Persbericht van de Universiteit Utrecht
7 oktober 2009
Onderzoek naar ideeën van jongeren over moslimradicalisme en rechts-extremisme
Jongeren radicaliseren door onrechtvaardigheid, groepsdreiging en onzekerheid
Jongeren zijn eerder geneigd tot radicaal gedrag wanneer zij in hun ogen onrechtvaardig worden behandeld. Ook onzekerheid over zichzelf en groepsdreiging kunnen sympathie voor moslim- of rechts-radicaal gedachtegoed in de hand werken. Dat concludeert Kees van den Bos, hoogleraar Sociale psychologie aan de Universiteit Utrecht, in het rapport 'Waarom jongeren radicaliseren en sympathie krijgen voor terrorisme'. Het rapport is geschreven op verzoek van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie.
Samen met collega's Annemarie Loseman en Bertjan Doosje bestudeerde Van den Bos hoe in Nederland levende jongeren denken over moslimradicalisme en rechts-extremistische ideeën. Daartoe werd een internetsurvey afgenomen onder 1341 jongeren. Het blijkt dat sympathie voor moslim- of rechts-radicaal gedachtegoed vooral een grote kans van ontstaan heeft wanneer jongeren denken dat hun groep wordt achtergesteld en daarmee onrechtvaardig wordt behandeld door de samenleving.
Symbolische bedreiging
Ook groepsdreiging, waarbij een groep zich bedreigd voelt door andere groepen in de samenleving, is een indicator dat jongeren sympathieker over radicalisering kunnen gaan denken. Vooral bij autochtone rechtse jongeren speelt dit een grote rol: zij ervaren veel symbolische bedreiging van hun Nederlandse identiteit door de aanwezigheid van andere culturen in Nederland. Onzekerheid kan eveneens leiden tot radicalisering, maar uit het onderzoek blijkt dat deze factor minder van betekenis is dan onrechtvaardigheid en groepsdreiging. Als gevolg van gevoelens van onrechtvaardigheid, groepsdreiging en onzekerheid, kunnen jongeren boos worden op de maatschappij. Deze negatieve emoties leiden vervolgens mogelijkerwijs tot het daadwerkelijk vertonen van gewelddadig en ander kwetsend gedrag.
Afwijzing terrorisme
De onderzoekers deden ook een kleinschaliger kwalitatief onderzoek, waarbij interviews werden gehouden met zowel relatief radicale moslimjongeren als met relatief rechtse jongeren. Beide groepen geven aan te begrijpen hoe het proces verloopt waardoor iemand terrorist wordt. De radicale moslimjongeren noemen vooral onwetendheid en onvoldoende kennis van de islam binnen hun eigen groep als oorzaak van dit proces. Sommigen denken dat stigmatisering in de media of onderdrukking door 'het westen' de basis vormt voor terrorisme onder moslims. De autochtone nationalistische jongeren zoeken de oorzaken vooral extern. Negatieve ervaringen met "buitenlanders" worden door hen genoemd als een belangrijke reden om uiteindelijk rechts-extremistisch geweld te gebruiken. De moslimjongeren en de autochtone rechtse jongeren die deelnamen aan het interview zijn het over een ding met elkaar eens: ze wijzen terrorisme vrijwel allemaal expliciet af.
Rapport
Het volledige onderzoeksartikel is hier te vinden.
Universiteit Utrecht
Universiteit Utrecht