vragen van de leden Ferrier en Cörüz over de 'Second Conference of
States Parties to the Convention on the Rights of Persons with
Disabilities
Beantwoording vragen van de leden Ferrier en Cörüz over de 'Second
Conference of States Parties to the Convention on the Rights of Persons with
Disabilities
Kamerbrief | 6 oktober 2009
Graag bieden wij u, mede namens de Staatssecretaris van
Volksgezondheid Welzijn en Sport, hierbij de antwoorden aan op de
schriftelijke vragen gesteld door de leden Ferrier en Cörüz over de
`Second Conference of States Parties to the Convention on the Rights
of Persons with Disabilities'. Deze vragen werden ingezonden op 2
september 2009 met kenmerk 2009Z15510.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
1.
Bent u op de hoogte van de `Second Conference of States Parties to the
Convention on the Rights of Persons with Disabilities' die van 2 tot 4
september 2009 plaatsvindt in New York?
Ja.
2.
Staat dit congres alleen open voor de staten die het verdrag inzake de
rechten van personen met een handicap geratificeerd hebben? Zo nee, op
welke manier zal Nederland daar vertegenwoordigd zijn? Wat zal de
Nederlandse inbreng behelzen?
3.
Bent u bereid de Kamer te rapporteren over de uitkomsten van de
conferentie?
Vragen 2 en 3:
De Conferentie voor verdragspartijen bij het VN-Verdrag voor de
rechten van personen met een handicap stond niet alleen open voor
landen die het verdrag al hebben geratificeerd. Ook landen die het
verdrag wel ondertekend maar nog niet geratificeerd hebben en andere
waarnemers konden deelnemen aan de Conferentie. Nederland was op de
Conferentie vertegenwoordigd vanuit de ministeries van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Verkeer en Waterstaat en
Buitenlandse Zaken en de Vereniging Platform Gehandicapten Nederland
(VGPN).
De conferentie had tot doel momentum te behouden, samenwerking tussen
verdragspartijen en niet-gouvernementele organisaties (NGO's) te
bevorderen en 'best practices' en informatie uit te wisselen, teneinde
tenuitvoerlegging van het verdrag te bespoedigen. In het bijzonder
werd stil gestaan bij de vraag tot welke nationale wetswijzigingen het
verdrag aanleiding geeft. De Conferentie had deels een informeel
karakter, wat tot uitdrukking kwam in een aantal rondetafelgesprekken
met experts en NGO's, een informele bijeenkomst over de gevolgen van
de economische crisis en verschillende nevenbijeenkomsten waar vooral
NGO's informatie boden over verschillende aspecten van het verdrag.
Daarna werd eerst en vooral aan de verdragspartijen de gelegenheid
geboden om een bijdrage te leveren. Hoewel Nederland het VN-Verdrag
alleen heeft ondertekend, heeft de Nederlandse delegatie wel een
actieve bijdrage kunnen leveren in zowel de formele sessies als de
rondetafelgesprekken, de informele sessie en de nevenbijeenkomsten.
Daarbij is uitleg gegeven over de Nederlandse situatie en zijn
kwesties als toegankelijkheid van diensten en de redelijke aanpassing
ter discussie gesteld. Hierdoor heeft Nederland op internationaal
niveau getoond dat het betrokken is bij de doelstelling van het
verdrag. Daarnaast is van gedachten gewisseld met andere landen over
het proces van ratificatie en tenuitvoerlegging, door vergelijking van
nationale systemen.
Inhoudelijk liggen de resultaten van de conferentie op drie vlakken:
het ratificatieproces, de reikwijdte van de verplichtingen van het
verdrag en de wijze waarop staten verplichtingen tenuitvoerleggen. Op
deze drie punten gaan wij hier nader in.
De Nederlandse goedkeuringsprocedure vereist twee dingen: helderheid
over de verdragsverplichtingen en een toets van bestaande wetten en
beleid. Niet alleen Nederland kent deze systematiek, ook bijvoorbeeld
de VS. Andere landen beginnen pas na ratificatie met
tenuitvoerlegging. Tijdens de conferentie is gesproken over de
spanning die deze procedure met zich meebrengt voor met name díe
landen die zowel hun federale als lokale wetgeving moeten aanpassen.
Het onderwerp kwam eveneens aan bod tijdens een nevenbijeenkomst
waarin de Amerikaanse delegatie inging op de rol van NGO's in het
ratificatieproces.
In meer inhoudelijke discussies tijdens de conferentie, bleek dat veel
landen geneigd zijn om verdragsbepalingen restrictief uit te leggen.
NGO's spraken enerzijds uit dat het verdrag harde verplichtingen
oplegt, maar gaven anderzijds ook aan begrip te hebben voor de
behoefte aan tijd en middelen om het verdrag ten uitvoer te leggen.
Dit genuanceerde standpunt van de NGO's werd ook verwoord door leden
van het verdragscomité. Opmerkelijke voorbeelden van maatregelen in
verschillende landen in het kader van de tenuitvoerlegging van het
verdrag bleken veelal het gevolg te zijn van nationale ontwikkelingen
die los van het verdrag staan.
In de bijdragen van de landen in de formele sessies en in de
nevenbijeenkomsten is uitleg gegeven over de wijze waarop
verdragspartijen op onderdelen van het verdrag hun wetgeving aangepast
hebben. Alleen in de in nevenbijeenkomsten was er ruimte om deze
maatregelen in de nationale context te plaatsen. Dat gold bijvoorbeeld
ten aanzien van de wijze waarop Canada en Hongarije omgaan met de
rechtsfiguur van de wettelijk vertegenwoordiger bij mensen met een
psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap. Dit
zorgde voor een bijzonder informatief karakter van de
nevenbijeenkomsten.
4.
Zou u, zoals ook gevraagd tijdens het algemeen overleg over
mensenrechtenbeleid van 16 juni dit jaar, de Kamer kunnen informeren
over de stand van zaken met betrekking tot de ratificatie van het
Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap en het
facultatieve Protocol?
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft u
recent bij brief geïnformeerd over de voortgang bij de verschillende
trajecten op het gebied van gelijke behandeling van mensen met een
handicap of chronische ziekte, waaronder de voorbereiding van de
ratificatie van het VN-Verdrag en over het Facultatief Protocol bij
het VN-Verdrag. Kortheidshalve verwijzen wij hiernaar.
5.
Kunt u de Kamer informeren over de stand zaken ten aanzien van het
betrekken van de gehandicaptenproblematiek in het ontwikkelingsbeleid,
waarbij het gaat om het doorbreken van taboes en het betrekken van
gehandicaptenproblematiek bij zaken zoals seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten (SRGR), strijd tegen HIV/AIDS en toegang tot
onderwijs?
Artikel 32 van het verdrag betreft Internationale Samenwerking.
Nederland heeft een inspanningsverplichting om steun te verlenen aan
ontwikkelingslanden die de rechten van mensen met een handicap willen
versterken. Eén van de mogelijke instrumenten om deze steun te
verlenen is het voeren van `inclusief beleid'.
Het huidige beleid voor ontwikkelingssamenwerking is inclusief: het is
erop gericht om aandacht voor gehandicapten en andere kwetsbare
groepen te integreren binnen onder andere het onderwijs- en
gezondheidsbeleid. Zo zijn in het nieuwe beleid voor HIV/aids en
seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, dat zich in
belangrijke mate richt op kwetsbare groepen, mensen met een beperking
expliciet benoemd. Kansen om dit aspect in politieke boodschappen en
activiteiten te benadrukken worden benut.
Verder wordt financiële ondersteuning gegeven aan organisaties die
opkomen voor de belangen van mensen met een beperking, onder andere de
Dutch Coalition on Disability and Development. Maar ook vele andere
NGO's en multilaterale organisaties besteden met Nederlandse steun
aandacht aan mensen met een beperking, zoals de Wereldbank, het
Liliane Fonds en UNAIDS.
Nederland stuurt er op aan dat in de lerarenopleiding aandacht wordt
geschonken aan kinderen met een visuele of auditieve handicap of met
leermoeilijkheden, zodat docenten problemen kunnen identificeren, deze
kinderen kunnen ondersteunen en/of kunnen verwijzen naar meer
gespecialiseerde instanties. In landen waar scholenbouw een belangrijk
onderdeel is van de nationale plannen, wordt getracht in het
bouwkundige ontwerp ervoor te zorgen dat nieuwe scholen toegankelijk
zijn voor rolstoelen. Nederland is een van de grootste donoren van
UNICEF. UNICEF besteedt op verschillende wijzen aandacht aan de
gehandicaptenproblematiek. In ruim 50 landen vinden specifieke
programma's plaats die betrekking hebben op bewustwording en
advisering inzake de gehandicaptenproblematiek alsmede directe
ondersteuning bieden aan gehandicapten. Daarnaast maakt aandacht voor
deze problematiek integraal onderdeel uit van de onderwijsprogramma's
van UNICEF.
Ook in de dialoog met partnerlanden zet Nederland in op integratie van
kwetsbare groepen in het reguliere onderwijs en de reguliere
gezondheidszorg. De Nederlandse regering is niet direct zelf betrokken
bij de uitvoering van beleid en acht het daarom belangrijk om zicht te
krijgen op de effecten van de Nederlandse ondersteuning. De
beschikbaarheid van data die dit inzichtelijk maken is daarbij een
probleem. Momenteel wordt gekeken hoe dit, in samenwerking met andere
donoren, verbeterd kan worden.
Pagina 4 van 4
Ministerie van Buitenlandse Zaken