Kamerstuk, 14 oktober 2009
betreft: borstvoedingsbeleid
Geachte voorzitter,
Tijdens de behandeling van de begroting in 2007 heeft mevrouw Wiegman
een motie ingediend waarin wordt gevraagd om een verbreding van het
beleid, zodanig dat het percentage kinderen dat zes maanden
uitsluitend borstvoeding krijgt, verhoogd wordt van 25 naar 40
procent. Ik heb aangegeven dat eerst meer kennis nodig is over de
precieze redenen waarom vrouwen stoppen met borstvoeding geven.
Vervolgens heb ik ZonMw opdracht gegeven om dit onderzoek uit te laten
voeren. Het Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg, Erasmus MC
heeft het onderzoek uitgevoerd. In het overleg met uw Kamer op 23
maart over de nota voeding en gezondheid heb ik toegezegd uw Kamer
over de resultaten van het onderzoek te informeren. Vervolgens gebruik
ik deze brief ook om u te informeren over de certificering van
instellingen met een goed borstvoedingsbeleid.
De taak van de overheid met betrekking tot borstvoedingsbeleid strekt
zich uit van voorlichting tot het creëren van randvoorwaarden om
moeders in de gelegenheid te stellen om borstvoeding te geven. De
keuze om borstvoeding te (gaan) geven blijft uitdrukkelijk aan de
(aanstaande) moeder zelf. Ik kan dan ook niet garanderen dat door
(intensivering van) dit brede beleid het percentage vrouwen dat de
eerste 6 maanden uitsluitend borstvoeding geeft zal toenemen van 25%
naar 40%.
TNO Kwaliteit van Leven (KvL) heeft al eerder onderzoek gedaan naar de
redenen waarom vrouwen stoppen met borstvoeding (KvL\JPB\2005.080).
Uit dit onderzoek kwamen hoofdmotieven als `te weinig melk' en `werk'.
Het kwalitatieve onderzoek dat n.a.v. de motie is uitgevoerd (zie
bijlage) is hierop aanvullend en komt tot de conclusie dat een
combinatie van factoren (kennis, begeleiding, maatschappelijke norm,
werk) in de meeste gevallen de reden is om gedeeltelijk of geheel te
stoppen met borstvoeding.
Het masterplan borstvoeding met daaraan gekoppeld het platform
borstvoeding en het in oprichting zijnde partnerschap borstvoeding
zijn belangrijke instrumenten om in combinatie met de aanbevelingen
van het onderzoek verder invulling te geven aan het brede
overheidsbeleid. Het onderwerp `borstvoeding en werk' wordt separaat
afgestemd met het ministerie van SZW.
Ten aanzien van certificering kan ik u melden dat er gesprekken hebben
plaatsgevonden met Zorgverzekeraars Nederland en Zichtbare Zorg. De
daaruit verkregen informatie bevestigt dat het verbeteren van de
kwaliteit van zorg en daarmee ook borstvoeding het beste gegarandeerd
en gemonitord wordt als borstvoeding in een richtlijn en als indicator
(binnen de kraamzorg, eerste- en tweedelijns verloskunde en
ziekenhuiszorg) is/wordt opgenomen en de veldpartijen er zelf mee aan
de slag gaan. Samen met de veldpartijen (platform borstvoeding) werkt
TNO Kwaliteit van Leven momenteel al aan de multidisciplinaire
richtlijn. Door aan te haken bij de Zichtbare Zorg projecten
Verloskunde en Ziekenhuiszorg wordt samen gewerkt aan het vastleggen
van borstvoeding als indicator voor kwaliteit van zorg.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
VGP/ADT 2956823
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport