GGZ uitgedaagd. Onderzoek naar dynamiek en prestaties GGZ 2008-2009
12/10/2009 16:04
BS Health Consultancy
Haarlem, 12 oktober 2009 - GGZ-instellingen hebben de laatste jaren te maken met grote veranderingen. Ook in 2010 staan ze voor niet geringe uitdagingen. In 2010 zal een generieke tariefkorting van 3,5% worden ingevoerd, ondanks dat het gemiddelde rendement van de GGZ-instellingen in 2008 daalde tot slechts 0,3%. Evenals voorgaand jaar heeft BS Health Consultancy een onderzoek uitgevoerd naar de ontwikkelingen in de GGZ-markt en de bedrijfsprestaties van 57 GGZ-instellingen die zich richten op kortdurende curatieve GGZ.
GGZ-sector wordt geconfronteerd met vele veranderingen en onzekerheden
De GGZ-instellingen hebben sinds 2008 als gevolg van de overheveling van de kortdurende curatieve GGZ naar de Zorgverzekeringswet en de invoering van de DBC-financiering te maken met grote veranderingen. Gemiddeld werd in 2008 65% van de totale opbrengsten van de GGZ-instellingen gefinancierd vanuit de Zorgverzekeringswet. Het grootste deel van de GGZ wordt derhalve door de zorgverzekeraars ingekocht en niet langer meer vanuit de zorgkantoren (AWBZ). Dit vergt een andere opstelling van GGZ-instellingen. Vooral wanneer vanaf 2010 zorgverzekeraars (gedeeltelijk) het risicodragerschap over de curatieve GGZ-kosten van volwassen verzekerden zullen dragen, is de verwachting dat zij meer sturen op transparantie van uitkomsten. Om vervolgens prestatiebeloning in te kunnen voeren.
In 2008 stegen de kortlopende schulden als gevolg van de gewijzigde financierings-systematiek explosief met 120%. Deze stijging is enerzijds veroorzaakt door de toename van het (niet-voorgeschoten) onderhandenwerk tot 16% van de totale opbrengsten in 2008. Anderzijds door een dramatische stijging van het financieringstekort (verschil tussen wettelijk budget en ontvangen opbrengsten plus onderhanden werk) met bijna 400% tot 9% van de totale opbrengsten in 2008. Naast de veranderingen wordt de GGZ-sector ook geconfronteerd met onzekerheden. Onzekerheden ten aanzien van het moment van invoering van vrije prijsvorming en prestatiebekostiging. Voorlopig kiest de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voor een generieke tariefkorting in 2010.
Rendement onder druk
De invoering van de generieke tariefkorting van 3,5% zal voor veel GGZ-instellingen een nog grotere uitdaging betekenen in 2010. In 2008 daalde het gemiddelde rendement van de GGZ-instellingen tot slechts 0,3%. In 2007 bedroeg het gemiddelde rendement nog 1,0% en in 2006 1,4%. De daling van het rendement in 2008 is veroorzaakt door een sterkere stijging van de totale bedrijfskosten (8,5%) dan van de bedrijfsopbrengsten (7,8%). De toename van de bedrijfskosten is veroorzaakt door een stijging van de personeelskosten met 9% en een stijging van de financiële lasten met maar liefst 41%. In 2008 boekten ruim een derde van de GGZ-instellingen een negatief resultaat uit gewone bedrijfsvoering. In 2007 was dit nog 'maar' een kwart. Ook blijken de meeste GGZ-instellingen relatief weinig financiële reserves te hebben. Eind 2008 lag bij 93% van de GGZ-instellingen de solvabiliteitsratio nog onder de (marktconforme) 25%. Bij 16% van de GGZ-instellingen lag de solvabiliteit zelfs onder de door het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WfZ) oorspronkelijke gehanteerde vermogenseis van 8%. De gemiddelde solvabiliteitsratio daalde licht, van 15% in 2007 naar 14% in 2008.
Verschillende business modellen om bestand te zijn tegen de toenemende concurrentie
Gevolg van de ontwikkelingen binnen de GGZ is dat relatief kleine GGZ-instellingen (omzet kleiner dan 40 miljoen euro) moeten kiezen voor een specifieke doelgroep met een daarbij passend business model om bestand te zijn tegen de toenemende concurrentie in de sector. Grotere GGZ-instellingen kunnen ervoor kiezen om binnen het concern te werken met verschillende zorgbedrijven voor specifieke doelgroepen. Een adequate uitvoering van generalistische, specialistische en multicomplexe GGZ vraagt om verschillende business modellen. Onderscheidende factoren bij generalistische GGZ zijn met name prijs en de toegankelijkheid/laagdrempeligheid. Aspecten die aan een concurrerende prijs kunnen bijdragen zijn standaardisatie en taakverschuiving tussen een arts en niet-arts. Een ontwikkeling die versneld wordt door de introductie van de praktijkondersteuner GGZ (POH-GGZ) in de eerstelijnszorg. Deze functie wordt door zorgverzekeraars ondersteund en zal van grote invloed zijn op de wijze waarop generalistische GGZ wordt vormgegeven en verleend. De specialistische GGZ leent zich voor een business model waarin de GGZ-instelling zich meer onderscheidt op de aspecten kwaliteit en service. Evidence based zorgprogramma's zijn dan belangrijk om de kwaliteit en effectiviteit te kunnen aantonen van de relatief langer durende en daarmee veelal duurdere behandelingen dan in de generalistische GGZ. Tot slot leent multicomplexe GGZ zich voor een business model waarin maatwerk wordt geleverd en waarbij productinnovaties plaatsvinden die leiden tot nieuwe en verbeterde behandelingen. Dit business model vereist specialisatie op een bepaald terrein waarmee de GGZ-instelling herkend wil worden in en door de markt. Kortom, uitdagingen te over die de GGZ-instellingen op scherp zetten.