Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


Datum 14 oktober 2009
Betreft Vragen van de leden Atsma en Sterk (beiden CDA) over het onderzoeksrapport "Van kwaad tot erger! ­ Over de effecten van afzeikcultuur op kinderen"

Hierbij zend ik u, mede namens de minister voor Jeugd en Gezin, het antwoord op de vragen van de leden Atsma en Sterk (beiden CDA) over het onderzoeksrapport "Van kwaad tot erger! ­ Over de effecten van afzeikcultuur op kinderen" (ingezonden 30 juni 2009).

De vragen werden mij toegezonden bij uw brief met kenmerk 2009Z12806.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

a
na 1 van 3 Pagi





MLB/M/156738 Antwoorden op vragen van de leden Atsma en Sterk (beiden CDA) aan de

ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Jeugd en Gezin over het onderzoeksrapport "Van kwaad tot erger! ­ Over de effecten van afzeikcultuur op kinderen". (Ingezonden 30 juni 2009)


1
Kent u het onderzoeksrapport "Van kwaad tot erger! ­ Over de effecten van afzeikcultuur op kinderen" van de Stichting Media Rakkers?

Antwoord:
Ja.


2
Wat vindt u van één van de conclusies van het rapport dat `de media de indruk wekken dat uitschelden eigenlijk heel normaal is, en kinderen dat overnemen'?


3
Wat vindt u van de conclusie uit bovengenoemd rapport: `Alles wijst erop dat er een direct verband bestaat tussen wat kinderen zien en horen en wat ze doen. Niet alleen ouders voeden op, dat doen de media ook. Alleen realiseren de media zich niet dat ze onze kinderen aan het opvoeden zijn.' Welke rol ziet u voor de media weggelegd?


4
Wat vindt u van het feit dat in bijna de helft van alle tv-programma's een vorm van `afzeikcultuur' voorkomt?


5
Is de conclusie waar dat de zenders met de meeste afzeikprogramma's volgens de onderzoekers RTL4, RTL5 en MTV zijn?

Antwoord op vraag 2, 3, 4 en 5:
In zijn algemeenheid vind ik het uiten van afzeikgedrag sociaal onwenselijk.

Ik vind ook dat de media, net als ouders, een verantwoordelijkheid hebben in de bescherming van minderjarigen tegen voor hen mogelijke schadelijke media- uitingen. Het beleid van het kabinet is hier ook op ingericht. Zo zijn alle Nederlandse omroepen (zowel publiek als commercieel) aangesloten bij het NICAM en hanteren zij het Kijkwijzersysteem. Met dit systeem worden programma's ook geclassificeerd op grof taalgebruik. Verder heb ik gesprekken gevoerd met mediapartijen om hen te bewegen tot het opstellen en bekendmaken van een mediacode. De omroepen zijn met deze vorm van zelfregulering zeer voortvarend aan de slag gegaan (zie verder hierover de antwoorden op vraag 6, 7 en 8).

Voorts zie ik een rol weggelegd voor mediapartijen in het organiseren van en zelf participeren in maatschappelijke debatten over de impact van media (met name op minderjarigen). In dat kader heb ik kort voor het zomerreces uw Kamer toegezegd dat ik de Publieke Omroep en het Mediadebatbureau zal vragen een dergelijk debat te organiseren.

Pagina 2 van 4





MLB/M/156738 Dat de media hun verantwoordelijkheid serieus nemen betekent niet dat het

kabinet haar ogen sluit voor signalen die met het rapport van Reklame Rakkers wordt afgegeven. Elk signaal dat wijst op mogelijk schadelijke effecten van media-uitingen voor minderjarigen neem ik serieus. Wel wil ik erop wijzen dat een grondige duiding van de conclusies uit het onderhavig rapport moeilijk is te geven omdat vanuit wetenschappelijk oogpunt de nodige kanttekeningen te plaatsen zijn1. Reklame Rakkers zelf benoemt een aantal daarvan ook in het rapport.


6
Hebben bovengenoemde omroepen inmiddels een aanzet gegeven om te komen tot een zogenaamde `mediacode'? Bent u hierover geïnformeerd en voorziet de gedragscode in het tegengaan van de `afzeikcultuur'?


7
Bevat de mediacode ook een onderdeel pestcode?


8
Wat is de stand van zaken betreffende de mediacode voor omroepen in meer algemene zin?

Antwoord op vragen 6, 7 en 8:
Over de stand van zaken rond de gedragscode heb ik uw Kamer 14 september jl. een brief gestuurd2. Daarin heb ik aangegeven dat ik met verschillende mediapartijen gesprekken heb gevoerd om hen tot een mediacode te bewegen. De gedragscode voor de media is een vorm van zelfregulering en daarmee iets van de media zelf. In dat licht past het niet om als overheid de inhoud van zo'n code te bepalen dan wel op te leggen.
De commerciële omroepen (inclusief RTL die onder de Luxemburgse jurisdictie valt) zijn zeer voortvarend bezig geweest met het opstellen van hun mediacode. Begin juli dit jaar hebben zij elk hun gedragscode gepubliceerd. SBS heeft daar bijvoorbeeld in opgenomen dat zij zich in haar programma-aanbod baseert op algemene ethische beginselen, zoals eerbied voor de menselijke waardigheid.

De publieke omroep beschikt al, anders dan de commerciële omroepen, over interne afspraken over zijn aanbod die zijn vastgelegd en/of openbaar zijn, zoals de code Goed bestuur en integriteit en de redactie- of programmastatuten van de omroepen. Omroepverenigingen en de andere omroeporganisaties leggen daarnaast actief verantwoording af aan hun leden- of programmaraad. In dat contact gaat het juist over de afwegingen van omroepen bij het maken van hun programma's. In aanvulling op de gesprekken met de raad van bestuur van de NPO over de gedragscode heb ik de publieke omroep(en) voor de zomer gevraagd om een positieve inzet voor een gedragscode voor de media. Van de NPS en de AVRO heb ik een programmastatuut ontvangen, waarin de uitgangspunten van


1 Het rapport heb ik voorgelegd aan een wetenschappelijke expert op het terrein van jeugd en media.

2 Kamerstukken II, 2008-2009, 31434, nr. 5

Pagina 3 van 4





het programmabeleid staan beschreven, alsook gedragsregels die de omroepen MLB/M/156738 hanteren bij het maken van programma's. De NPS heeft in maart 2009 als eerste

omroep dit programmastatuut ook op internet geplaatst. Onlangs heb ik de raad van bestuur vanuit zijn coördinerende rol gevraagd nu vaart te brengen in het tot stand komen van een code bij de publieke omroep, door een gemeenschappelijk raamwerk te ontwerpen waar individuele omroepen met eigen uitgangspunten en afspraken bij kunnen aansluiten. In de brief over de mediabegroting zal ik u nader informeren over de voortgang.

9
Bent u van plan maatregelen te treffen en/of met de omroepen afspraken te maken? Zo ja, waaraan wordt gedacht?

Antwoord:
Gezien het feit dat er mediawettelijk geen sprake is van enige overtreding, zie ik geen aanleiding om omroepen hier concreet op aan te spreken. Overigens wil ik erop wijzen dat Stichting Media Rakkers in haar onderzoek het voeren van een maatschappelijk debat over media-ethiek en het bevorderen van mediawijsheid onder jongeren en hun opvoeders als een mogelijke oplossing ziet.

Pagina 4 van 4


> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag Postbus 20018 www.minocw.nl 2500 EA Den Haag

Onze referentie MLB/M/156738