van landelijke organisaties geven aan dat samenwerking
tussen gemeenten en marktpartijen vaak nog in de kinderschoenen staat.
Behoeften van de doelgroep
Ouderen zelf geven aan dat zij vooral behoefte hebben aan ondersteuning die
gericht is op het behoud en het versterken van hun zelfredzaamheid. Daarbij gaat
het niet alleen om de fysieke gezondheid en het behoud van de functionaliteit,
maar ook om omgevingsfactoren (geschikte woningen, bereikbare voorzieningen
en de beschikbaarheid van vervoer). De sociale aspecten van activiteiten zijn voor
ouderen erg belangrijk. Zij hechten veel waarde aan activiteiten waarbij de
ontmoeting centraal staat.
Betere aansluiting bij doelgroep
Het is niet helder aan te geven waar de scheidslijn ligt tussen algemene preventie
en preventie specifiek gericht op ouderen. In de praktijk blijkt dat bij algemene
preventie onvoldoende aandacht is voor de doelgroep ouderen, bijvoorbeeld op
het gebied van alcoholgebruik. De organisaties trachten met hun aanbod
aansluiting te vinden bij uiteenlopende groepen ouderen door activiteiten in
verschillende vormen aan te bieden, bijvoorbeeld in de vorm
vangroepsactiviteiten, maar ook door aanbod te doen in de vorm van
15 Quickscan loketten zorg en welzijn, Hoeksema, Homans & Menting (HHM), Enschede 7
april 2009, nr. IO/09/0945/molo
16 Onderzoek CbO's uit de Ouickscan Ouderengezondheidszorg, Vilans, Utrecht 2009 Pagina 4 van 11
huisbezoeken, CbO en ouderenadviseurs. Het PR-beleid van de uitvoerende Fout! Bladwijzer niet
organisaties kan worden aangescherpt zodat verschillende groepen ouderen het gedefinieerd.
aanbod beter weten te vinden en het herkennen als `iets voor mij'.
Ons kenmerk
Lacunes in het aanbod PG/OGZ-2939632
Volgens de uitvoerende organisaties en de gemeenten moeten op veel terreinen
specifiekere preventieve activiteiten worden aangeboden die beter aansluiten bij
de verschillende doelgroepen. Het stimuleren van beweging, het voorkomen van
eenzaamheid en signaleren van dementie hebben daarbij prioriteit. Vooral voor
allochtone ouderen, psychosociaal kwetsbare ouderen en oudere mantelzorgers,
zou een beter aanbod moeten worden gecreëerd.
Weinig inzicht in bereik en effectiviteit
Weinig is bekend over het daadwerkelijke bereik en de effectiviteit van
activiteiten. Men realiseert zich dat risicogroepen slechts ten dele worden bereikt,
ondanks het feit dat er uiteenlopende strategieën worden ingezet. In het veld
bestaat behoefte aan meer inzicht in de effectiviteit van preventieactiviteiten. Ook
is het wenselijk aandacht te besteden aan de ontwikkeling van effectieve
methoden om risicogroepen daadwerkelijk te bereiken.
Ontbreken van structurele financiering
Activiteiten gericht op ouderen worden gefinancierd uit diverse bronnen,
waaronder de gemeenten, de AWBZ, ZonMw, zorgverzekeraars, fondsen en eigen
bijdragen van ouderen. Vaak is de financiering van preventieve activiteiten niet
structureel, maar tijdelijk van aard.
Het algemene beeld van de quickscan is dat er veel activiteiten worden
aangeboden op het terrein van ouderengezondheidszorg, maar dat dit versnipperd
is en lokaal sterk verschilt. Meer samenhang is nodig, met meer aandacht voor
het bereiken van de doelgroep. Dit beeld wordt ondersteund door resultaten uit
ander onderzoek. 17,18,19,20,21,22,23
Inventarisatie consultatiebureaus voor ouderen
Zoals gezegd, willen we naast dit algemene beeld, specifiek inzoomen op de
zogenaamde consultatiebureaus voor ouderen (CbO's). De samenvatting van de
inventarisatie van Vilans naar CbO's kunt u terugvinden in bijlage 1.
Het initiatief voor het opstarten van een CbO ligt grotendeels bij
thuiszorgorganisaties. Driekwart van de CbO's die zich zegt te richten op de
kwetsbare doelgroep geeft aan dat dit slechts ten dele lukt. Tijdens het consult
van een uur komen onderwerpen aan bod zoals gewicht, de lengte, BMI,
bloeddruk en bloedsuiker. Er wordt veel aandacht besteed aan de psychische
gezondheid, de leefstijl en het sociale welbevinden. Een derde deel van de
ouderen krijgt op grond van het consult een verwijzing. Ouderen worden vooral
verwezen naar de huisarts of de diëtist. Het CbO wordt vooral bezocht door de
17 Gezond en wel ouder worden, Evidence-based richtlijnen voor gezondheidsbevordering.
Verwey-Jonker Instituut, Nederland T, Vliet van K. Maart 2009
18 Preventie van vallen bij ouderen. Publieke gezondheid: Achtergrondstudie. Drewes JB.
RVZ, Den Haag 2006
19 Gezond en wel ouder worden, Evidence-based richtlijnen voor gezondheidsbevordering.
Verwey-Jonker Instituut, Nederland T, Vliet van K., Maart 2009
20 Quickscan Sport, bewegen en ouderen, WJH Mulier Instituut, Den Bosch 2009
21 Tussenrapportage Integrale preventie in Limburg, de ontwikkeling, implementatie en
evaluatie van de consultatiefunctie Centrum voor Gezond Leven. Bilsen van PMA, Hamers
JPH, Schols JMGA. Maastricht University, februari 2009
22 Gezonder ouder worden, AGORA Academische werkplaats, Universiteit Wageningen, 2009
23 Preventief gezondheidsonderzoek bij ouderen, effectonderzoek en procesevaluatie, GGD Pagina 5 van 11
Zeeland en GGD Eemland, 2008
groep redelijk vitale ouderen. Kwetsbare ouderen maken er in mindere mate Fout! Bladwijzer niet
gebruik van. Bijna de helft van de respondenten geeft aan dat er knelpunten gedefinieerd.
bestaan. De financiering van het CbO blijkt een van de grootste knelpunten te
zijn. Andere knelpunten zijn dat ouderen nog te weinig gebruik maken van het Ons kenmerk
CbO; risicogroepen, zoals allochtone ouderen en ouderen met een lage sociaal PG/OGZ-2939632
economische status, zijn moeilijk te bereiken en er is onduidelijkheid over de
effectiviteit van het CbO. Er is soms ook een gebrek aan samenhang en
samenwerking (o.a. met huisartsen).
Ook uit andere studies over CbO's blijkt dat de effectiviteit ervan niet (voldoende)
is aangetoond. De doelgroepen worden niet voldoende bereikt en ook de beoogde
gezondheidswinst bij ouderen kan niet worden vastgesteld.24,25
Onderzoek naar zorg- en welzijnsloketten
Aanleiding voor de motie van de leden Wolbert en Willemse-van der Ploeg was de
aanbeveling van de Themacommissie Ouderenbeleid van uw Kamer om
`consultatiebureaus te starten voor ouderen voor preventie, monitoring,
signalering, informatie, advies en het leveren van diensten voor wonen, zorg en
welzijn. (..)'.26 De aanbeveling leidde tot discussie over een onwenselijke wildgroei
van loketten. Het aanbod zou te versnipperd zijn en te weinig gericht op
vraagverheldering van de klant. Bovendien zijn veel dezelfde aanbieders van zorg
en welzijn in vele loketten vertegenwoordigd en dat zou de doelmatigheid niet
bevorderen. Onderzoeksbureau HHM heeft onderzoek gedaan naar de zorg- en
welzijnsloketten in Nederland. In bijlage 2 zijn de conclusies en aanbevelingen van
de onderzoekers samengevat. Men concludeert dat het mogelijk is om op lokaal
niveau zowel de kwaliteit als de doelmatigheid van de loketten te verbeteren. Dit
is te realiseren door een betere afstemming van taken tussen de verschillende
loketten en aanbieders te organiseren zodat overlap voorkomen wordt en een
betere kwaliteit van het aanbod gerealiseerd kan worden. Ook een betere
verbinding met de eerstelijnszorg kan een kwaliteitsimpuls krijgen. Een betere PR
en aandacht voor kwaliteitsinstrumenten kan de kwaliteit en de doelmatigheid van
loketten vergroten. Een andere belangrijke conclusie is dat de verbinding tussen
de aanbieders primair op lokaal niveau vorm moet krijgen. De rijksoverheid kan
deze samenwerking wel bevorderen, aldus de onderzoekers.27
Uit verschillende bronnen komt een eenduidig beeld naar voren. Er is duidelijk
aandacht voor de preventie activiteiten voor ouderen. Dit wordt geïllustreerd door
de vele initiatieven in het land. Met name de samenwerking die tussen
verschillende betrokken partijen tot stand is gekomen is interessant. Dit alles laat
zien dat er op lokaal niveau al veel gebeurt wat als inspiratie kan dienen voor
andere lokale partijen. Dit, gecombineerd met het feit dat de doelgroep ouderen
vaak gebruik maakt van bestaande (lokale) voorzieningen zowel binnen
(huisartsenzorg/thuiszorg) als buiten (maatschappelijke ondersteuning) de zorg,
onderstreept dat het dus niet zozeer een kwestie is van het ontwikkelen van nieuw
aanbod om de ouderengezondheidszorg te versterken. Het is meer een kwestie
van het koppelen van preventieve gezondheidszorg voor ouderen aan reeds
bestaande initiatieven of voorzieningen. Het is onwenselijk om weer een nieuw
loket of bureau op lokaal niveau in het leven te roepen. Er kan beter worden
24 Preventief gezondheidsonderzoek bij ouderen, effectonderzoek en procesevaluatie, GGD
Zeeland en GGD Eemland, 2008
25 Nieuwsbrief Primus, Academische werkplaats Public Health noordelijk Zuid-Holland, Dijk
van A, december 2008.
26 Themacommissie Ouderenbeleid Tweede Kamer vergaderjaar 2005-2006 29 549
Nummer 5 aanbeveling 14
27 Quickscan loketten zorg en welzijn, Hoeksema, Homans & Menting (HHM), Enschede Pagina 6 van 11
7 april 2009, nr. IO/09/0945/molo
aangesloten bij de leefwereld van de ouderen zelf. Dit kan worden bevorderd door Fout! Bladwijzer niet
ouderen zelf vaker bij de opzet van preventieve activiteiten te betrekken. gedefinieerd.
Het gaat er om bestaande voorzieningen en structuren beter op elkaar te laten
aansluiten. De kwaliteit en de doelmatigheid van het aanbod kunnen worden Ons kenmerk
verbeterd door meer afstemming tussen de activiteiten te realiseren. Die PG/OGZ-2939632
afstemming moet dan wel tot een duidelijke meerwaarde leiden voor ouderen.
Belangrijk punt van aandacht is dat het niet duidelijk is of risicogroepen bereikt
worden en of interventies effectief zijn. Door meer aandacht te besteden aan de
diversiteit onder ouderen en aandacht voor verbindingen tussen beleidsterreinen
kunnen deze aspecten worden verbeterd.
3.3. Samenhang met andere wet- en regelgeving
Als derde stap brengen we de samenhang in kaart tussen preventieve
gezondheidszorg voor ouderen zoals omschreven in artikel 5a Wpg en andere
preventieve activiteiten vanuit de Wpg en andere wettelijke kaders. In artikel 5a
Wpg gaat het om:
a. het systematisch volgen en signaleren van de gezondheid van ouderen en
gezondheidsbevorderende en bedreigende factoren;
b. het ramen van de behoeften aan zorg;
c. vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen als
co-morbiditeit28;
d. het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding;
e. het formuleren van maatregelen om gezondheidsbedreigingen te beïnvloeden.
Hierbij merken we op dat de activiteiten zich zowel richten op de totale doelgroep
65+-ers (a, b en e) als op de individuele ouderen (c en d). De eerstgenoemden
zijn al onderdeel van het algemene lokale gezondheidsbeleid; de twee
laatstgenoemden hebben sterke linken met de niet-publieke gezondheidszorg
(maatschappelijke ondersteuning, curatieve en langdurige zorg).
Hoewel het karakter en het doel van de verschillende wettelijke kaders van elkaar
verschillen, bevatten ze instrumenten of arrangementen die gemeenten kunnen
benutten bij het vormgeven van de ouderengezondheidszorg. Bovendien kiezen
veel gemeenten ervoor hun gezondheidsbeleid te richten op specifieke
doelgroepen. Ouderen behoren tot de meest door gemeenten genoemde
doelgroep.29 In de Wmo zijn verschillende wetten en regelingen gebundeld zodat
gemeenten meer mogelijkheden hebben om regie te voeren over samenhangende
activiteiten van aanbieders van zorg, wonen, welzijn en dienstverlening. Hierdoor
kan een sluitende keten worden gevormd van zorg en ondersteuning en meer
maatwerk worden gerealiseerd voor de klant.30 Daarnaast moet worden
opgemerkt dat er duidelijke raakvlakken zijn tussen bepaalde wetten, zoals de
Wpg en de Wmo. Dit komt ook tot uitdrukking in de gemeentelijke praktijk: zo
combineert een groot aantal gemeenten de nota gezondheidsbeleid met de
planvorming in het kader van de Wmo.
De onderdelen a, b en e komen grotendeels terug in andere bepalingen van de
Wpg. Daarnaast hebben deze taken duidelijke raakvlakken met de Wmo. Ook
aspect d heeft een sterke link met de Wmo (artikel 1 lid 1 onder g Wmo,
prestatieveld 3). Aspect c en d kunnen (ook) gefinancierd worden uit de Zvw en/of
de AWBZ als het op individuele basis plaatsvindt. Bij de Zvw en de AWBZ gaat het
om geïndiceerde en zorggerelateerde preventie zoals het CVZ dat in zijn rapport
'Van preventie verzekerd' onderscheidt.31
28 In de toelichting worden decubitus, ondervoeding, uitdroging en smetplekken genoemd
29 Monitor Lokaal Gezondheidsbeleid, SGBO, oktober 2002
30 MvT Wmo vergaderjaar 2004-2005, 30 131, nr3 Pagina 7 van 11
31 Zie begrippenlijst
Fout! Bladwijzer niet
Voor een gedetailleerd overzicht van de samenhang tussen artikel 5a Wpg en gedefinieerd.
andere wet- en regelgeving verwijzen wij u naar bijlage 3. Op basis van dit
overzicht kunnen we concluderen dat andere wettelijke kaders raakvlakken Ons kenmerk
hebben met, en reeds de mogelijkheid scheppen om, activiteiten uit te voeren op PG/OGZ-2939632
het gebied van preventieve gezondheid voor ouderen.
4. Rol van de overheid bij preventieve gezondheid voor ouderen
Op basis van het bovenstaande komen we tot de volgende invulling van het artikel
5a Wpg. Hiermee willen we duidelijk maken wat van gemeenten kan worden
verwacht en hoe we onze eigen rol hierbij zien.
Lokale invulling noodzakelijk
Preventie bij ouderen is met name een kwestie van het bevorderen of behouden
van hun zelfredzaamheid. Gezondheid, zelfredzaamheid en welbevinden
beïnvloeden elkaar over en weer. De meeste ouderen zijn in principe in staat zelf
voor hun gezondheid te zorgen en hun weg te vinden wanneer zij hulp nodig
hebben. Dit houdt wel in dat er een samenhangend geheel van voorzieningen voor
ouderen beschikbaar moet zijn. Daarnaast moeten we er rekening mee houden
dat bepaalde groepen risico's lopen en dat sommige ouderen moeilijk te bereiken
zijn. Juist voor deze groepen moet de overheid extra aandacht hebben.
Het blijkt dat er veel versnippering is en dat afstemming en regie belangrijk zijn.
Op lokaal niveau zijn er grote verschillen. Het domein van de
ouderengezondheidszorg omvat een brede hoeveelheid sectoren, zoals
langdurende zorg, curatieve zorg, preventieve zorg en maatschappelijke
ondersteuning, maar ook buiten de zorg zoals ruimtelijke ordening, veiligheid, etc.
Om afstemmingsproblemen te voorkomen, is het belangrijk dat gemeenten
zoeken naar verbindingen met deze sectoren. Juist op lokaal niveau kan naar
samenwerking en het samengaan van belangen worden gezocht en gemeenten
hebben daarbij een regie- en aanjaagrol. Gemeenten vervullen door het beter met
elkaar verbinden van de betreffende actoren een belangrijke rol in de
ouderenzorg, doordat zij het dichtst bij de burger staan en weten wat er leeft en
wat werkt op de verschillende beleidsterreinen zoals wonen, welzijn en zorg. Op
lokaal niveau kan maatwerk ontstaan, afgestemd op de specifieke lokale
omstandigheden en de behoeften van specifieke groepen ouderen. Gemeenten
doen er goed aan om lokale ouderenorganisaties meer bij het beleid te betrekken.
Dit bevordert ook de effectiviteit van de interventies.32
Bij deze regierol past, naar analogie van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid,
maximale beleidsvrijheid voor gemeenten ten aanzien van de praktische invulling
van het artikel. Dit betekent dat wij vooralsnog geen nadere bepalingen via de
Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) zullen aanbrengen. Dit sluit aan bij het
algemeen ouderenbeleid zoals dit is uiteengezet in het Kabinetsstandpunt op het
rapport `Lang zullen we leven'. Het Kabinet zegt daarin geen voorstander te zijn
van `het verzwaren van de bestuurlijke en politieke aansturing van het
ouderenbeleid op rijksniveau. Het bevorderen van integraliteit en samenhang zal
vooral op lokaal niveau, dicht bij de burger, moeten worden gerealiseerd'.
Gemeenten zijn verschillend in hun aanbod en de mogelijkheden die ze tot hun
beschikking hebben. Wil men de verbindende rol op een goede manier vervullen
dan is het belangrijk in beeld te brengen wat de gezondheidstoestand van de
ouderenpopulatie is, wat de grootste gezondheidsbedreigingen zijn en welk
32 Preventie van vallen bij ouderen, Publieke gezondheid achtergrondstudies, Drewes JB,
RVZ, Den Haag6 Pagina 8 van 11
+5 2006
aanbod er lokaal beschikbaar is. Een aantal gemeenten gebruikt hiervoor de Fout! Bladwijzer niet
Monitor Gezondheid Ouderen die in samenspraak met GGD Nederland en het RIVM gedefinieerd.
is ontwikkeld. Het is een uitdaging deze monitor te verbinden met de gebouwde
en de sociale infrastructuur en met het welzijnsbeleid. Ons kenmerk
PG/OGZ-2939632
Verhouding gemeenten en Rijk
In de Wpg zijn de verantwoordelijkheden van de gemeenten en het Rijk
vastgelegd ter zake van de publieke gezondheidszorg. Deze krijgen vorm in de
zogenaamde preventiecyclus. Op basis van landelijk beschikbare epidemiologische
gegevens brengt het RIVM elke vier jaar de Volksgezondheid Toekomst
Verkenning (VTV) uit. Op basis van de VTV stelt de Minister van VWS in de
preventienota de landelijke prioriteiten vast. Vervolgens biedt deze preventienota
aangrijpingspunten voor de nota's gemeentelijk gezondheidsbeleid. De Inspectie
voor de Gezondheidszorg ziet toe hoe gemeenten de publieke gezondheidszorg
invullen.
Om de beoogde wisselwerking tussen de taken voor gemeenten en Rijk te
versterken en de complementaire relatie te verduidelijken, zijn wij voornemens
om met de wijziging van de Wpg, die in het najaar naar uw Kamer gaat, op te
nemen dat de gemeenteraad de landelijke prioriteiten in acht neemt bij het
vaststellen van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid.
Concreet vragen wij het RIVM om in de VTV van 2010 afzonderlijk aandacht te
besteden aan de gezondheidstoestand van ouderen. Vervolgens zullen wij in de
landelijke nota gezondheidsbeleid, die wij eind 2010 zullen publiceren, een
hoofdstuk opnemen over de landelijke speerpunten met betrekking tot ouderen.
Daardoor is het mogelijk om vanuit het Rijk aangrijpingspunten te bieden voor
gemeenten ten behoeve van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. De IGZ zal
op haar beurt de cyclus completeren door na te gaan welke rol de gemeenten op
het terrein van ouderengezondheidszorg spelen. Met de IGZ en andere betrokken
partijen gaan wij in overleg om te komen tot geschikte indicatoren.
Aanjagen
Praktisch wordt aangesloten bij het meerjarig traject Gezond Lokaal-Centraal dat
wij in samenwerking met de VNG en GGD-Nederland aan het opzetten zijn.
Daarbij gaan wij uit van het beter op elkaar afstemmen van bestaande financiële
middelen, bijvoorbeeld door bestaande en nieuwe ZonMw-programma's beter in te
zetten om lokale activiteiten te versterken en meer samenhang te brengen tussen
lokale initiatieven. Het traject is bedoeld om de bestuurlijke context van de
openbare gezondheidszorg te versterken en lokale bestuurders meer te betrekken
bij de gezondheid van de bevolking, onder andere door het verspreiden van goede
voorbeelden, informatie verstrekken en eventueel het ontwikkelen van nieuwe
instrumenten. Hierbij kan speciale aandacht aan de doelgroep ouderen worden
besteed.
Daarnaast lopen er ook nog andere trajecten, bijvoorbeeld binnen de Wmo. Ten
eerste noemen wij het actieplan `Beter (t)huis in de buurt'.33 Een deeltraject in het
kader daarvan heet `Verbinden wonen welzijn en zorg'. Gemeenten en hun
samenwerkingspartners kunnen voor hulp bij vraagstukken rond lokale
samenwerking en invulling van de regierol door de gemeente een beroep doen
op adviseurs voor zowel collectieve (praktijkwerkplaatsen) als individuele
ondersteuning. Ten tweede geeft de staatssecretaris samen met gemeenten en
welzijnsorganisaties vorm aan een nieuw proactief welzijnsbeleid `welzijn nieuwe
33 Vaststelling van de begrotingsstaten van de begroting Wonen, Wijken en Integratie Pagina 9 van 11
(XVIII) voor het jaar 2008, TK 2007-2008, 31200 XVIII, nr. 48
stijl'.34 Hiermee wordt een kwaliteitsimpuls van het welzijnsbeleid beoogd zodat Fout! Bladwijzer niet
bijvoorbeeld de sociale netwerken op lokaal niveau worden gevitaliseerd. Ten gedefinieerd.
derde zal de staatssecretaris samen met de publieke organisatie `Coalitie Erbij'
een impuls geven aan de bestrijding van eenzaamheid onder ouderen. Ons kenmerk
PG/OGZ-2939632
Kennisinfrastructuur
Wij zullen met het Centrum Gezond Leven (RIVM) in overleg treden om informatie
over gezondheidsbevorderende interventies specifiek gericht op ouderen via
www.loketgezondleven.nl beschikbaar te maken en deze interventies te
beoordelen op bruikbaarheid en effectiviteit. Indien noodzakelijk zullen we een
handreiking laten ontwikkelen om gemeenten te ondersteunen bij het uitwerken
van preventieve ouderengezondheidszorg. We onderzoeken of hierbij kan worden
aangesloten bij de bijstelling van de handleidingen lokaal gezondheidsbeleid
alcohol, overgewicht, depressie en roken die volgend jaar gepland is. Er wordt
overwogen om valpreventie daarin een plaats te geven. Daarnaast komt ook veel
kennis en informatie beschikbaar via bestaande ZonMw-programma's, zoals het
vierde preventieprogramma, Preventiekracht Thuiszorg, Zichtbare Schakel: de
wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt, Gezonde Slagkracht, Op één lijn,
Nationaal Programma Ouderenzorg en/of Academische werkplaats AGORA. Ook de
stimuleringsprogramma's in het kader van sport en bewegen zijn mogelijke
aangrijpingspunten voor gemeenten. In het kader van de Wmo zijn de
kennisprogramma's Beter in Meedoen en de Kanteling van belang.
Kwaliteit van zorg
Een sterke ouderengezondheidszorg staat of valt met een goede kwaliteit van
zorg. De rol van de gemeenten verschilt echter per zorgsector. De uitvoering van
de Wmo is de directe verantwoordelijkheid van de gemeenten. Vanuit de Wmo
heeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor de samenhang tussen wonen,
welzijn en zorg. Dit betekent dat de gemeenten zelf aan de slag kunnen om
activiteiten vanuit de Wmo op een creatieve manier te verbinden met de
uitvoering van ouderengezondheidszorg. Gemeenten hebben een directe invloed
op de kwaliteit van de verleende zorg. Bij de Zvw en AWBZ ligt dit genuanceerder.
Deze stelsels worden aangestuurd door verzekeraars en zorgkantoren. Zij maken
afspraken met zorgaanbieders over omvang en kwaliteit van de zorg. De rol van
gemeenten is beperkter. Dit betekent echter niet dat gemeenten niets kunnen
doen. Zij hebben invloed bij het beschikbaar stellen en de aanschaf van panden of
bouwgrond en bijvoorbeeld het aanleggen van parkeerterreinen ten behoeve van
de eerstelijnszorg. Gemeenten hebben ook een wettelijke taak om hun activiteiten
aan te laten sluiten op de curatieve zorg. Het versterken van
ouderengezondheidszorg als concrete doelstelling zou hierbij als hefboom kunnen
dienen.
Verbetering van de kwaliteit van zorg is een belangrijk aandachtspunt in ons
beleid. In eerdere brieven hebben wij aangegeven hoe wij de eerstelijnszorg, zorg
voor chronische ziekten en uitvoering van de AWBZ willen verbeteren.35,36,37
Preventie in het basispakket Zvw, letselpreventie, verbinding preventie en curatie,
de invoering van zorgzwaartebekostiging en een nieuw bekostigingssysteem voor
chronische zorg zijn daarbij belangrijk. 38,39,40,41 De patiënt staat hierbij centraal.
34 Zorg en maatschappelijke ondersteuning, TK 2007-2008, 29538, nr. 82
35 Acute zorg, TK 2007-2008, 29247, nr. 76
36 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (XVI) voor het jaar 2008, TK 2007-2008, 31200 XVI, nr. 155
37 Toekomst AWBZ, TK 2008-2009, 30597, nr. 73
38 Invoering Diagnose Behandeling Combinaties (DBCs), TK 2008-2009, 29248, nr. 97
39 Toekomst AWBZ, TK 2008-2009, 30597, nr. 73
40 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Pagina 10 van 11
Wij verwachten hier veel van en gaan er vanuit dat ouderen hier voor een groot Fout! Bladwijzer niet
deel van zullen profiteren. gedefinieerd.
Inwerkingtreding en financiële consequenties Ons kenmerk
Het is de bedoeling het wettelijk kader voor preventieve gezondheidszorg voor PG/OGZ-2939632
ouderen in 2010 in werking te laten treden.
Gezien de huidige econimische omstandigheden zijn er geen extra middelen
beschikbaar vanuit het Rijk. Daarnaast gaat het ook niet om een nieuwe taak voor
gemeenten, maar om het effectief inzetten van bestaande middelen. Juist een
efficiënte mix van bestaande financieringsmogelijkheden van gemeenten zelf en in
andere sectoren, zal het creatieve proces op lokaal niveau versterken om
voorzieningen en activiteiten beter af te stemmen op de behoeften en leefwereld
van de ouderen. Dubbelingen, overlap en nieuwe voorzieningen die de doelgroep
niet weet te vinden, moeten worden voorkomen. Als we zien wat er allemaal al
gebeurt op lokaal niveau hebben we er alle vertrouwen in dat gemeenten hierin
zullen slagen.
Wij vertrouwen erop dat wij u middels deze brief voldoende hebben geïnformeerd.
Hoogachtend, Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid, de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink mw. dr. J. Bussemaker
Sport (XVI) voor het jaar 2008, TK 2007-2008, 31200 XVI, nr. 155
41 Preventiebeleid voor de volksgezondheid, TK 2008-2009, 22894, nr. 211 Pagina 11 van 11
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport