Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
31 889 Interpellatie-Jasper van Dijk over de beloningsleidraad voor
bestuurders in het voortgezet onderwijs
Nr. Verslag van een schriftelijk overleg
Vastgesteld d.d. ...
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben
enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over
de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mw. J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, d.d. 27 maart 2009 inzake de
motie van de leden Jasper van Dijk en Besselink in vervolg op het
interpellatiedebat op 12 maart 2009 over de beloningsleidraad voor
bestuurders in het voortgezet onderwijs (VO). Bij brief van ... heeft de
staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna
afgedrukt.
De voorzitter van de commissie
Van Bochove
Adjunct-griffier van de commissie
Bosnjakovi-van Bemmel
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de reactie
van de regering op de motie van de leden Jasper van Dijk en Besselink1. Hoe graag deze
leden ook zouden zien dat wetgeving ter normering van de topinkomens in de publieke
en semipublieke sector snel gereed is, begrijpen zij dat het onmogelijk is om deze
wetgeving voor de zomer van 2009 aan de Kamer aan te bieden.
De leden begrijpen uit de brief van de staatssecretaris dat er geen afzonderlijk
wetsvoorstel wordt ontwikkeld voor het werkveld van OCW. Dat vinden zij ook een
begrijpelijke keuze. Met de staatssecretaris hechten de leden aan zoveel mogelijk
uniformiteit en eenduidigheid van de regelgeving voor in ieder geval de semipublieke
sector. Zij vragen de staatssecretaris wel of met het aangekondigde wetsvoorstel van
minister Ter Horst inzake de normering en openbaarmaking van topinkomens in de
publieke en semipublieke sector het mogelijk wordt om als regering een maximum
binnen een beloningscode voor te schrijven. De leden herhalen hier namelijk hun eerder
ingenomen standpunt, dat zij er vanuit gaan dat voor het voortgezet onderwijs ook
straks een maximum geldt dat niet boven het huidige ministersalaris uitgaat.
De staatssecretaris heeft in het interpellatiedebat aangegeven dat zij met steun van de
gehele Kamer in overleg gaat met de VO-raad over de beloningsleidraad, met als inzet
dat de schoolbesturen zich houden aan de cao. Is dat overleg geweest en wat is daarvan
de uitkomst, zo vragen de leden. Zij kunnen zich eigenlijk niet anders voorstellen dat de
VO-raad, na de antwoorden op de eerdere schriftelijke vragen van het lid Jan de Vries en
gehoord het verloop van het interpellatiedebat van het lid Jasper van Dijk, tot de
conclusie is gekomen dat de beloningsleidraad van tafel is en bestuurders of managers
alleen nog maar conform de cao worden betaald. Dat zou ook de verhoudingen met de
onderwijsvakbonden ten goede komen en juist in deze crisistijd het goede voorbeeld
geven, zo stellen de leden.
De leden van de PvdA-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de brief van
de staatssecretaris inzake het in te zetten wetgevingstraject voor het instellen van een
beloningsleidraad voor bestuurders in het voortgezet onderwijs.
1 Kamerstuk 31 889, nr. 3
1
De trage wijze waarop dit nu is voorzien, gaat teveel voorbij aan de noodzaak tot het
snel ter beschikking hebben van wetgeving die de beloningen voor bestuurder in het
voortgezet onderwijs reguleert.
De leden willen dan ook van de staatssecretaris weten in hoeverre zij zal en kan
bijdragen aan een versnelling van dit wetgevingstraject zodat deze wet sneller in de
Kamer ligt. Wat gaat zij doen om het wetgevingstraject via het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te versnellen?
Daarnaast willen deze leden weten welke andere mogelijkheden er nu binnen reikwijdte
van het ministerie van OCW liggen om, parallel aan het wetgevingstraject, op korte
termijn (uiterlijk najaar 2009) maatregelen te nemen ten behoeve van regulering van
beloningen voor bestuurders in het voortgezet onderwijs.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse de brief van de staatssecretaris
gelezen. Deze leden verbazen zich dat de regering pas in het voorjaar van 2010 een
kaderwet wil voorleggen aan de Kamer met betrekking tot het normeringbeleid in de
publieke en semipublieke sector. Waarom heeft de regering zo lang gewacht met het
maken van een wet voor maximering van de salarissen? Waarom wacht men nu nog
steeds zo lang? Wordt het regeerakkoord op dit punt wel serieus genomen? Is er
voldoende politieke wil om te komen tot snelle (kader)wetgeving? Waarom wordt er geen
werk gemaakt van de door minister Ter Horst aangehaalde ministeriële regeling om
tussentijds salarismaxima vast te leggen2? Bent u bereid om alsnog een ministeriële
regeling te maken, vooruitlopend op de wetgeving?
Deze leden vragen wat de zwaarwegende argumenten zijn om de motie van de leden
Jasper van Dijk en Besselink niet uit te voeren. De Kamer spreekt daarin uit dat de
regering vóór de zomer van dit jaar met een kaderwet moet komen over maximering van
salarissen in de gehele (semi)publieke sector. De regering wil pas in 2010 komen met
deze wet. Welke mogelijkheden zijn er om het wetgevingsproces te versnellen? Deze
leden wijzen erop dat er aan het begin van de kredietcrisis binnen een paar weken
maatregelen werden genomen, die het mogelijk maakte om banken te nationaliseren.
Waarom is het maximeren van de beloningen in de (semi)publieke sector niet onderwerp
van eenzelfde urgentie en politieke wil?
Het tweede deel van de motie, het wetsvoorstel voor een salarismaximum in het
onderwijs, wordt in zijn geheel niet uitgevoerd. Deze leden willen weten wat de
zwaarwegende argumenten zijn om hier de wil van de meerderheid van het parlement
naast zich neer te leggen. Wat zijn de redenen om voor `het werkveld van OCW´ slechts
beloningscodes vast te stellen? In hoeverre wordt hiermee voorbijgegaan aan het
regeerakkoord? Wat is de formele, wettelijke status van deze codes? En waarom worden
hier geen wettelijke maxima vastgesteld? De leden wijzen erop dat de Commissie Dijkstal
heeft geadviseerd om de onderwijssectoren onder het regime `salarismaximum' te
brengen. De staatssecretaris onderschrijft dit advies bij de begroting voor 20083. Dat
veronderstelt toch wetten en geen beloningscodes, zo vragen deze leden.
Bij de begroting voor het jaar 2008 spreekt de regering nog over `wettelijke verankering
van die codes in de onderwijswetten, inclusief het salarismaximum'4. Waarom wijkt de
regering nu af van dit uitgangspunt? Waarom schrijft de regering nu opeens dat er geen
`afzonderlijk wetsvoorstel voor het werkveld van OCW' komt5? Daarmee wordt er toch
een belofte gebroken?
Deze leden wijzen erop dat de bestaande beloningsleidraad in het voortgezet onderwijs
geen rem heeft gezet op de salarissen van bestuurders en managers, bijvoorbeeld in het
voortgezet onderwijs. Het tegendeel is eerder waar. Deelt de staatssecretaris deze
conclusie? Waarom zouden beloningscodes in de toekomst wel werken? Waar is dat
optimisme op gebaseerd? Wie gaan deze beloningscodes vaststellen? Krijgen ook het
personeel en de ouders daarover een stem? De leden wijzen erop dat te hoge beloningen
2 Kamerstuk 28 479 nr.41
3 Kamerstuk 31 700 VIII nr. 31
4 Kamerstuk 31 700 VIII nr. 31, vraag 23
5 Kamerstuk 31 889 nr. 4
2
van managers budget onttrekken aan het primaire proces. Bovendien leidt het tot een
(terechte) ergernis vanuit het onderwijspersoneel. Wat is daarop uw reactie?
De leden van de VVD-fractie hebben de brief van de staatssecretaris met belangstelling
gelezen en aanleiding gezien tot het stellen van de volgende vragen.
Deze leden vragen of de CAO, zoals door de VO-raad is vastgesteld, nu wel of niet geldt
voor bestuurders in het onderwijs. Voor welke bestuurders wel en voor welke
bestuurders niet? Hoe verhoudt zich dit tot de rol van werkgever en dus uitvoerder van
het CAO? Kan iemand binnen één functie werkgever en werknemer tegelijk zijn van
hetzelfde CAO? Op welke regels beroept de staatssecretaris zich hierbij?
Voorts vragen deze leden op welke bestuurders in het onderwijs is louter de
beloningsleidraad van toepassing en niet de CAO.
Ten slotte vragen deze leden wat het voor de onderwijssector betekent dat het
wetsvoorstel voor beloningscodes pas in 2010 naar de Kamer zal komen. Is het waar dat
de toezichthouders in het onderwijs vrij spel hebben om via de beloningsleidraad de
salarissen voor bestuurders het komende jaar weer te laten stijgen, zo vragen deze
leden.
3
II Reactie van de staatssecretaris
Graag ga ik in op uw vragen naar aanleiding van mijn brief van 27 maart 2009 (Tweede
Kamer, 2008-2009, 31889, nr. 4), waarin ik u op de hoogte heb gesteld van de
voortgang van het wetgevingstraject inzake de normering en openbaarmaking van
topinkomens in de (semi)publieke sector. Daarbij verwijs ik tevens naar eerder aan uw
Kamer verzonden stukken.
De leden van de CDA-fractie en SP-fractie hebben vragen gesteld over het
wetgevingstraject voor de onderwijssectoren. Ze vragen zich onder andere af of het met
behulp van het BZK-wetsvoorstel `Normering uit publieke middelen gefinancierde
beloning topfunctionarissen' (WNT) mogelijk wordt om als regering een maximum binnen
een beloningscode voor te schrijven.
Het is inderdaad mogelijk om voor een sector een maximum voor te schrijven. In het
kabinetsstandpunt op het advies van de commissie Dijkstal "normeren en waarderen"
over de normering van de topinkomens in de (semi)publieke sector (TK 28 479 nr. 38) is
aangegeven dat voor de onderwijssectoren het beloningsregime "salarismaximum" zal
gelden. Hierbij is bovendien aangegeven dat in de uitwerking van dit regime de minister
van OCW elementen wil betrekken als evenwichtige beloningsverhoudingen tussen
onderwijssectoren, aansluiting bij het loongebouw in de sector en het voorkomen van
een algemeen opwaartse druk op salarissen door de introductie of handhaving van een
maximum. Dit leidt mogelijk in sommige onderwijssectoren tot een beloningsmaximum
beneden het in de WNT vastgelegde plafond van 130% van het huidige ministersalaris.
Naar dit maximum wordt veelal gerefereerd als de `Balkenendenorm'.
Het kabinet hecht eraan de beloning van topfunctionarissen op uniforme en eenduidige
wijze te regelen. Om die reden is gekozen voor een (kader)wet voor de gehele
(semi)publieke sector en niet voor wetgeving per sector. In de wet van BZK zullen de
bevoegdheden op het punt van de beloning van alle bestuurders expliciet en veel meer
direct worden geregeld. Bovendien zal het gehele scala aan beloningscomponenten,
inclusief pensioenvergoedingen en ontslaguitkeringen, worden meegenomen in de
normering. Ook vormt deze wet de basis voor eventuele ministeriële regelingen.
Bovendien kan eigen wetgeving niet sneller worden gerealiseerd dan de in voorbereiding
zijnde wet van BZK. Daarmee is eigen wetgeving voor OCW, zoals genoemd door de SP,
overbodig en niet wenselijk.
De leden van de PvdA-fractie en SP-fractie vragen mij in hoeverre ik kan bijdragen aan
een versnelling van het wetgevingstraject zodat deze wet sneller in de Kamer ligt. Verder
vragen zij welke andere mogelijkheden er nu binnen reikwijdte van mijn departement
liggen om, parallel aan het wetgevingstraject, op korte termijn maatregelen te nemen. In
mijn brief van 27 maart 2009 (Tweede Kamer, 2008-2009, 31889, nr. 4) heb ik u op de
hoogte gesteld van het wetgevingstraject. Het kabinet is terdege doordrongen van de
urgentie om met wetgeving te komen. Van de minister van BZK, met wie ik meerdere
malen contact hebt gehad over de gewenste spoed, heb ik begrepen dat gezien de hoge
complexiteit van deze wetgeving, dit traject de tijd nodig heeft, zoals eerder met uw
Kamer is gewisseld. De minister van BZK heeft tijdens een AO op 9 september jl. in de
vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken aangegeven binnen afzienbare tijd te
gaan starten met de fase waarin belanghebbende organisaties over het wetsvoorstel
geconsulteerd worden.
U dringt aan op tussentijdse maatregelen. In dit verband deel ik u mee dat ik mij in de
tussenliggende periode maximaal inspan om in voorkomende gevallen adequaat op te
treden. De afgelopen tijd heb ik in dat kader de VO-raad er meerdere malen op gewezen
dat alle partijen zijn gehouden aan de CAO VO. Bovendien wil ik voorkomen dat, tijdens
de periode tot het inwerking treden van de wetgeving, zich nieuwe benoemingen
voordoen, waarvan ik de beloning buitensporig vind. Daarom doe ik op basis van mijn
huidige bevoegdheid alles wat in mijn vermogen ligt om buitensporige beloningen te
4
voorkomen en waar nodig daartegen op te treden. Op 28 september jl. heb ik het ROC-
Friesland in kennis gesteld dat ik overga tot inhouding van een deel van de rijksbijdrage
wegens ondoelmatige besteding van overheidsmiddelen. Indien zich dergelijke gevallen
van ondoelmatige besteding van rijksmiddelen in de VO-sector voordoen, zal ik op basis
van mijn huidige bevoegdheden dezelfde aanpak hanteren.
Verder stellen de leden van de CDA-fractie en VVD-fractie een aantal vragen die verband
houden met de relatie van bestuurders tot de CAO.
De leden van de CDA-fractie vragen of er overleg is geweest met de VO-raad over de
beloningsleidraad, met als inzet dat de schoolbesturen zich houden aan de CAO. Dit
overleg is gevoerd, hierbij zijn de standpunten gewisseld. Ik heb aangegeven dat
instemming van de sociale partners noodzakelijk is indien men voor een bepaalde
personeelscategorie (bv. bestuurders) aparte afspraken wil maken. Verder is gesproken
over het overleg van de VO-raad met de personeelsorganisaties inzake de beloning van
bestuurders. Dit overleg loopt nog. Zolang tussen de sociale partners geen afwijkende
afspraken zijn gemaakt, zijn de schoolbesturen gehouden aan de CAO.
De leden van de VVD-fractie vragen zich tot slot af of de CAO nu wel of niet geldt voor
bestuurders in het onderwijs. Ook in de vervolgvragen gaan de leden in op de rol van
werkgever en dus uitvoerder van de CAO en de mogelijke dubbelrol die een bestuurder
vervult. Het antwoord hierop is dat de werkingssfeer van de CAO zich ook uitstrekt tot de
bezoldigde bestuurders met een arbeidsovereenkomst. Hoewel de VO-raad de
werknemersorganisaties daar in het CAO-overleg meermalen om heeft verzocht, is de
werkingssfeer van de CAO tot dusver niet aangepast. Dit betekent dat de CAO nog steeds
van toepassing is op bezoldigde bestuurders. Ik verwijs in dit verband mede naar een
uitspraak van de Bezwarencommissie CAO-VO op 9 februari 2007. Volgens deze
uitspraak vallen de bezoldigde bestuurders onder de CAO-VO zolang de wetgever en
CAO-partijen geen wijzigingen in de wet en CAO hebben doorgevoerd. Bovendien blijkt
uit de brief van de Aob d.d. 12 maart jl. (kenmerk 572407 GDI/HKC) aan de VO-raad,
die ook in afschrift aan uw Kamer is gestuurd, dat de Aob deze visie eveneens deelt.
Bezoldigde bestuurders met een arbeidsovereenkomst zijn in dienst van de
rechtspersoon en worden o.a. benoemd door een Raad van Toezicht die hun
arbeidsvoorwaarden vaststelt. De positie van bestuurders in het VO als personeelsleden
wordt geformaliseerd in het wetsvoorstel Goed onderwijs, goed bestuur (Tweede Kamer
2008-2009, 31828, nr. 2) dat op 8 en 9 september jl. met uw Kamer is besproken.
Bezoldigde bestuurders stellen dus niet hun eigen arbeidsvoorwaarden vast. Of deze
arbeidsvoorwaarden worden opgenomen in de CAO van het overige personeel of in een
afzonderlijke regeling is in het voortgezet onderwijs een aangelegenheid van de sociale
partners. Wel is ook een afzonderlijke regeling voor de beloning van bestuurders
onderwerp van overleg met de personeelsorganisaties.
Overigens regelt de BZK-wet inzake de normering van topinkomens de maximering van
beloning van alle bestuurders in de (semi)publieke sector, mét of zonder arbeidsovereen-
komst.
Daarnaast vragen de leden zich af voor wie de beloningsleidraad van toepassing is en of
de toezichthouders vrij spel hebben om via de beloningsleidraad voor bestuurders de
beloning de komende jaren te laten stijgen.
De beloningsleidraad in de huidige vorm is een aangelegenheid van de sociale partners.
De VO-raad en de personeelsorganisaties zijn in overleg over de inhoud van die leidraad
en de reikwijdte daarvan. De rol van de toezichthouders ten aanzien van o.a. de
vaststelling van de (indexatie van) beloning van bestuurders is duidelijk beschreven in
het wetsvoorstel Goed onderwijs, goed bestuur. Zij zijn gehouden aan de afspraken die
door de sociale partners (nog) worden gemaakt en dienen zich te conformeren aan de
beloningsafspraken zoals die straks op grond van de wet `Normering uit publieke
middelen gefinancierde beloning topfunctionarissen' gemaakt worden.
5
Inmiddels heeft de VO-raad de Raden van Toezicht geadviseerd om, in het geval de
beloningsleidraad wordt gehanteerd, uit te gaan van een salarismaximum van 135.000
in plaats van het maximum in de beloningsleidraad van 178.400.
6