Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap



Datum 16 oktober 2009
Betreft Lijst van vragen kamerlid Jasper van Dijk (SP)

Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het Kamerlid Jasper van Dijk (SP) van uw Kamer inzake "Leraren die achterkamertjes vrezen rond promotie".

De vragen werden mij elektronisch toegezonden met kenmerk 2009Z17702.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

a
na 1 van 3 Pagi





Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Jasper van Dijk (SP) van Datum de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de minister van Onderwijs, Cultuur en

Wetenschap (ingezonden d.d. 1 oktober 2009 kenmerk 2009Z17702). Onze referentie DL/A/159130


1

Vraag: Wat is uw oordeel over het artikel "Leraren vrezen `achterkamertjes' rond promotie"? (Trouw, 25 september 2009)

Antwoord: Dit artikel draagt bij aan de discussie over de implementatie van de functiemix op scholen. Het maakt duidelijk dat werkgevers in het onderwijs in sa- menspraak met hun medezeggenschapsraden nu voor de uitdaging staan om hun personeelsbeleid bij te stellen.


2
Vraag: Hoe verklaart u dat leraren weinig vertrouwen hebben in een eerlijke kans op promotie?

Antwoord: Dit verklaar ik enerzijds uit te weinig transparantie over het promotie- beleid en anderzijds uit het feit dat op veel scholen nog objectieve promotiecrite- ria moeten worden opgesteld. Uit het SEO-onderzoek blijkt dat op vele scholen het promotiebeleid nog in de kinderschoenen staat. Dit hangt samen met het feit dat de functiemixmiddelen grotendeels nog beschikbaar moeten komen. Tevens blijkt dat een heldere communicatie over de promotiecriteria tussen directie, me- dezeggenschap en leraren de weg is naar draagvlak. Leraren op de scholen waar de nieuwe promotiecriteria al zijn opgesteld, blijken namelijk twee keer zo vaak van mening te zijn dat alle leraren een eerlijke kans op schaalpromotie hebben als de leraren op scholen zonder nieuwe criteria.


3
Vraag: Deelt u de mening dat achterkamertjespolitiek en `het te vriend houden van de directie' geen enkele rol moeten spelen om in aanmerking te komen voor een hoger salaris? Hoe gaat u dit voorkomen?

Antwoord: Ja, dat moet het uitgangspunt zijn. Behalve dat ik directie, medezeg- genschap en leraren op hun verantwoordelijkheid zal aanspreken, zal ik jaarlijks onderzoeken op grond van welke criteria promotie plaatsvindt.


4
Vraag: Erkent u dat het gebrek aan vertrouwen wordt bevorderd door het feit dat de schooldirectie het laatste woord heeft over de promotie van een leraar?

Antwoord: Nee, zoals in iedere arbeidsrelatie moet een werkgever een besluit ne- men over de promotie van een werknemer (uiteraard binnen de grenzen van de CAO). Het schoolbestuur draagt als werkgever de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen, uitdragen en uitvoeren van het personeelsbeleid, dit in samenspraak met de medezeggenschapsraad. Ten aanzien van het promotiebeleid heeft de PMR/OR instemmingsrecht, dat wil zeggen dat dit beleid er alleen maar komt als de PMR/OR akkoord gaat met een voorstel van het schoolbestuur.


5
Vraag: Is het waar dat leraren hun promotiekansen vergroten door minder les te geven? Deelt u de mening dat dit faliekant indruist tegen de doelstelling om het

Pagina 2 van 3





lesgeven juist beter te belonen? Bent u bereid om deze criteria (het extra belonen Datum van niet-lesgevende taken) te verwerpen, indien ze door scholen worden gehan-

teerd? Onze referentie DL/A/159130

Antwoord: Uit het SEO-onderzoek blijkt dat leraren in VO, BVE en HBO een grote-

re kans op promotie maken naarmate zij (procentueel) meer tijd besteden aan niet-lesgebonden taken. Om de komende tijd de promoties juist aan lesgevende leraren ten goede te laten komen, hebben dankzij het Actieplan LeerKracht van Nederland de sociale partners in het VO afgesproken (en vastgelegd in de CAO) dat promoties naar LC of LD uitsluitend bestemd zijn voor leraren met lesgeven als hoofdtaak, dat wil zeggen dat zij voor meer dan circa 60% belast moeten zijn met een lestaak.


6
Vraag: Hoe verklaart u dat havo- en vwo-leraren, met name in de hogere klassen, meer kans maken op promotie dan vmbo-leraren? Wat gaat u doen om deze on- gelijkheid tegen te gaan?

Antwoord: Dit verklaar ik enerzijds uit de hogere bevoegdheidseisen voor het eer- stegraads lesgebied (bovenbouw havo/vwo) en anderzijds uit de (toekomstige) introductie van het entreerecht LD. De sociale partners hebben in de CAO VO
2008-2010 vastgelegd dat vanaf 1 augustus 2014 elke docent met een eerste- graads bevoegdheid, die structureel lesgeeft in een of meer van de jaren 4 en 5 HAVO en/of 4, 5 en 6 VWO recht heeft op een LD-functie. Het is mogelijk dat scholen vooruitlopend op dit recht nu al promoties toekennen.


7
Vraag: Deelt u de mening dat achterkamertjespolitiek wordt voorkomen door een harde koppeling tussen opleiding en salaris? Zo ja, bent u bereid deze koppeling duidelijk in het Actieplan Leerkracht vast te leggen?

Antwoord: Ik wil dat schoolbesturen in samenspraak met de PMR/OR de ruimte hebben om hun eigen personeelsbeleid te ontwikkelen, uit te dragen en uit te voeren, waarbij zowel opleidingseisen als de wijze van functioneren een rol kun- nen spelen. Hiermee is de onderwijsarbeidsmarkt het beste gediend.

Pagina 3 van 3


> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA Den Haag
Onze referentie DL/A/159130



2009Z17702