Algemeen Overleg over de Nederlandse positie inzake de betekenis van
de uitslag van het Iers referendum voor Europa en voor de ratificatie
en implementatie van het verdrag van Lissabon
Kamerbrief inzake Algemeen Overleg over de Nederlandse positie inzake de
betekenis van de uitslag van het Iers referendum voor Europa en voor de
ratificatie en implementatie van het verdrag van Lissabon
Kamerbrief | 5 oktober 2009
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister-President, conform
het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken de brief aan
over de Nederlandse positie inzake de betekenis van de uitslag van het
Ierse referendum voor Europa en voor de ratificatie en implementatie
van het verdrag van Lissabon.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
Graag bieden wij u de reactie aan op het verzoek van de vaste
Commissie voor Europese Zaken van 24 september jl. (uw kenmerk
09-EU-B-027) inzake de betekenis van de uitslag van het referendum
voor Europa en voor de ratificatie en de implementatie van het verdrag
van Lissabon.
Inwerkingtreding verdrag van Lissabon
De regering is verheugd over de positieve uitslag van het Iers
referendum. De Ierse bevolking heeft haar steun gegeven aan het
verdrag van Lissabon en daarmee de weg geopend voor een slagvaardiger,
coherenter, transparanter en democratischer Europa.
Het Iers "ja" betekent een grote stap vooruit in de richting van
implementatie van het nieuwe verdrag. Na de bekrachtiging door de
Ierse regering zijn er nog twee lidstaten die niet hebben bekrachtigd,
Polen en Tsjechië. In beide landen hebben de parlementen hun
goedkeuring al verleend. De Poolse president heeft zich tot nu toe op
het standpunt gesteld het verdrag te zullen bekrachtigen na een Iers
"ja". De Tsjechische president heeft verklaard het verdrag te kunnen
bekrachtigen zodra hij zeker weet dat het niet in strijd is met de
Tsjechische Grondwet. Het is op dit moment onbekend of het
Constitutionele Hof in Tsjechië de ingediende klacht van 17 Senatoren
ontvankelijk zal verklaren en zo ja, hoe lang het precies zal duren
voordat er een uitspraak is.
De Nederlandse regering ziet bij voorkeur dat het Verdrag van Lissabon
per 1 november as. in werking kan treden, maar houdt er rekening mee
dat inwerkingtreding later zal plaatsvinden. Inwerkingtreding per 1
januari 2010 lijkt een realistischer scenario. Mocht de klacht in
Tsjechië er toe leiden dat inwerkingtreding pas in februari of maart
aan de orde is dan zou dat kunnen betekenen dat de
benoemingsprocedures er anders uit komen te zien.
Benoeming Commissie, Hoge Vertegenwoordiger, vaste voorzitter Europese
Raad
Op 1 november aanstaande loopt de termijn van de zittende Commissie
af. Omdat op die datum het nieuwe college nog niet zal zijn
goedgekeurd door het Europees Parlement zal de zittende Commissie de
werkzaamheden voortzetten tot een nieuwe Commissie is geïnstalleerd.
Om redenen van rechtszekerheid moet het streven erop gericht zijn om
uiterlijk per 1 januari 2010 een nieuwe Commissie geïnstalleerd te
hebben.
De inzet van het Zweedse voorzitterschap is om alle benoemingen
tijdens de Europese Raad van 29, 30 oktober as. voor te bereiden. In
de komende weken zullen de lidstaten onder leiding van het Zweedse
voorzitterschap een inschatting moeten maken van de resterende duur
van de procedures in Polen en Tsjechië. Als de verwachting is dat op
of rond 1 januari 2010 het Verdrag van Lissabon in werking zal zijn
getreden dan zal de verdere benoemingsprocedure onder dat verdrag
kunnen plaatsvinden. Als de inwerkingtreding langer op zich zal laten
wachten dan komen er andere scenario's in zicht. Als bekend, is de
voorzitter van de Commissie al door de Europese Raad aangewezen en
door het Europees Parlement gekozen.
Scenario inwerkingtreding van het nieuwe verdrag rond 1 januari 2010:
Commissie: het voorzitterschap zal de voorbereidingen voor de
benoeming van een nieuwe Commissie al wel beginnen, zelfs als het
verdrag van Lissabon nog niet in werking is getreden. Het
voorzitterschap heeft enige tijd geleden aangekondigd tijdens de
Europese Raad van eind oktober, in onderlinge overeenstemming met de
nieuwe voorzitter van de Commissie, de lijst vast te laten stellen van
de overige personen die hij voorstelt tot lid van de Commissie te
benoemen (dat is inclusief de Hoge Vertegenwoordiger die tevens vice
voorzitter van de Commissie zal worden). Daarna volgt dat de
voorzitter van de Commissie, de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie en
de overige leden van de Commissie als college ter goedkeuring worden
voorgelegd aan het Europees Parlement. Dan kan met de hoorzittingen in
het Europees Parlement worden begonnen. De daadwerkelijke stemming in
het EP kan echter pas plaatsvinden wanneer het verdrag van Lissabon in
werking is getreden. Daarna volgt goedkeuring door de Europese Raad
met gekwalificeerde meerderheid en vervolgens kan de nieuwe Commissie
aan de slag. Daarbij moet worden gedacht aan de eerste week van
januari.
Vaste voorzitter Europese Raad: Het Zweedse voorzitterschap wil op de
Europese Raad van eind oktober ook de benoeming van de vaste
voorzitter van de Europese Raad agenderen. De vaste voorzitter van de
Europese Raad kan formeel pas benoemd worden door de Europese Raad,
nadat het verdrag van Lissabon in werking is getreden. Ook hierbij
moet worden gedacht aan de eerste week van januari.
Scenario inwerkingtreding van het nieuwe verdrag enige tijd na 1
januari 2010:
Commissie: Mocht het zo zijn dat in de komende weken duidelijk wordt
dat inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon nog enige tijd zal
duren (als gevolg van de klacht voor het Constitutionele Hof in
Tsjechië) dan moeten we er rekening mee houden dat het voorzitterschap
zal voorstellen de Commissie op basis van het verdrag van Nice te
benoemen. In dat geval zal eerst een Raadsbesluit bij unanimiteit over
de verkleining van de Commissie moeten worden genomen. Immers, het
protocol betreffende de instellingen bij het verdrag van Nice regelt
in artikel 4, tweede lid, dat de omvang van de nieuwe Commissie in
ieder geval kleiner moet zijn dan het aantal lidstaten. Een
mogelijkheid is dat deze verkleining uitkomt op 26 (commissarissen) +
1 (Hoge Vertegenwoordiger). Een grotere reductie van de Commissie ligt
niet voor de hand, gezien de afspraak die met Ierland is gemaakt
tijdens de Europese Raad van december 2008 (dat na inwerkingtreding
van het verdrag van Lissabon iedere lidstaat zijn Commissaris mag
behouden).
Voor wat betreft de procedure geldt hetzelfde als hierboven: de
Europese Raad zal een lijst vaststellen, in onderlinge overeenstemming
met de nieuwe voorzitter van de Commissie, van de overige personen die
hij voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen. Hierna wordt het
college als geheel ter goedkeuring voorgelegd aan het Europees
Parlement en kan met de hoorzittingen in het Europees Parlement worden
begonnen. Daarna stemt het Europees Parlement en volgt goedkeuring in
de Europese Raad.
Het verschil is dat de Hoge Vertegenwoordiger geen onderdeel zal
uitmaken van de Commissie. In dit scenario immers, benoemt de Europese
Raad een Hoge Vertegenwoordiger `oude stijl' die niet tevens lid wordt
van de Commissie (als vice voorzitter).
Als vervolgens het verdrag van Lissabon alsnog in werking treedt, dan
moeten er nog twee zaken gebeuren:
De Europese Raad moet de Hoge Vertegenwoordiger tevens vice-voorzitter
van de Commissie benoemen die vervolgens ter goedkeuring aan stemming
in het EP zal worden onderworpen. Het ligt voor de hand dat dit
dezelfde persoon is die eerder tot Hoge Vertegenwoordiger `oude stijl'
was benoemd.
Tevens moet de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid voor een
periode van tweeëneenhalf jaar een vaste voorzitter benoemen.
In de komende weken zal duidelijk worden wat verwacht kan worden ten
aanzien van het tijdpad van de inwerkingtreding van het verdrag van
Lissabon en wat het Zweedse voorzitterschap op basis daarvan zal
besluiten.
Ten aanzien van de voor te dragen Commissaris uit Nederland (in beide
scenario's), beraadt het kabinet zich over een kandidaat. Nederland
zal daarbij ook deze keer weer inzetten op een kandidaat voor een
zware portefeuille.
Implementatie verdrag van Lissabon
Nu de bekrachtiging door alle lidstaten van het verdrag van Lissabon
dichterbij komt, zullen in Brussel de besluiten ten behoeve van de
implementatie van het verdrag worden voorbereid. Als bekend, wordt in
het verdrag van Lissabon een aantal meestal technische besluiten
aangekondigd die moeten worden genomen ter uitwerking van het verdrag.
Een voorbeeld is het opstellen van een reglement van orde voor de
Europese Raad, omdat de Europese Raad een instelling wordt onder het
verdrag van Lissabon.
Daarnaast geldt dat het huidige reglement van orde van de Raad zal
moeten worden aangepast omdat op grond van het verdrag van Lissabon de
huidige RAZEB wordt gesplitst in twee verschillende Raden: de Raad
Algemene Zaken (RAZ) en de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ). De RAZ zal
worden voorgezeten door het roulerend voorzitterschap, terwijl de RBZ
een vaste voorzitter krijgt, te weten de Hoge Vertegenwoordiger.
De RAZ zal verantwoordelijk worden voor de algehele coördinatie van
het beleid, institutionele vraagstukken en tevens voor horizontale
dossiers die gevolgen hebben voor verschillende beleidsterreinen van
de Unie. Daarnaast zal de RAZ het voorbereidende orgaan voor de
Europese Raad worden. Daartoe zal de RAZ de geannoteerde agenda van de
Europese Raad opstellen, de ontwerpconclusies en andere
ontwerpbesluiten van de Europese Raad behandelen.
De RBZ wordt verantwoordelijk voor een coherent extern optreden van de
Unie, en zal alle daarmee samenhangende onderwerpen behandelen. Hoewel
de RBZ door de Hoge Vertegenwoordiger wordt voorgezeten is het
tegelijkertijd voor het draagvlak van het Gemeenschappelijk
Buitenlands en Veiligheidsbeleid van belang de verantwoordelijkheid,
betrokkenheid en zichtbaarheid van de ministers van Buitenlandse Zaken
te garanderen.
Met de nieuwe spelers (vaste voorzitter van de Europese Raad en Hoge
Vertegenwoordiger tevens voorzitter van de Raad Buitenlandse Zaken)
onder het verdrag van Lissabon moet de besluitvorming van de Unie
zowel intern als naar buiten toe slagvaardiger en coherenter worden.
Het kabinet hecht eraan dat bij de besluitvorming zowel in de Europese
Raad als in de Raad Buitenlandse Zaken en in het verdere optreden van
beide nieuwe spelers er voor gezorgd wordt dat zij draagvlak behouden
onder alle 27 lidstaten. De besluitvorming moet transparant zijn en
voor alle lidstaten, groot en klein, goed te volgen. Daarom moet de
samenwerking van deze spelers met de roulerende voorzitterschappen ook
goed zijn geregeld.
In Benelux-kader is afgesproken gezamenlijk op te trekken in de
onderhandelingen over de implementatie kwesties. Er zijn hiervoor
uitgangspunten geformuleerd voor de onderhandelaars.
Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO)
Een ander besluit dat zal moeten worden genomen ter uitwerking van het
Verdrag van Lissabon is het oprichtingsbesluit voor een Europese
Dienst voor Extern Optreden (`EDEO'), conform artikel 27 van het
nieuwe Verdrag.
Naar aanleiding van de motie Ormel (Kamerstuk 31 384, nr. 18) over de
visie van het kabinet ten aanzien van het mandaat van de EDEO, de
controle en institutionele inbedding en de samenwerking van de EDEO
met de Nederlandse diplomatieke dienst, informeren wij u als volgt.
De besprekingen over oprichting van de EDEO gaan binnenkort van start.
Het Zweedse voorzitterschap streeft ernaar uitgangspunten van de Raad
aan de beoogde nieuwe Hoge Vertegenwoordiger mee te geven eind
oktober. Vervolgens zal de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger aan de slag
gaan met het voorbereiden van een Raadsbesluit over de inrichting en
werking van de EDEO dat door de Raad met unanimiteit moet worden
aangenomen na raadpleging van het Europees Parlement en met instemming
van de Commissie. Dit besluit wordt niet voor begin 2010 verwacht.
De EDEO zal de Hoge Vertegenwoordiger ondersteunen bij de uitvoering
van zijn taken ten behoeve van een coherent extern beleid. De EDEO
zal, zo is de Nederlandse inzet, een dienst worden die het coherent en
geïntegreerd optreden van de Unie mogelijk moet maken. De dienst zal
bestaan uit functionarissen in Brussel en bij de EU-delegaties in
derde landen en bij internationale organisaties.
De Hoge Vertegenwoordiger en dus ook zijn ondersteunende dienst EDEO
zal zelf verantwoordelijk zijn voor het Gemeenschappelijk Buitenlands
en Veiligheidsbeleid en het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid en
de daarbij behorende instrumenten zoals het stabiliteitsinstrument, de
nabuurschapsfondsen en het mensenrechtenfonds. Voor andere onderdelen
van het extern beleid zoals handel, ontwikkelingssamenwerking en
uitbreiding geldt dat deze beleidsterreinen niet als zodanig onder de
verantwoordelijkheid van de HV en zijn dienst behoeven te worden
gebracht. Het is echter van wezenlijk belang dat zowel binnen de
Commissie als op de EU-delegaties de nodige voorzieningen worden
getroffen om ervoor te zorgen dat de HV zijn verantwoordelijkheid voor
een coherent extern beleid kan waarmaken.
De dienst zal stapsgewijs worden opgebouwd uit ambtenaren van de
Commissie en van het Raadssecretariaat en diplomaten uit de lidstaten,
naar een van te voren vastgelegde eindsituatie met een evaluatie na
drie jaar. De instroom van nationale diplomaten zal naar verwachting
geleidelijk plaatsvinden. Voor Nederland houdt het kabinet rekening
met 15 à 25 diplomaten in de eindfase, afhankelijk van de precieze
inrichting van de EDEO.
In de eerste fase van de EDEO, de jaren waarin de EDEO stapsgewijs
wordt opgebouwd, zal de EDEO geen andere taken gaan verrichten dan nu
door de diensten van Commissie en/of het Raadssecretariaat worden
verricht. Wel is in het verdrag van Lissabon voorzien dat de EDEO goed
moet samenwerken met de diplomatieke vertegenwoordigingen van de
lidstaten. De huidige gescheiden delegaties van het Raadssecretariaat
en de Commissie zullen moeten samengaan tot geïntegreerde
EU-delegaties. De Nederlandse diplomatieke posten zullen in de
opbouwperiode regelmatig moeten rapporteren over het functioneren van
deze geïntegreerde delegaties, de samenwerking met de posten van de
lidstaten en de bijdrage aan een coherent extern optreden van de EU.
Na de evaluatie kan op basis van de ervaringen met de EDEO en de
samenwerking met de posten van de lidstaten worden bezien of het
mandaat van de EDEO moet worden uitgebreid met taken die nu door
nationale diensten worden vervuld. Pas dan komt aan de orde of en zoja
welke gevolgen een dergelijke overdracht van taken naar de EDEO zou
hebben voor de Nederlandse diplomatieke dienst.
Ministerie van Buitenlandse Zaken