ChristenUnie


Scholen moeten van zelfmoordgedachten eerder signaleren

Scholen moeten van zelfmoordgedachten eerder signaleren

woensdag 07 oktober 2009 13:48 De ChristenUnie wil dat signalen over neiging tot zelfdoding eerder herkend worden in het voortgezet onderwijs. Het Nederlands Jeugd Insituut (NJi) constateerde deze week dat zelfdoding onder jongeren een steeds groter aandeel heeft in de sterfgevallen onder jongeren. Tweede Kamerlid Joël Voordewind: ,,Door intensieve contacten tussen docent en leerling kunnen eventuele gedachten over zelfdoding eerder worden gesignaleerd. Met als doel om zoveel mogelijk werkelijke zelfdodingspogingen te voorkomen."

Het afgelopen jaar is het kabinet voortvarend aan de slag gegaan met de eerdere oproep van Joël Voordewind om neigingen tot zelfdoding sneller en beter te herkennen op school en via de Centra voor Jeugd en Gezin. Maar de resultaten laten zich niet of te weinig zien in de cijfers. Het NJi en het RIVM adviseren in aanvulling hierop om een extra contactmoment te plannen tussen leerling en professional. Het NJi geeft als toelichting dat psychische problemen bij jongeren op hun veertiende of vijftiende naar boven komen. Voordewind: ,,De hulp moet zich niet alleen richten op zelfdoding, maar op psychische problemen in het algemeen. Een aantal gemeenten heeft op eigen initiatief zo'n extra contactmoment ingesteld, bijvoorbeeld Rotterdam." Voordewind pleit er voor om dit voorbeeld ook in andere steden te volgen.

De ChristenUnie bracht in 2008 de notitie `De noodkreet gehoord' uit met daarin een bundeling van suïcide-preventie-voorstellen. Op aandringen van de ChristenUnie kwam het kabinet met een eigen Nationaal Plan Preventie Suïcide.
---

Vragen van het lid Voordewind (ChristenUnie) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister voor Jeugd en Gezin over het vroegtijdig signaleren op middelbare scholen van neigingen tot zelfdoding. 1. Kent u het bericht "Zelfmoord onder jongeren steeds belangrijkere doodsoorzaak" van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi)? 2. Hoe beoordeelt u de constatering van het NJi dat de relatieve toename van het aandeel van zelfdoding in de sterfgevallen onder jongeren is te verklaren door het relatief grotere succes in preventie van andere doodsoorzaken? 3. Wanneer kan de Kamer de rapportage over zelfdoding over 2008 verwachten, aangezien het CBS onlangs de nieuwe statistieken presenteerde over zelfdoding onder jongeren? 4. Wat vindt u van de oproep van het NJi en het RIVM om meer inzet van professionals op middelbare scholen, zodat suïcidaliteit onder jongeren eerder wordt gesignaleerd en hulp kan worden geboden, waarbij in het bijzonder een extra contactmoment wordt geadviseerd? 5. Bent u bereid om de adviezen van NJi en RIVM over te nemen, in aanvulling op uw beleid om kennis over suïcidepreventie te verspreiden bij onder meer Centra voor Jeugd en Gezin en Zorg- en Adviesteams?

Joël Voordewind