NOS, Gesprek met de minister-president, Nederland 1
Radio / TV-interview | 09-10-2009
Minister-president Balkenende, na afloop van de wekelijkse
ministerraad, over de begrotingsbehandeling van Algemene Zaken,
Afghanistan en het besluit over ontpoldering
VAN DEN BRINK:
Meneer Balkenende, gisteren is in de Tweede Kamer de begroting van het
Koninklijk Huis besproken. Heeft u de Koningin daar al over gesproken?
BALKENENDE:
Nog niet.
VAN DEN BRINK:
Denkt u dat ze geïnteresseerd is in uw verhaal of denkt u dat ze het
allemaal wel gehord heeft?
BALKENENDE:
Nou, ik heb heel regelmatig contact met de Koningin. We hebben
natuurlijk afgelopen maandag in algemene zin stil gestaan bij de
ontwikkelingen van deze week. En uiteraard spreek je ook over het
debat van gisteren. En dat is logisch want het gaat om de toekomst van
de monarchie, de toekomst van het staatshoofd. En wat dat betreft was
het wel een heel belangrijk debat.
VAN DEN BRINK:
Heeft zij nieuwe dingen van u gehoord gisteren?
BALKENENDE:
Nou, in de eerste plaats ga ik natuurlijk niet in op de contacten die
ik zelf heb met de Koningin. Ik heb gisteren wel heel nadrukkelijk een
pleidooi willen voeren voor een inhoudelijk Koningschap. Er waren
Kamerleden die zeiden we moeten naar een ceremoniële functie, alleen
de linten door knippen. Nou, ik vind dat zeer onverstandig. Daarmee
doe je ook onrecht aan, ja, het systeem zoals het bij ons werkt. We
hebben een staatshoofd, een Koningin die zeer inhoudelijk
geïnteresseerd is. Die grote kennis van zaken heeft. Die met gezag ook
spreekt over zaken. Nou, dat vind ik eigenlijk een verworvenheid en ik
zou niet graag hebben dat dat teloor zou gaan.
VAN DEN BRINK:
Dat wist zij al wel dat u dat vond, dus daar was ze niet verrast over.
Wist zij dat sommigen van haar familieleden minder met het vliegtuig
mogen reizen?
BALKENENDE:
Ik vind dat u de Koningin hier buiten moet laten. U moet mij
aanspreken.
VAN DEN BRINK:
U heeft gisteren gezegd dat een kleiner deel van de Koninklijke
familie gebruik mag maken van het vliegtuig, ze mogen minder gratis
vliegen. Waarom is dat?
BALKENENDE:
Het is zo, we hebben nu sinds vorig jaar een nieuwe Wet Financieel
Statuut Koninklijk Huis. Daarin wordt geregeld de toelagen die enkele
leden van het Huis krijgen. Dat zijn de Koningin, en Prins
Willem-Alexander de Kroonprins en Prinses Máxima. En nu vind ik dat je
eigenlijk heel consequent die lijn van de Wet Financieel Statuut moet
toepassen op verschillende terreinen. Toen kwam het gisteren over de
vliegkosten. Het is nu zo dat de leden van het Koninklijk Huis hebben
recht om te vliegen - of ze dat wel of niet doen, dat is hun
verantwoordelijkheid - maar dat is een vrij grote groep. En toen heb
ik gezegd...
VAN DEN BRINK:
Wie zijn dat precies?
BALKENENDE:
De leden van het Huis. Dat begint met de Koningin, Prins
Willem-Alexander en zijn echtgenote, Prins Constantijn, Prinses
Margriet, de heer Van Vollenhoven en nog enkele andere kinderen.
VAN DEN BRINK:
Van Pieter van Vollenhoven en Prinses Margriet?
BALKENENDE:
Ja. Maar toen heb ik ook gezegd, als je nu spreekt over het
faciliteitgebied van vliegen zoek dan aansluiting met de Wet
Financieel Statuut. Dus beperk dan de groep van leden van het
Koninklijk Huis die gebruik mogen maken bijvoorbeeld van het
regeringsvliegtuig. Nou dat is het ene voorbeeld. En het tweede
voorbeeld is...
VAN DEN BRINK:
Prinses Margriet mag dat dus niet meer in de toekomst, wat u betreft?
BALKENENDE:
Nee, dat hangt samen met het feit dat je kiest voor een beperking van
de groep die rechthebbend is.
VAN DEN BRINK:
Ze hebben niets verkeerd gedaan, waarschijnlijk, en toch verandert
dat? Is dat niet onrechtvaardig voor hen?
BALKENENDE:
Dat hangt ook samen met het feit dat we van tijd tot tijd ook de zaken
tegen het ligt moeten houden. Ik heb een tweede voorbeeld genoemd in
het debat, dat is het schenkingsrecht. Als leden van het huis
schenkingen doen, dan hoeven daar geen rechten over worden betaald.
Nou, dan zeg ik ook weer van dan moet je ook ten aanzien van dat
onderwerp weer een koppeling aanleggen, aanbrengen met de Wet
Financieel Statuut. Dat je ook daar een eenduidig systeem hebt. Het
verbetert de transparantie. En het is denk ik gewoon goed om dat op
deze manier te doen.
VAN DEN BRINK:
Waarom mogen bijvoorbeeld Prins Willem-Alexander en Máxima wel het
regeringsvliegtuig privé blijven gebruiken? Om bijvoorbeeld zoals in
de Kamer werd gezegd boodschappen te doen in Parijs?
BALKENENDE:
Het is zo, een aantal van het Huis die hebben wat mij betreft ook het
recht om gebruik te maken voor privéactiviteiten, tot een bepaalde
limiet, want het is niet ongelimiteerd. Er is een aantal uren die je
mag gebruiken. Nou, en die groep die ga ik nu beperken en wat dat
betreft is dat wel een verandering ten opzichte van de huidige
situatie.
VAN DEN BRINK:
Maar waarom mogen zij het blijven doen?
BALKENENDE:
Omdat ik, kijk het staatshoofd heeft sowieso recht om te vliegen. Of
het nu zakelijk is of privé, dat is gewoon nou eenmaal inherent aan de
functie van een staatshoofd. En dan zeggen we ook de Kroonprins en
zijn echtgenote zouden gebruik mogen maken van die faciliteit, met een
bepaalde limiet, omdat wij het ook rechtvaardig vinden om dan juist
die samenhang te zien met zoals we nu zaken hebben geregeld in de Wet
Financieel Statuut. Nou het hangt samen met die...
VAN DEN BRINK:
Maar kunt u zich voorstellen dat mensen zeggen: waarom moeten zij
nieuwe schoenen kopen?
BALKENENDE:
Maar ik vind, we hebben een regel die eigenlijk vrij breed is wat
betreft de kring van rechthebbenden. Nou ik vind het heel wat dat we
hebben gezegd we gaan die groep inperken. Dus ja, laten we het daar
eens over hebben.
VAN DEN BRINK:
Denkt u dat het gedoe over het Koninklijk Huis over is na gisteren?
BALKENENDE:
Er is de afgelopen weken veel gedoe geweest en ik heb ook gezegd:
kijk, je mag mij aanspreken als premier. Dat is ook zeer uitbundig
gebeurd, en soms op een hele vreemde manier.
VAN DEN BRINK:
Vond u het vreemd?
BALKENENDE:
Nou, gewoon de bejegening. En ik heb gisteren ook gezegd tegen de
leden van de Kamer, u heeft het over een gedoe, en dan spreekt u mij
aan, maar kijkt u eens wat u zelf allemaal zegt.
VAN DEN BRINK:
Waar heeft u zich aan gestoord, concreet?
BALKENENDE:
Nou, wat ik bijvoorbeeld gisteren, waar ik niet gelukkig mee ben, dat
is dat men zegt: we hebben nu een aantal discussie gehad de afgelopen
weken, en om die reden moeten we nu maar eens gaan praten over een
andere invulling van het Koningschap. Ik vind dat heel unfair. Ik vind
dat onverstandig. Maar ook het gemak waarmee wordt gezegd min 20
procent, bevriezing van toelagen. Ik heb gisteren ook uitgelegd als
het zo is dat ambtenaren een nullijn zouden krijgen of er misschien op
achteruit gaan, dan geldt precies hetzelfde voor de Koningin...
VAN DEN BRINK:
Dat is aan elkaar gekoppeld.
BALKENENDE:
Ja, precies. En dan vind ik het merkwaardig als men ineens zegt: ja
maar in Spanje gebeurt altijd dat. Dan zeg ik van ja, maar je moet het
koppelen aan datgene wat we vorig jaar met elkaar hebben afgesproken.
En wees dan ook consistent. Dus ik vond dat er een aantal lukrake
opmerkingen zijn gemaakt. Ik ben blij dat we hebben kunnen spreken
over Mozambique, een gevoelig onderwerp. En dat ik in ieder geval heb
kunnen uitleggen van wat er allemaal is gebeurd.
VAN DEN BRINK:
Vermoedt u dat het over is nu?
BALKENENDE:
Ik hoop werkelijk dat we niet een paar weken krijgen zoals de
afgelopen week. Ik heb tegen de Kamer nog eens aangegeven, ik heb
vorig jaar gezegd over Mozambique: ik zie het er wel komen. Er zijn
maandenlang geen vragen gesteld, dan opeens ontstaat er rumoer in de
media. En dan vervolgens zien we ineens een aantal Kamerleden dat zeer
actief is. En ik vind dat we moeten voorkomen dat het Koninklijk Huis
en de monarchie in een situatie terechtkomen waarin er steeds aan
wordt getornd.
VAN DEN BRINK:
Heeft u er vertrouwen in dat dat gisteren afdoende is afgerond?
BALKENENDE:
Ik denk dat we gisteren een heel goed debat hebben gehad. En ik geloof
ook dat dat de intentie was van we moeten juist voorkomen dat we
teveel van dit soort type debatten hebben. En ik hoop ook dat
iedereen zich ook bewust is van de verantwoordelijkheid die men heeft
ten opzichte van het Koninklijk Huis.
o AFGHANISTAN
VAN DEN BRINK:
Nederland moet weg uit Afghanistan. Dat heeft de Tweede Kamer deze
week in een motie uitgesproken. Vandaag heeft het kabinet daar over
vergaderd, gaan we dat doen?
BALKENENDE:
Het is zo, de Kamer heeft deze uitspraak gedaan. Ik heb destijds die
motie ontraden op grond van een procedureel argument. Het is zo de
regering regeert, de Kamer controleert. En deze motie is feitelijk een
motie waarin de Kamer op de stoel gaat zitten van de regering. Deze
motie, we hebben er kennis van genomen, we zullen hem ook uitvoeren.
VAN DEN BRINK:
Dat betekent dat we weggaan uit Afghanistan.
BALKENENDE:
Er staat in het laatste, in het dictum, de motie zegt dat het kabinet
wordt verzocht rekening te houden met die uitspraak van de Kamer. En
dat is het ene. En dat zullen we dus ook doen, we zullen rekening
houden met deze motie. Maar ik neem geen voorschot op datgene wat het
kabinet heeft te besluiten.
VAN DEN BRINK:
Dan wordt het een beetje een woordspelletje, u houdt er rekening mee,
maar dat wil niet zeggen dat we perse weggaan daar?
BALKENENDE:
Ik doe geen uitspraken, ik heb dat ook in het Kamerdebat gedaan, ik
doe geen uitspraak over wat het kabinet te besluiten heeft. En waarom?
Het is een complex vraagstuk, we hebben te maken met internationale
verhoudingen.
VAN DEN BRINK:
Meneer Rasmussen van de NAVO zei deze week dat als wij weggaan dat we
dan ruimte geven aan de Taliban.
BALKENENDE:
Dat heb ik ook gehoord. Tegelijkertijd is het nu zo dat wij als
kabinet aan zet zijn. Daar past de grootst mogelijke zorgvuldigheid
bij. En ik heb ook in het Kamerdebat aangegeven, dat ik ook niet wil
dat bewindslieden gaan speculeren over de uitkomsten van dat beraad.
En dat doe ik dus nu ook niet.
VAN DEN BRINK:
Maar wat vond u van de uitspraken van de heer Rasmussen?
BALKENENDE:
Ik begrijp de opmerking in algemene zin, dat de internationale
gemeenschap betrokken moet zijn bij Afghanistan. Dat heb ik zelf ook
altijd gezegd, want de situatie is nu eenmaal zo in dat land dat men
is aangewezen ook op hulp van andere landen. En we hebben wel destijds
ook bepaalde dingen gezegd over wat wij wel en niet zouden doen in
Afghanistan.
VAN DEN BRINK:
Namelijk dat we zouden weggaan in 2010.
BALKENENDE:
Ja, dat is ook gezegd.
VAN DEN BRINK:
Maar als meneer Rasmussen dan toch weer tegen u zegt u moet blijven,
wat zegt u dan?
BALKENENDE:
Nou dan zeg dan zullen we dat bespreken binnen het kabinet. En dat
gaan we niet met de heer Van der Brink bespreken.
o ONTPOLDERING HEDWIGEPOLDER
VAN DEN BRINK:
Heeft u uw moeder al gesproken vandaag?
BALKENENDE:
Ja, ik heb mijn moeder gesproken. Ze was deze week ook jarig. En dat
is ook een mooi moment.
VAN DEN BRINK:
Maar heeft u haar al verteld dat die polder in Zeeland onder water
gezet gaat worden?
BALKENENDE:
Ik heb haar nu nog niet kunnen spreken, want de hele dag aan het
vergaderen geweest. Ik heb natuurlijk wel gesproken in de
persconferentie over deze polder. Het is een hele gevoelige discussie
in Zeeland, daar ben ik me zeer van bewust.
VAN DEN BRINK:
Dat die polder onder water gezet wordt, dat is nodig voor
natuurcompensatie hè?
BALKENENDE:
Ik begrijp zeer goed de gevoelens in Zeeland. De ramp van 1953, wat er
toen is gebeurd, de kracht van het water. Dus ik begrijp het zeer wel
dat men in Zeeland zegt: wij willen niet dat er ontpolderd wordt. Dat
begrijp ik zeer wel. Dat is ook het gevoel en de opvatting van een
meerderheid in de Tweede Kamer, al enkele jaren lang. En precies om
die reden hebben we als kabinet gezegd in april, laten we nu kiezen
voor een alternatief als het mogelijk is. En toen hebben we gezegd,
buiten de dijken, dus zonder ontpoldering. Maar we hebben
tegelijkertijd aangegeven, als dat nu op grond van
internationaalrechtelijke regels niet kan, dan moeten we toch terug
naar die mogelijkheid van ontpoldering. Nou, dat hebben we vandaag
moeten vaststellen.
VAN DEN BRINK:
Maar vindt u het dan zelf een zuur besluit?
BALKENENDE:
Ik vind het jammer dat die alternatieve mogelijkheid niet gerealiseerd
kan worden. En dat is natuurlijk ook een opvatting van de Tweede
Kamer, en ook de opvatting van het kabinet. Alleen we hebben moeten
vaststellen dat de alternatieve mogelijkheid onvoldoende soelaas
biedt. Als we toch zouden doorgaan, dan hebben we onoverkomelijke
juridische problemen. En wij mogen ook onze ogen daar niet voor
sluiten. Dat raakt ook de contacten met Vlaanderen.
VAN DEN BRINK:
De Vlamingen waren boos hè?
BALKENENDE:
Ja, en dat begrijp ik ook. Ziet zozeer boos op ons, maar boos om het
feit dat de uitdieping van de Westerschelde wel eens op de lange baan
geschoven kon worden. Dat is trouwens ook precies onze opvatting.
VAN DEN BRINK:
Het is niet een heel mooi besluit zegt u, maar het kon niet anders. En
dus is het goed?
BALKENENDE:
Het is een onvermijdelijk besluit. Dat is denk ik de goede typering.
VAN DEN BRINK:
Dank voor dit gesprek.
BALKENENDE:
Graag gedaan.
(letterlijke tekst, ongecorrigeerd, AK)
Ministerie van Algemene Zaken