Gemeente Nijefurd


Expositie Marten Groenhof in gemeentehuis

marten groenhof.jpg

Op donderdag 17 september werd de tentoonstelling van de Heidenskipster schilder/boer Marten Groenhof geopend, met als thema 'Skilderje yn'e streek fan lân, wyn en wetter'. U kunt deze expositie t/m 30 oktober 2009 op werkdagen van 9.00 - 12.00 uur bezichtigen in het gemeentehuis, aan de Merk in Workum.

`Skilder fan 'e streek fan lân, wyn en wetter'

Fékeuringskommisje op culturele toer

Zoals in de vorige editie werd aangekondigd heeft de Fékeuringskommisje Warkum met medewerking van het gemeentebestuur van Nijefurd in het gemeentehuis van Workum een tentoonstelling in kunnen richten van schilderijen van de Heidenskipster schilder/boer Marten Groenhof.

De tentoonstelling wordt donderdagavond 17 september aanstaande geopend om 20.30 uur, waarbij belangstellenden van harte welkom zijn.

Voor de belangstellende lezer en bezoeker van de tentoonstelling in dat kader alvast een korte levensschets van deze autodidact.

Marten Groenhof werd geboren in de Feanpolder in it Heidenskip, toen nog Heidenschap onder Workum, op 2 augustus 1925. Op de boerderij - in de directe nabijheid van de Fluessen - van zijn ouders Christ Groenhof en Neeltje Deinum groeide hij samen met twee broers en een zuster op te midden van vee, vogels, planten, dieren en het wijde water, waarop skûtsjes, zeilboten, motorboten, zich naar het hem toescheen welhaast onbekende verten spoedden of traag langs rietkragen dreven. Deze omgeving ontsloot zijn gevoel voor de schoonheid van de natuur en het landschap, maar ook verwondering over hoe de mens zich daarin een bestaan wist te verwerven. Als jongen zat hij vaak in de stal of in de schuur te tekenen, waarbij hij een scherp oog had voor de houding van mens en dier. Ook skûtsjes, boten werden trefzeker op papier gezet. Helaas zijn er maar enkele schetsen van hem bewaard gebleven - waaronder het nog altijd gebruikte ontwerp voor een reclamebord van het concours in Rijs - maar zijn laatste schilderij, dat in de tekenfase bleef steken, toont zeker die trefzekerheid.

In 1954 `smiet hy de lâpen gear' met Itte van der Wal, wier ouders Jolle en Jacoba van der Wal niet zover - hemelsbreed zeker niet - op de Ida Eke-hoeve aan de Heidenskipsterdyk `buorken'. Het jonge paar woonde een jaar in een ark die vlakbij de ouderlijke boerderij van Marten, in een vaart lag afgemeerd. Toen konden zij de boerderij aan de Heidenskipsterdyk 31 van pake Siebe Jolles van der Wal en beppe Catharina Zijlstra betrekken. Die gingen naar Workum, rentenieren, en vanaf die tijd - ca. 1955 dus - waren Marten en Itte zelfstandig boer en boerin. Ook toen al maakte hij schilderijen, in opdracht - als geschenk bedoeld - of als vrij werk. Hoeveel schilderijen hij heeft vervaardigd is niet bekend, maar het moeten er zeer veel zijn geweest. Hoewel zij als hoofdbedrijf het boerenbestaan uitoefenden, was de `buorkerij' niet van een zodanige omvang dat er een royaal bestaan uit viel te halen. Zodoende kon men Marten aantreffen bij Otte Feenstra, waar hij werkte in het fouragebedrijf dat laatstgenoemde in It Heidenskip uitoefende. Daar hij geen enkele opleiding in tekenen of schilderen had genoten en er meer opdrachten kwamen om een boerderij, een skûtsje, een boerentafereel, te vereeuwigen, rees het plan om een cursus in die richting te volgen. Maar het `bannige bestean' van een kunstenaar-boer verschafte niet de tijd die daarvoor vrij gemaakt moest worden. Het werd daarom een schriftelijke cursus, maar erg succesvol was dat niet om dezelfde reden. De opdrachten die daarvoor gemaakt moesten worden, moesten worden opgestuurd naar een instituut in België. Soms lukte het door drukke werkzaamheden bijna niet om alles tijdig in te sturen en dan kwam het voor dat vrouwlief wel even voor het inkleuren van de opdracht zorgde! De cursus werd tussentijds beëindigd.

Door het toenemen van de opdrachten, waaraan de mond-tot-mond-reclame van eerdere opdrachtgevers zeker bijdroeg, werd al redelijk snel het stramien opgepakt, dat zodra er 's morgens voldoende daglicht was Marten zich in zijn `skilderhokje' (dat er nog steeds is en waar zijn ezel aan een wand hangt) aan de oostelijke zijde van de boerderij aan het schilderen zette en Itte de koeien ging melken. Ook in de mooie zomeravonden benutte hij zo lang mogelijk het daglicht om creatief bezig te zijn. Het vrije werk werd soms in Sneek in een winkel voor prijzen van ca. fl. 85,-- (later oplopend tot ca. fl. 150,--) te koop aangeboden. Menig `skûtsje' of `ûngetiderstafriel' heeft via dat verkoopkanaal een liefhebber gevonden. Ook had hij in Workum een relatie die wel schilderijen van hem innam en er liefhebbers voor had in Amerika, het land van `dreamen en winsken' waar een dergelijke herinnering aan `it heitelân' een prachtig geschenk was. Hoewel dat dan meestal wel fantasielandschappen waren - in die zin dat ze niet topografisch waren te duiden - lag er in die voorstellingen zo'n typisch duidelijk Fries karakter dat ze voor de emigranten het summum als aandenken aan hun geboortegrond opriepen. Dat zijn artistieke kwaliteiten allengs breder bekend werden, had tot gevolg dat de Rabobanken van Koudum en Heerenveen hem verzochten voor hun nieuwgebouwde kantoren een meer dan levensgrote wandschildering te maken. Voor de eigen dorpsgemeenschap schilderde hij voor de opening van het dorpshuis in de zestiger jaren een fors decorstuk, dat dienst deed bij (toneel)uitvoeringen en andere activiteiten. Toen het "Swaeigat" werd gerealiseerd verhuisde het imposante werk, dat een zuidwesthoeks landschap is, naar de opslagruimte, waar het (of delen ervan) zo nu en dan wordt uitgehaald om dienst te doen voor het doel waarvoor het werd vervaardigd.

Opgegroeid aan de boorden van de Fluessen en bovendien met een pake, Brugt Groenhof, die als schipper op een `skûte' op de Zuiderzee voer (maar die in 1904 boer werd in de Feanpolder van It Heidenskip) is het niet verwonderlijk dat hij een liefhebber van de zeilsport was. Toen de mogelijkheid zich voordeed om een - overigens in slechte staat verkerende - tjotter te kopen greep hij die met beide handen aan. Met grote liefde en vakmanschap werd het bootje gerestaureerd. Menig zeiltochtje was het gevolg. Door deze restauratie bedreven geraakt in het hanteren van timmermansgereedschap besloot hij een zeilschouw te bouwen, waarvoor balken grenenhout - die in de Woudsender houtmolen werden verzaagd - bij Sjouwe Eekma werden gekocht. Na deze `meesterproef ' met goed gevolg te hebben volbracht, besloot hij een compleet nieuwe tjotter, geheel naar eigen ontwerp te bouwen. Deze scheepjes zijn tegenwoordig nog in de vaart. De gerestaureerde tjotter is in Heeg terecht gekomen bij de familie Piersma, de andere is, evenals de zeilschouw, familiebezit en in It Heidenskip gebleven.

Tot slot een kleine beschouwing over het werk van deze kunstenaar, die op 5 november 1978 aan de gevolgen van een kwaadaardige ziekte overleed. Qua onderwerpkeuze en schildertrant kan men hem beschouwen als verwant aan de Blauwhuister dichter/schilder/boer Gerben Rypma, die eveneens zijn eigen omgeving vereeuwigde in gedichten, tekeningen en schilderijen. Ook is er verwantschap met Ids Wiersma, die in Fryslân zeer natuurgetrouw de gang van de seizoenen in het boerenbedrijf, en dan vooral dat in de `bouwhoeke', op bijna documentaire wijze vastlegde. Van Wiersma zijn veel schetsmatig vervaardigde tekeningen, voorstudies bewaard gebleven. Van Marten Groenhof, die bekend was met het werk van genoemde kunstenaars - hij bezocht ooit Gerben Rypma - en wellicht inspiratie opdeed naar aanleiding van hun werk, zijn zoals aangehaald slechts een tweetal kleine schetsboekjes bewaard gebleven. Maar meestal werkte hij het onderwerp direct op doek met een tekening uit. Later ging hij wel eens over tot het maken van foto's die dan in zijn `skilderhokje' werden uitgewerkt. Zijn kleurgebruik is naturalistisch met impressionistische trekjes. Bovendien getuigt de uitbeelding van zijn onderwerp van nauwkeurige studie met aandacht voor `nijsgjirrige' details: aan de muur van een boerderij een losse `sile' die gereed hangt voor gebruik. Zijn composities zijn, met name die van de geschilderde schepen, centraal gesteld. Alle aandacht gaat naar het onderwerp, waarbij de horizon op circa een derde of zelfs minder van de hoogte van het schilderij is, een klassieke vlakverdeling die de weidsheid van land en water extra accentueert. In de landschappen benadrukt hij het open karakter van de zuidwesthoek, waarbij toch die oneindige verten van een mooie (zomer)dag tegelijk iets `smûks' oproepen van de kleine gemeenschappen die daarin schijnbaar lukraak lijken te zijn rondgestrooid door een hogere macht.